zondag 23 maart 2025

Galapagos en de balans

Zo, en hoe gaat het verhaal verder op de Galapagos?

Mijn laatste ochtend op Isabela eiland komt het er dan toch onverwacht van: zwemmen met een zeeleeuw! Daar hoef je dus niet eens een tour voor te boeken. In een baaitje vlakbij de haven wachten de zeeleeuwen gewoon op weer nieuwe snorkelaars om mee te spelen. Ik ben blij dat ik ergens al had gelezen dat ze je ‘voor de gein’ lichtjes bijten, anders was ik me kapot geschrokken van inderdaad een ‘plaag-bijtje’ in mijn been. Het is Zeeleeuws voor: ‘Hey you, kom je spelen?’ Het spelen komt vooral bij de mensen niet helemaal vanzelf, want indrukwekkend blijft het om toch een vrij groot beest met twee van die bolle zwarte ogen in dat koppie recht op je af te zien komen!

Op de kant is een dikke zeeleeuw precies gaan liggen op het bankje waar ik me om wil kleden. Verschillende grote Iguana’s liggen ook lekker te zonnen en de koraalrode krabben dribbelen op hun ‘spitzen’ van links naar rechts. Het is hier heel gewoon om drie of vier diersoorten moeiteloos op een foto te kunnen vastleggen. En dat is toch eigenlijk best bijzonder in het wild.

Omdat veel boten tussen de eilanden al volgeboekt zijn heb ik maar een middagboot geboekt. Ik moet weer terug naar het eerste eiland, Santa Cruz, om door te kunnen reizen naar het derde en laatste eiland. Het komt me nu goed uit, want ik heb weer ‘telefoon-stress’. Ik ben hele nachten in de weer met snoertjes en reset’s, maar het kolere ding wil maar niet laden en op het hoofdeiland zit mijn telefoonmannetje. Ik heb sowieso allerlei gekke technische dingetjes deze dagen. Het is me al drie keer gebeurd dat mijn telefoon ‘verspringt’ naar ‘Quito’-tijd; een uur later. Ik ben dus twee keer -na heel erg haasten- een uur te vroeg voor een boot en zit één keer om 05:00 uur ’s ochtends in plaats van 06:00 uur aan het ontbijt! Er zijn grappig genoeg altijd een paar iPhone-bezitters om me heen met hetzelfde probleem.

In de ferry check ik alvast even hoe ik naar mijn hostel moet lopen vanavond. Google Maps doet rare dingen en ineens begrijp ik waarom: ik heb voor vanavond per ongeluk een hostel in Mexico geboekt! Het heeft dezelfde naam als het hostel dat ik getipt kreeg voor vanavond, maar het is dus in een ander land! Vanuit de boot cancel ik Mexico en boek ik snel een hostel op de Galapagos. Haha, gratis annulering, niks aan ’t handje… leve Booking (en het zijn commerciële uitbuiters, dat ook!)

Het telefoonmannetje heeft zijn baas ingeschakeld voor mijn moeilijke casus en van de baas krijg ik de volgende dag weer een nieuwe kabel. En verdomd, die blijkt wel te werken. Ik snap er helemaal niks van, maar dat hoeft ook niet. Het werkt! Ik heb nog net tijd in de ochtend voor een snorkel in ‘Las Grietas’; een soort gang tussen de rotsen waar je doorheen kunt snorkelen. Het is weer bloedheet, dus het ijskoude water tussen de rotsen is heerlijk. Er is geen vis te zien en de mensen schreeuwen me te veel, maar hier gaat het vooral om de unieke plek. Ik vind het sowieso een uitdaging om de mensen ‘uit’ te zetten bij de tours; voor je het weet zit je een gesprek over eetstoornissen tussen twee Amerikaanse meiden te volgen als je eigenlijk gewoon van de omgeving wilt genieten.

Ik neem mijn allerlaatste boot naar het laatste eiland; San Cristobal. De snelheid van de boten went en het pakje Cinnarizine is al bijna leeg. Ik wil thuis een standbeeld oprichten voor Janny uit Castricum, de vriendin van mijn moeder die bij de apotheek werkte en haar deze tip gaf tegen reisziekte; deze tip is echt een standbeeld waard. Op San Cristobal tref ik mijn twee Duitse matties uit de Amazone. Het gaat nog steeds veel over ‘Racoons’, maar gelukkig af en toe ook over iets anders. Ik kom erachter dat ik precies even oud ben als de moeder van een van de twee. Blijft bizar, want onze dynamiek is er eentje van ‘fellow travellers’. Het is wel grappig dat ik die avond nog nooit zo goedkoop heb gegeten en zij nog nooit zo duur.

Op vrijdag doen mijn ‘stalkertjes’ en ik de ‘360 graden tour’; een beroemde snorkeltour waarbij je het hele eiland rondvaart. We zitten aan boord met twaalf mensen, waarvan er eentje niet kan zwemmen (??). Binnen no time worden tien van de twaalf mensen zeeziek; er wordt overgegeven tijdens het snorkelen en over de rand van de boot. Dankzij Janny heb ik nergens last van (standbeeld!). De gids is een uitermate irritant ventje, die overdreven enthousiast ons de dag van ons leven wil laten hebben, maar ondertussen totale chaos laat bestaan in het water en de zeezieken compleet negeert. Alleen maar bezig met haaien en reviews.

Maar goed, we zijn bij Kickers rock; een highlight die bekend staat om de ‘hammerhead-haaien’. Er is mega stroming, het klotst als een gek en hoe ik ook mijn best doe, ik zie steeds maar een deel van de haaien onder me en nooit het kenmerkende ‘hamer-hoofd’. Ik zie wel de prachtige Frigate vogel, die zijn vuurrode hals kan opblazen als een ballon, maar ik heb geen verrekijker bij de hand en ik probeer te overleven in het klotsende water.

Zo jakkeren we de hele dag met een reuzensnelheid door het water, om die 360 graden maar te halen. De sfeer op de boot is niet uitzinnig; hoe enthousiaster de gids doet, hoe chagrijniger de zieke snorkelaars. Ik merk dat ik het lastig vind om zo’n dag totaal geleefd te worden; ik voel me opgejaagd en ik moet erg mijn best doen om een beetje bij mezelf te blijven. De laatste stop is een prachtig luw turquoise meertje, waar we drie kwartier zwemmen met zeeschildpadden; adembenemend om hen door het water te zien ‘zweven’. Eén schildpad wordt omringd door visjes die hem ontdoen van de algen op zijn schild; een prachtig gezicht. Die ontmoetingen met dieren vind ik DE reden om naar de Galapagos te komen, als er tenminste geen druiloor met een ‘Go Pro’ onderwater camera op een stick tussen jou en het dier komt zwemmen. En dat risico is hier groot. Het heeft ook voordelen; het is leuk om na deze dag alle Go Pro-filmpjes van de gids te ontvangen. Fooi krijgt ie helaas van niemand.

Mijn laatste dag van de reis heb ik vooral geen zin meer om te haasten. Ik heb een uitermate interessant gesprek met de Zwitserse eigenaresse (rond de 60, schat ik) van mijn hostel die getrouwd is met een local. Ze vertelt dat ze al veertig jaar eigenlijk niet integreert, want de lokale bevolking houdt er nogal conservatieve ideeën over vrouwen op na. Ze vertelt over het wankele evenwicht qua aantallen toeristen op de Galapagos en de bronnen die er zijn. Wanneer is de grens bereikt? Water en energie zijn zeer schaars. Moeten ze zout water proberen zoet te krijgen om in drinkwater te kunnen blijven voorzien? Bijna alle ‘locals’ kiezen voor de korte termijn; meer hotels, meer toeristen en meer inkomsten. De kansen voor exclusief eco-toerisme die ik hier zie -en de eigenaresse en tevens gids is het helemaal met me eens - zouden net zoveel geld in het laatje brengen, maar het natuurlijk evenwicht van alles beter in stand houden. De locals houden zich weinig bezig met wereldproblematiek en de Zwitserse zit zich te verbijten, omdat zij wel ziet wat de mondiale invloeden zijn op de Galapagos. Allemaal dilemma’s rondom de juiste balans. Ik ben met mijn bezoek ‘onderdeel van het probleem’ en heb daarom weinig recht van spreken, maar het houdt me wel bezig.

Ik heb behoefte aan alleen afscheid nemen van de Galapagos en eigenlijk van de hele zeven weken op pad zijn, dus ik wimpel mijn ‘stalkers’ even af. Ik maak een vrij inspannende hike naar een verlaten strand, waar ik helemaal alleen in de zee tussen de schildpadden en de Iguanen zwem. Ik probeer iedere stap -van steen naar steen - zorgvuldig te zetten, want het is geen handige tijd en plek voor een verstuikte enkel. Het is tijd voor -een door Marieke bestelde - epiloog:

Ik heb enorm genoten van dit avontuur. Ik heb weinig talent voor voorpret, maar gaandeweg realiseerde ik me dat ik zoveel dingen leuk vind aan reizen. Je test je grenzen, je spullen en je lijf en je improvisatie vermogen. Alles wordt weer even optimaal benut. Je leeft een stuk intensiever dan thuis. Je leeft vanuit je koffer en je hebt daarmee al veel ruis verwijderd.

Ik vond het solo reizen veel fijner dan gedacht. Alleen eten in een restaurant beschouwde ik als een gegeven en werd daarmee niet zo ‘awkward’ als ik had gevreesd. Ik vond het prima reizen met mijzelf als gezelschap en dat treft voor een mogelijk volgend avontuur; onze agenda’s lopen namelijk naadloos in elkaar over! Ik vond het ook leuk om af en toe samen op te trekken met anderen, maar met mate, want ik ga al snel zo op in het sociaal verkeer, dat ik de omgeving minder goed in me opneem. Wel heel leuk: die slinger van mensen die je korter of langer spreekt op je trip; een ketting van random ontmoetingen met mensen die soms best vertrouwd voelden.

Ik vond het heerlijk om alles op te schrijven. Het kost tijd, maar het is ook mijn manier van ‘processen’. En het is heel leuk om reacties te krijgen en het gevoel te hebben dat mensen een beetje met je meereizen. Shout out naar jullie! Wat ontzettend leuk dat jullie erbij waren!

Het waren zeven weken zonder al te veel wereldnieuws. Ik checkte af en toe Nu.nl, maar veel details drongen niet door. En -heel eerlijk- ik vond dat ook wel even lekker; even pauze van voornamelijk stom en demotiverend nieuws. De locals leken er ook niet mee bezig; ik zag niemand een krant lezen en ik zag weinig nieuws op TV voorbij komen. Best apart dat er geen interesse lijkt, maar ook best een fijne tegenhanger voor ons kikkerlandje, waar we soms een beetje doorslaan met elke zin van Trump dood-analyseren aan maar liefst drie talkshow tafels per avond. Maar goed, de vrienden hebben flink gedemonstreerd de afgelopen weken, dus ik zal waar nodig ook weer mijn steentje gaan bijdragen.

Een volgende keer zou ik meer willen investeren in het leren van de taal vooraf. Ik heb de gesprekken als bron van informatie met bijvoorbeeld taxichauffeurs wel gemist. Je krijgt gewoon minder mee. En het viel me van mezelf tegen dat ik toch vrij snel te verleiden was tot het nemen van vluchten, waar ik thuis nog perse alles over land wilde doen. Maar soms was het niet veilig en soms gewoon te vermoeiend om een hele dag in een bus te zitten.

Voor mij -als vijftiger met een koffer- hoort bij reizen inmiddels blijkbaar ook een zekere mate van comfort. Want reizen is soms best hard werken! Al het plannen en boeken onderweg en toch ook ‘in het nu’ blijven. Best een tricky balans. Hoeveel contact met thuis? Goed op je spullen letten, bagage eindeloos herpakken en elke dag inhoud daypack bepalen, situaties inschatten (gaat deze taxichauffeur mij A. thuisbrengen of B. verkrachten? Waar moet ik precies de bus uit? Zou de boot nog komen of kwam die aan in een andere haven?), altijd laagje zonnebrand want dicht bij de evenaar en oh help alweer bijspuiten met Deet tegen de muggen, want het begint te schemeren. Zorgen die je thuis niet of minder hebt.

Maar bovenal voelde ik me een hele erge bofkont; dat dit zomaar kan! Dat ik weg mocht van de ‘baas’! Zeven weken je eigen zin doen. Zeven weken in andere bedden slapen. Zeven weken uit eten. De vrijheid om zoiets te doen en -in mijn geval - er weinig thuis voor te hoeven organiseren. Je reist door landen waar mensen alleen maar kunnen dromen van een bezoek aan Europa, dus ik heb mijn ‘privilege’ elke dag gevoeld. En dat het allemaal zo goed is gegaan. Op hoeveel manieren er niet iets mis kan gaan tijdens zo’n reis; een ongeluk of een vitaal bagagestuk kwijtraken. En dat mijn lijf het zo goed doet. En dat er geen (al te) gekke dingen gebeurde aan het thuisfront. Allemaal dikke mazzel. Tel je zegeningen.

Het was een feest -om met Marlies te spreken- om te mogen ontdekken waar andere mensen elders op de wereld mee bezig zijn. Hoe het er daar uit ziet, ruikt en proeft. ‘There is a whole world out there!’. Dat gevoel. Dat is weer goed gaan kriebelen en borrelen en zal -als mijn ecologische voetprint het toestaat - vast wel weer een bron zijn voor nieuwe avonturen.

dinsdag 18 maart 2025

Galapagos en het perfecte plaatje

Het is mijn vijfde dag op de Galapagos eilanden en ik ben op het tweede eiland van de drie waar ik verblijf. Vandaag komt de regen met bakken uit de lucht, dus een goed moment voor reflectie op mijn terras dat uitkijkt op het ‘Flamingo-meer’ van het eiland Isabela. Er zitten maar liefst drie Flamingo’s in het meer, ze zijn ongekend roze, maar ze weigeren te komen poseren voor een fotootje.

Galapagos is wat je noemt een ‘sterk merk’. Je denkt onmiddellijk aan zonovergoten, verlaten stranden waar de meest bijzondere dieren zich in alle afzondering ophouden. En dat is ook zo in het echt. Maar dit is alleen maar de wereld van de natuurdocumentaires. En dat is slechts een deel van het verhaal. Er is nog zoveel meer; er zijn ook ‘gewone’ dorpjes met lelijke huizen, met afval, souvenirwinkeltjes, er is veel regen en er zijn heel veel witte Toyota pick-up trucks die als taxi’s fungeren.

Het kan dan ook niet anders dan dat die twee werkelijkheden kortsluiting veroorzaken in je hoofd de eerste dagen hier; alles wat niet in het ‘perfecte plaatje’ past moet je inpassen in een nieuw realistisch beeld van de Galapagos. En dat is een klusje, want iedereen helpt mee met het instant houden van dat perfecte plaatje. Bijvoorbeeld door geen foto’s van afval te sturen naar het thuisfront. Zo zaten mijn ouders en ik ooit op de Malediven -ook zo’n droombestemming - in een rommelig dorpje, op een heel ‘gewoon’ strandje naast een oorverdovend loeiende generator verre van paradijselijk te wezen. Alleen bij de allerduurste resorts proberen ze hardnekkig ‘het echte leven’ buiten beeld te houden, maar moet je dat wel willen? We zijn door Instagram en internet allemaal ‘gebrainwasht’ door de beelden die beklijven; dat zijn nooit de muggen, regenplassen en de vuilniszakken.

(Full disclosure; ik loop nu overigens even naar de juiste plek aan het meer voor de perfecte foto van een Flamingo van zo dichtbij mogelijk. Zie je, ik ben geen haar beter ;-)

Het lijkt dus de kunst om het ‘perfecte plaatje’ een beetje los te laten, want anders ligt een gevoel van teleurstelling op de loer. Pas dan komt er ruimte om te zien dat er inderdaad veel bijzondere dingen gebeuren op deze eilanden. Waar anders struikel je -meteen bij aankomst op het vliegveld- over een zeeleeuw, die daar lekker ligt te zonnen. Ik weet nog steeds niet of ie daar expres is neergelegd.

Op de Galapagos eilanden zijn de dieren de baas en de mensen te gast. Het is de natte droom van de Partij voor de Dieren. Overal krijg je de waarschuwing dat je twee meter afstand moet houden van de dieren, maar de dieren houden zich daar helemaal niet aan! Op veel bankjes in de dorpen liggen zeeleeuwen languit gapend hun roes uit te slapen of in de haven de weg te versperren. Mensen moeten omlopen of plaats maken. Ighuana’s liggen ook overdwars op de warme stoep en op de zonnige stranden met hun lodderige blik. Ze lijken zich van de mensen weinig aan te trekken. Pelikanen zitten op het dorpsplein en kleine haaitjes zie je zo zwemmen in het heldere water in de haven. Gisteren op de fiets reed ik bijna tegen een reuzenschildpad aan, die het gelukkig te druk had indruk te maken op een andere reuzenschildpad. Ik maakte een foto van hun ‘kus’ en kwam gevaarlijk dichtbij het perfecte plaatje.

Op het eerste eiland Santa Cruz ben ik -voordat het licht wordt- al op weg naar ‘Turtle Bay’. Ik zie daar inderdaad een schildpad heel moeizaam met dat zware schild zich een weg naar de zee banen. Dat er om 07:00 uur ’s morgens al negen fotograferende mensen om die ene schildpad heen staan fotografeert dan weer niemand! In het water van Turtle Bay zie ik al snorkelend op twee meter een reuzenschildpad zwemmen, maar het water is zo troebel, dat ik hem alleen maar boven water kan zien. In de loop van de ochtend wordt Turtle Bay zo loeidruk, met allemaal kirrende Chinezen die tot hun middel in het water staan, dat ik snel terugloop door het dorp. Snel wandelen en deze temperaturen zijn geen goeie combinatie. Het is bloedheet en met een vuurrood hoofd ben ik de uitdroging net voor met een ijskoud Cola-infuus bij het eerste de beste barretje van het dorp.

Op de tweede dag doe ik een snorkeltour in een boot naar een klein eilandje (Santa Fe). Het snorkelen is chaotisch met te veel families aan boord. Het indrukwekkendst is de tweede snorkelplek met azuurblauw water -als in een zwembad- en een groep zeeleeuwen, die zich onder luid gebrul van de rotsen in het water vlakbij ons laat glijden. We houden afstand in verband met een agressieve mannetjes zeeleeuw, maar ik zou in zijn geval - met vijftien snorkelaars zo dichtbij- ook agressief worden. De boot manoeuvreert zich opdringerig richting de beroemde blauwvoet Booby vogels (T-shirts met ‘I like my boobies’ verkrijgbaar in de souvenirsshop). De laatste stopplek stelt teleur, behalve dat ik ineens een haai van ongeveer twee meter op me af zie komen. Een meisje uit Londen is zeer opgetogen over deze ontmoeting; deze ontbrak nog aan haar checklist.

Ik ben het meest opgetogen over mijn ontmoeting met een vriendelijke Venezuelaan die een telefoonreparatie-winkel heeft in het dorpje. Ik kan ineens mijn telefoon niet meer opladen en met het oog op contact met thuis en de perfecte plaatjes hier, krijg ik bijkans een paniekaanval van het idee dat ik het zonder telefoon moet stellen. Gelukkig kan hij met een schoonmaakbeurt het apparaat weer werkend krijgen. Ik kan de goeie man wel zoenen! (En koop ter voorkoming van meer stress de hele winkel leeg, met nieuwe kabels, adapters en stekkers).

Ik mag dan niet bang voor spinnen zijn, maar dus wel voor het verlies van mijn telefoon. En voor boottochtjes op woelige baren. Dat laatste is helaas een must als je je hier van het ene naar het andere eiland wilt verplaatsen. Ik meld me om dan ook om 06:00 uur ’s ochtends in de haven -zonder ontbijt, maar met het inslikken van een half pakje reispillen- en laat me met frisse tegenzin inschepen. Tweeeneenhalf uur varen is het naar het volgende eiland. Uit mijn grote koffer toverde ik een grote koptelefoon en met een podcast leid ik mezelf behoorlijk af tegen het bonken op de golven. Het lijkt bijna wel of ik een beetje uit mijn lichaam treed en dat vind ik een behoorlijk slimme zet van mijn lichaam.

Het nieuwe eiland Isabela heeft - naast veel wateroverlast in het dorp- ook een relaxte vibe. Er is een strand en na mijn fietstocht -die heel heet is- kan ik bij een ondergaande zon in zee zwemmen. Ik top het af met een cocktail bij de beachbar; als een mens daar niet gelukkig van word!

Vandaag deed ik een tour naar de binnenlanden en bekeek ik de vulkaan. Nou ja, ik zag geen hand voor ogen door de mist, dus bekijken is een groot woord. Het heeft vijf uur onafgebroken geregend, ik was nat tot aan mijn ondergoed, ik sopte in mijn hikingschoenen en dat 16 kilometer lang. Het lavalandschap was wel heel bijzonder en maanlandschap-achtig. De gids begon met te zeggen 'We go slow, it's not a competition' om er vervolgens sprintend vandoor te gaan. Hij liep voortdurend één kilometer vooruit op de groep, in plaats van ervoor te zorgen dat iedereen veilig weer ‘thuis’ zou komen. Bizar onprofessioneel op een uitdagend en kletsnat parcours. Je zult je enkel maar verzwikken en de gids zit zo ongeveer alweer in de bus naar huis! Afijn, wel veel leuke gesprekken gevoerd met bijvoorbeeld een Frans stel van mijn leeftijd die één jaar aan het reizen zijn; stel je toch eens voor!

Trouwe lezertjes zullen het niet geloven, maar ik heb voor het laatste eiland een snorkeltour geboekt met de twee Duitse meisjes met wie ik in de Amazone naar ‘racoons’ heb gezocht. Mijn 'stalkertjes' zeg maar. Ze hebben inmiddels al mijn oude berichten op Instagram geliked en ze sturen me om het uur ‘voice messages’ die ik niet beluister, dus dat wordt nog wat. Mocht ik nog energie over hebben na deze ontmoeting, dan doe ik nog een -laatste!- Polarstep.

vrijdag 14 maart 2025

Guayaquil en de lege straten

Ik probeer deze ‘step’ kort te houden, want dit is bepaald geen hoogtepunt van de reis. Maar ik wil het toch beschrijven, omdat ook dit bij reizen in dit land hoort. Ik ben in Guayaquil, de tweede stad van Ecuador, omdat ik ooit bedacht had dat het handig zou zijn om van hier naar de Galapagos te vliegen. Niet dus. Ik had dat beter vanuit Quito kunnen doen, dat is voortschrijdend inzicht. Zoals inmiddels genoegzaam bekend heb ik niet alles vooraf tot in de puntje uitgezocht en dat heeft soms consequenties.

Goed, eergisteren hoorde ik van medereizigers op de vulkaantour dat het heel gevaarlijk is hier in Guayaquil. Ik had alweer een tijdje niet op de app van Buitenlandse Zaken gekeken en was eerlijk gezegd een beetje verbaasd. Dat liet ik natuurlijk niet merken aan mijn medereizigers, voor je het weet denken ze dat je niet geïnformeerd bent! Ik krijg van vrienden uit Nederland artikelen uit de Economist toegestuurd over de politieke situatie in Ecuador, maar het is ironisch genoeg nou niet zo dat je er hier -als niet-Spaans sprekende toerist- in het land zelf er automatisch heel veel van meekrijgt. Heel bizar eigenlijk.

Maar goed. Er zijn hier dus ‘shootings’ tussen bende-leden op straat en er wordt ook wel eens een toerist gekidnapt. Bijvoorbeeld door een taxichauffeur. Dit alles omdat de drugshandel is verplaatst van Colombia naar Ecuador en het gerelateerde geweld en de criminaliteit blijkbaar oplaait in deze stad. En uitgerekend in deze stad moet je -met betaalautomaten die per dag maar 300 USD uitspugen- al je cash voor Galapagos bij elkaar schrapen. Daar zijn maar weinig ATM’s. Het is best een ongelukkige combi.

Zo’n kidnapping wil je niet als je alleen maar op weg bent naar de Galapagos. Het zou toch zonde zijn van alle hotelreserveringen. Ik boek vanaf het vliegveld dus een Uber, omdat die veiliger zijn dan taxi’s. Je krijgt hier een code voor je rit die de chauffeur moet intoetsen als extra veiligheidsmaatregel. Dat niet een of andere malloot je komt ophalen voor iets dat toch een kidnapping blijkt te zijn. Ik word keurig afgezet bij het hotel. In het hotel vraag ik of het safe is om buiten te lopen. Volgens de receptie wel, een paar ‘blocks’ rond het hotel, alleen ’s avonds is het minder veilig.

De twee uur dat het nog licht is ga ik toch even een rondje lopen. Ik navigeer met Google Maps op mijn telefoon, maar het is hier niet zo’n goed idee om opzichtig met je telefoon door de stad te gaan lopen. Ik gok dus welke kant het centrum op is en ik gok precies verkeerd. De straten zien er heel ‘smoezelig’ uit. Mensen kijken mij verbaasd aan en hier en daar wordt ik begroet. Geen teken dat ze dagelijks veel toeristen zien. Veel dichte rolluiken, van olie doordrenkte werkplaatsen, een enkele dakloze die tegen de rolluiken ligt. Ik oriënteer me op een oude kerk, omdat ik denk dat daar een soort van centrum is. Een kerk blijkt ook handig om ongestoord op je Google Maps te kijken en te constateren dat je dus verkeerd loopt. Buiten de kerk lange rijen met zeer armoedig ogende mensen. Ze wachten op misschien een maaltijd of verzorging; ik kom er niet helemaal achter.

De sfeer op straat is niet vrolijk. Het is een beetje grimmig. Ik word er niet blij van. In het centrum is het iets drukker, maar ik zie geen enkele andere toerist. Winkels zijn niet uitnodigend, de ‘vibe’ is niet feestelijk. Zo slinger ik me van kerk naar kerk om op mijn telefoon te kunnen kijken, soms zelfs tijdens de dienst! Ik word nog een gelovig mens! Veel lelijke vieze gebouwen, tussendoor ook veel mooie verweerde koloniale panden, maar alles ademt vergane glorie. Ik zoek dekking in waarschijnlijk 'de trots van Guayaquil’; de beveiligde nieuw gebouwde boulevard ‘Malecon’ met allerlei speeltoestellen en een winkelcentrum. Allemaal zeer lelijk en ongezellig. Het water van de zee is bruin en er drijft veel troep in. In het winkelcentrum zoek ik op mijn telefoon naar een restaurant. Dit heb ik echt nog niet meegemaakt, dat je niet weet waar je moet eten! Ik beland uiteindelijk in een restaurant op de boulevard -leeg- waar een ober heel erg zijn best doet Engels te praten.

Over taal gesproken; er is sprake van een merkwaardig fenomeen. Waar ik in Colombia nog best redelijk Spaans probeerde, lijkt mijn Spaans de laatste weken non-existent. Ik weet totaal niet meer hoe ik een zin moet beginnen tegen de taxichauffeur, ik ben alles weer kwijt. Heel vreemd. Het steeds Engels praten met medereizigers helpt hier niet bij vrees ik en ik heb het Spaans ook een beetje ‘opgegeven’ lijkt. Heel stom vind ik dat van mezelf.

Het is inmiddels donker. Mijn hotel is maar een paar straten verder, maar ik besluit toch een Uber te bestellen via mijn telefoon. Beter safe than sorry. Met die telefoon in mijn hand blijf ik naast een beveiliging mannetje staan, voor de zekerheid. Bij het hotel vraag ik of ze iets zoets te koop hebben; ik heb enorme zin in een koekje. Dat moet gekocht worden in een winkeltje aan de overkant en ik krijg dus speciaal een beveiliger mee van het hotel! Heel gênant, het is heel druk bij het winkeltje, dus de beveiliger moet zeker tien minuten naast me wachten tot ik met mijn kindervinger naar de chocoladekoekjes wijs. De koekjes heten ‘Krispiz’. Dat ook nog eens.

Mijn hotelkamer voelt als een gevangenis die avond. Wel eentje met koekjes gelukkig. De TV is stuk. Er loopt geen mens meer op straat inmiddels. Blij dat ik hier morgen weer vertrek.

woensdag 12 maart 2025

Cotopaxi, de vulkaan en de hoogteziekte

Ecuador heeft zoveel variatie in zijn bezienswaardigheden dat ik ook nog persé een vulkaan wil zien voordat ik vrijdag -als laatste bestemming- afreis naar de Galapagos-eilanden. Het wordt de op een na hoogste vulkaan van Ecuador met een hoogte van meer dan 5000 meter. Ik boek een tour vanuit Quito, de vulkaan ligt slecht 50 km van de hoofdstad.

Ecuador staat bekend om zijn vulkanen. Cotopaxi is een actieve vulkaan en in 2016 is er voor het laatst een eruptie geweest. Nu komt er ook een beetje rook uit de top, zien we vanuit de busraampjes en de levendige gids ‘Irene’ maakt er flauwe grappen over. Dat we niet verzekerd zijn tegen erupties en van die dingen. We zitten met acht reizigers in een kleine mini-bus. Het leukst vind ik de twee toeristen van de Galapagos-eilanden; een tante en haar kleine neefje Julio. Julio stelt de gids voortdurend vragen en deelt ‘Yuca-chips’ uit in de bus. Al zijn vragen gaan over de kans dat we sneeuw gaan zien. Hij kan duidelijk niet wachten!

De eerste stop is voor ontbijt, want we zijn om 07.15 vertrokken. Van gids Irene moeten we ook cola en een chocoladereep kopen om hoogteziekte bij de beklimming van de vulkaan straks tegen te gaan. Ik heb me gisteren natuurlijk maar weer half voorbereid -dat is het nadeel van last-minute beslissingen- dus ik had nauwelijks door dat we ook echt die vulkaan op zouden gaan. Ik heb gisteren wel een volledige winteruitrusting gekocht op de ‘Artisanale Markt’: een muts, handschoenen en een Alpaca trui met heuse Alpacaatjes erop; de Ecuadoriaanse variant op de gezellige Scandinavische wintertruien. Wat helaas niet op de paklijst stond voor deze trip zijn pillen tegen hoogteziekte. Ik hoor dat de overige deelnemers aan de tour allemaal wel de juiste pilletjes achter hun kiezen hebben. Sommige mensen doen wel aan grondige voorbereiding.

Volgende stop is het informatiecentrum van het National Park Cotopaxi. We hebben bij een kraampje nog snel thee van Coca bladeren gehaald; ook tegen de hoogteziekte. De vulkaan zelf is helaas alweer in nevelen gehuld. Tijdens de uitleg van onze gids hang ik als een slappe pop over de vitrines met maquettes; ik ben verdorie nu al hoogteziek en die hele klim moet nog beginnen! Ik vraag uit voorzorg of je ook halverwege de klim terug mag keren. Dat mag van Irene, als je je maar bij haar afmeldt.

Aan de voet van de vulkaan is een parkeerplaats waar de chauffeur op ons zal wachten. De bedoeling is dat wij van hier naar het basiskamp (een soort ski-hut) op 4.864 meter hoogte lopen. Ik voel me licht in mijn hoofd, kortademig en een beetje misselijk. Irene drukt ons op het hart niet te hard te lopen. Voetje voor voetje schuifelen we omhoog. Ik lijk wel een bejaarde, zo langzaam ga ik. Ik heb mijn mond open en hoor mezelf hijgen. Ik krijg veel te weinig zuurstof binnen. Telkens als ik een geschikte steen zie, ga ik zitten en probeer ik op adem te komen. De gids loopt achteraan als een soort bezemwagen.

Het begint te hagelen. Ik doe een sjaal om en een muts op. Het begint te flitsen en te onweren; keiharde knallen door de bergen. Team Galapagos heeft het zwaar; ze zijn bang voor het onweer en tante blijkt hoogtevrees te hebben. Ze begint te huilen en wordt door de gids moed ingepraat. Irene zegt paniekerig dat ik mijn telefoon helemaal moet uitschakelen in verband met het onweer.

Ik sleep mezelf voetje voor voetje naar boven. Halverwege kom ik busgenoten tegen die nota bene een Heineken biertje optrekken! Of ik er ook eentje wil, want drinken op deze hoogte is toch ‘epic’. Ik schud van nee en ga als een luiaard in slowmotion door naar boven. Pure wilskracht is het. En het lijkt ook wel of de slokjes cola een beetje helpen. Alle paden zijn inmiddels helemaal ondergesneeuwd, dus ik moet goed kijken of ik goed blijf gaan. Ik zie geen enkele voetstap meer. Eindelijk -na een uur schuifelen- is daar het verlossende dak van de ski-hut in zicht. De drie busgenoten die daar al zijn zijn duidelijk verbaasd me te zien; ze gaven me geen stuiver ;-) Ha!

Ik ben blij dat ik er ben en verbaasd over de manier waarop. Ik ga vrolijk een week hiken in de Dolomieten en heb nergens last van, maar hier in de Andes doe ik het beduidend minder goed. Afijn, ook hier is er ‘Chocolate Caliente’ in de ski-hut, al hebben ze van slagroom nog nooit gehoord. Met een Canadese heb ik een totaal niet gerelateerd diepgaand gesprek over haar transgender-kind en dan vangen we de terugreis aan.

Team Galapagos heeft het ook gered, dankzij de gids. De tante zegt dat ze eigenlijk boven wil blijven, zo trots is ze. Julio stapt glunderend door de sneeuw; ik roep af en toe heel hard zijn naam, gewoon om hem een beetje betrokken te houden. De landschappen zijn adembenemend. Donkere wolken, blauwe luchten. Ik kan niet geloven dat ik twee dagen geleden nog in bikini in de Amazone rivier lag. Wat een contrasten, wat een land.

dinsdag 11 maart 2025

Cuyabeno en de Amazone

Voor het eerst doe ik een meerdaagse groepstour: het lijkt me super bijzonder om naar de Amazone af te reizen -nu ik toch hier ben- en dat kan alleen maar georganiseerd. Het avontuur begint met een nachtbus vanuit Quito; ik was vergeten hoe slopend die zijn. Het knikkebollen, het gedesoriënteerd uit de bus rollen voor plas stops in vage dorpjes onderweg (zonder wc papier) en in de ochtend slaapdronken uit het raam kijken.

Om 11 uur in de ochtend arriveren we bij de Cuyabeno brug. Vanaf hier is het nog drie uur varen in een kleine boot met onze hele groep; acht mensen in totaal. Het eerste kwartier ben ik helemaal verrukt; met een boot door een chocoladebruine rivier dwars door de Amazone, hoe vet is dat! Dat ken je toch alleen maar uit natuurdocumentaires? Na een kwartier komt de regen met bakken uit de lucht. Stom, nooit echt doorgedacht bij het woord ‘regenwoud’. Het regent 2,5 uur onafgebroken. We krijgen allemaal een regenponcho uitgereikt die niet kan voorkomen dat ik het ijskoud krijg op den duur. Ik heb honger en ik ben moe. De 18 jarige Helena uit Duitsland naast me word ook steeds stiller. Ik vraag een tweede poncho; dat scheelt iets tegen de kou. Eindelijk is onze Tucan Lodge is zicht. Waarom moesten we ook weer uitgerekend de meest afgelegen lodge boeken?

De lunch is heerlijk en ’s avonds gaan we weer -het is inmiddels droog- met de boot naar een meer. Daar zien we de vin van de beroemde ‘roze dolfijnen’ naast onze boot en wagen we een zwemmetje in het meer. Ik probeer soepeltjes terug te klimmen in de boot, maar het lijkt meer op het binnenhalen van zeeleeuw….. Ik word aan alle kanten gestut en geduwd en dat is nodig ook.

Onze groep blijkt hilarisch. Kerrie is een Canadese en is een week ouder dan ik. Wij fluisteren elkaar de hele tijd cynische commentaren toe over de gids en over de groep. Onze gids blinkt niet uit in het scheppen van duidelijkheid over het programma vooraf, wat Kerrie tot wanhoop drijft. Ze maakt 200 foto’s per dag en heeft tassen met medicijnen bij zich ‘voor-je-weet-nooit’. Met haar 1.60 meter komt ze nauwelijks boven de grote bierpullen uit die ze bij het diner besteld. Dan is er een Mexicaan met een goddelijk lijf voor 43 jaar: denk type Tom Selleck ofwel Magnum. Hij heeft een YouTube kanaal met video’s over bijzondere dieren (obsessie sneeuw luipaard en pocket monkey) en reist de hele wereld over. Ook 43 jaar is Arcadius (Pools/Duits), een survival guide in zijn thuisland en door mij al snel ‘Crocodile Dundee’ gedoopt. Arcadius staat overal vooraan, slingert aan lianen door het woud, zit voor het licht wordt al in een kayak op de rivier, laat zich moedwillig prikken door de ‘giant ant’ in het woud voor de ‘Energy Boost’ die de pijn van de prik zou geven. Hij is kortom een echt Crocodile Dundee aan wie wij de hele tijd pesterig vragen of hij al een baan als gids aangeboden heeft gekregen. Hij vlast op langer blijven en in zijn eentje in een hangmat in de jungle proberen te overleven.

Dan zijn er nog twee Duitse jonge meiden die het totaal op mij hebben gemunt. “Chris, zjoe are zo cooool’ (lijzig Duits accent); vraag me niet waarom. Ze verzinnen een fantasie verhaal over dat ik op zoek zou zijn naar wasberen in deze jungle en blijven daar drie dagen onvermoeibaar over doorgaan. Ze zijn helaas mijn buren in mijn hut, dus als ik ’s morgens stilletjes naar de WC ga hoor ik al door de wand: ‘Chris, Chris! Have you zeen the racoons???’ Tsja, je moet erbij zijn geweest.

De rest van de dagen zien we gelukkig de zon, al blijft water een rode draad in deze trip. We gaan ‘hiken’ in de jungle met onze gids, die uitleg geeft over de insecten, de planten en de overige dieren in de jungle. We doen hier alles op rubberlaarzen tegen de slangen, maar op een gegeven moment staat het water in de jungle zo hoog dat het je laarzen instroomt. Verder lopen we tot het water bij mij tot mijn ribben komt. Ik houd mijn rugzak met mijn verrekijker boven mijn hoofd. Crocodile Dundee hakt voor iedereen een stok om het water mee af te tasten, omdat je met je laarzen niet achter een wortel van een boom moet blijven haken. De Mexicaan struikelt toch drie keer en zijn fotocamera van 2000 euro inclusief toeter van een lens valt in het water; dag camera! Hij vloekt niet eens en neemt zijn verlies. Kerrie stikt ondertussen bijna van het kopje onder gaan en van het lachen omdat zij met haar 1 meter 60 tot aan haar nek in het water staat en zij zich -terecht- afvraagt waar ze in godsnaam mee bezig is. Crocodile Dundee is natuurlijk helemaal in zijn element en gaat voorop door het water met zijn duffe safari-hoed. Ik kom nog goed uit de strijd met een droge verrekijker en slechts de puntjes van twee scherpe doorns -alle bomen hebben hier stekels- in mijn arm.

De geluiden in de jungle vind ik het meest indrukwekkend. De gekste uitroepen en klanken -van vogels, kikkers tot apen - met als basis altijd het luide getsjirp van de ‘cicada’s’ (krekels). Het aanbod van vogels valt me een tikje tegen; dat was in Colombia beter. We zien tot teleurstelling van de Mexicaan ook niet het beest waarvoor hij gekomen is; de ‘pocket monkey’ maar ja, zijn camera is nu toch kapot. We zien wel ontelbaar veel spinnen; Tarantula’s op onze tafel bij het diner, bananenspinnen in het bos, schorpioenen, wandelende takken. We gaan twee keer ’s nachts hiken door het bos, waarop de schijnwerper telkens weer op een nieuwe insect wordt gericht. We lopen zelfs even zonder licht een paar meter met zijn allen door het bos elkaar vasthoudend; ja, deze trip is niet voor watjes. Ik ben gelukkig niet zo bang voor spinnen, maar ik vind ze ook niet zo interessant. Ik check vooral mijn schoenen voordat ik ze aandoe. Verder zien we Anaconda slangen en veel verschillende apensoorten. Het mooist vind ik eigenlijk de grote azuurblauwe vlinder die bijna wel op een kleine vogel lijkt. Ik ken hem uit de Hortus in Amsterdam nota bene. De dieren die MIJ het leukst vinden zijn de muggen. Ik spuit zelfs mijn legging in met 40% deet, maar ik heb zeker 60 muggenbulten op mijn benen die ongelofelijk jeuken en branden elke ochtend.

Onze lodge wordt gerund door de ‘Siona people’; dat is een stam van 340 mensen die in dit stuk van de Amazone wonen. Op dag drie gaan we met gids Carlos met een boot op bezoek in ‘zijn’ dorp. Daar wacht ons de Sjamaan, in traditionele kleding. Vroeger vond ik dit soort quasi authentieke onderdelen altijd heel gênant, maar nu geef ik me er maar aan over en houd ik me minder bezig met de vraag of we hiermee voor de gek gehouden worden. De stam blijft onder andere door toerisme zichzelf kunnen voorzien in hun levensonderhoud en dat is wellicht een mooi alternatief voor het boren naar olie, wat ze anders - naar eigen zeggen- zouden doen. De Sjamaan vertelt over het gebruik van Ayahuasca (geestverruimend middel) en ‘behandelt’ enkele toeristen door met een bladerentak tegen het gekwetste lichaamsdeel te slaan. Die zitten vervolgens onder de uitslag en bulten en ik hoor niemand later over verminderde pijn. De Sjamaan schenkt ons nog maar eens een borrel in van getrokken boombast. Licht beneveld verlaten wij zijn hut voor nog een rondje langs kraampjes met kettingkjes en een heerlijk gestoomde Tilapia maaltijd in bananenblad. Er is nog net even tijd om de ‘huis-Capibara’ van het dorp te aaien.

Onze laatste avond als groep wordt gevierd met uitgelaten spelletjes Jenga met een vragenlijst met vragen waar niemand eigenlijk antwoord op wil geven (denk; seks). He bah, wat flauw. De volgende dag vertrekken de meesten van de groep en omdat ik 5 dagen heb geboekt blijf ik over met Crocodile Dundee en de Mexicaan. Zo zie je maar; alleen de sterksten blijven over ;-). We gaan -na het uitzwaaien van de rest- met zijn vieren in twee kajaks de rivier op en de gids en ik spotten daarbij zeven otters die hun gekke koppen heel dichtbij uit het water steken. Heel bijzonder -vind zelfs de gids- die zelf voortdurend hele bijzondere Otter-geluiden produceert om ze te lokken. Sowieso bizar om te zien hoe hij al op 500 meter afstand vanuit een kano een kleine slang kan spotten; alsof hij ogen heeft als verrekijkers of een zesde zintuig. Dat is geweldig om te zien; hoe de Siona vergroeit zijn met hun omgeving.

De rest van de dag hang ik eindelijk eens te luieren en te lezen in het net achter mijn hut. Ze hebben ons het wifi password gegeven, maar alle nieuwe berichten lijken uit een andere wereld te komen. Het was goed voor mij om me op deze trip even helemaal af te sluiten. De laatste ochtend dobber ik met Crocodile Dundee bij zonsopgang in een kayak nog een laatste keer over de rivier om de jungle wakker te horen worden. Er is geen betere ochtend-meditatie denkbaar.

Met een tas vol ongelofelijk stinkende natte was en een hart vol met jungle beginnen we aan de lange terugreis naar Quito.

woensdag 5 maart 2025

Quito en het carnaval

Doordat het grensgebied tussen Colombia en Ecuador onveilig is -en echt op ‘rood’ staat op de website van Buitenlandse Zaken- vlieg ik van Armenia (dichtbij Salento) naar Quito in plaats van overland te reizen.

Quito is een van de hoogst gelegen steden van de wereld. Als ik het eerste ‘magische’ Uber-ritje maak vanaf het vliegveld (Hoe ziet het er hier uit? Hoe ruikt het hier? Wat is er anders, wat valt me op?) ben ik nog niet erg onder de indruk. Het is erg grijs, echt geen sprankje zon. In het centrum is er NIEMAND op straat en de gebouwen zijn er uitgesproken lelijk. Het lijkt een soort spookstad, een stad in Covid-tijd na de avondklok. Maar het blijkt ‘gewoon’ carnaval. Vandaag en morgen is alles dicht. Mensen gaan dan naar ‘het strand’, volgens de Uber chauffeur. Na aankomst in het hotel ga ik meteen op zoek naar een ATM om er Amerikaanse dollars te pinnen, bizar genoeg het betaalmiddel in Ecuador.

Op vijftig meter van mijn hotel zie ik ineens waar iedereen is gebleven; op straat! Drie rijen dik staan de mensen overduidelijk te wachten op een optocht, voor carnaval uiteraard. Ik voeg me opgewonden in de menigte; ik ben namelijk DOL op optochten, processies, demonstraties of feesten in het buitenland. Allemaal openbare culturele uitingen waar je ongegeneerd kunt fotograferen en observeren. Als snel paraderen allerlei bont gekleurde groepen voorbij. Veel traditionele outfits van de Andes bevolking en andere bevolkingsgroepen en zo voor mij de perfecte kennismaking met het land. Val ik even met mijn neus in de boter!

Heel apart is dat het publiek zijn enthousiasme wel heel bijzonder uit; door met een spuitbus met wit schuim de passanten in hun mooie kostuums helemaal onder te spuiten. De spuitbussen worden ook op elkaar gericht, dus binnen de kortste keren zit iedereen -ik heb ook ineens een beschuimd donsjasje aan en spetters op mijn bril- onder het witte schuim. Sommige mensen hebben hun gezicht zwart of vlekkerig geschilderd; het doet met een beetje denken aan het kleurige krijt tijdens het Holi-festival in India.

Tussen de groepen salsa-dansers, acrobaten, clowns (het is een thema!) en mooi aangeklede dames rijden er grote praalwagens met fluorescerende taferelen uit het land; een lichtgevende Kolibri en een kar met vulkanen of fruit. Alles waar dit land trots op is! Na afloop van de tocht wordt de sfeer wat grimmiger. Ik duik een restaurant in, waar ik veilig ben voor de ‘spuiters’. Twee dingen vallen me op; de muziek is een stuk slechter dan in Colombia en er wordt hier door obers en andere toeristen ineens wel Engels gesproken. Heel vervreemdend dat de ober met een vet Amerikaans accent spreekt, maar voor mij ook wel heerlijk dat ik me ineens wel kan uitdrukken hier.

De volgende dag loop ik door de miezer naar het centrum. Alles is nog steeds grotendeels dicht. Een straatartiest staat in zijn eentje heel surreëel te zingen bij een druk verkeerskruispunt. Ik krijg wat onrustige berichten over de gezondheid van een vriend in Nederland; ik kom niet helemaal lekker in deze dag. In het centrum is het een chaos van elkaar met spuitbussen te lijf gaande mensen; het plein ziet wit van het schuim alsof het gesneeuwd heeft. Families rijden in auto’s rond om vanuit de laadbak mensen met zakken water of wit schuim te bekogelen. Het geheel voelt toch niet helemaal als ‘mijn feestje’. Ik neem een taxi terug naar mijn hotel.

’s Middags zie ik een hele andere kant van Quito. De Vlaamse Jo, die ik ontmoette in Medellin, geef ik het boek van Lize Spit en zij leidt mij rond in haar wijk ‘La Floresta’. Ze woont hier al vijftien jaar. Ze laat me de sjiekste straat zien met flatgebouwen waar sportscholen en zwembaden zijn ingebouwd en wijst me in de verte op hike mogelijkheden op nabij gelegen bergen. Ook vertelt ze over het dreiging van vulkaan-erupties in dit land. We drinken een cocktail in het filmhuis -waar ik me meteen in Amsterdam waan- en ze vertelt me meer over de hypocrisie van de Ecuadoraanse samenleving. Iedereen leeft ontzettend in zijn eigen bubbel en de maatschappelijke normen worden nog enorm bepaald door de regels van de katholieke kerk. Doordat er bijvoorbeeld niet over seks wordt gepraat, zijn er veel tienerzwangerschappen en dat is dan weer een taboe in de samenleving. Het niveau van het onderwijs is ook ronduit slecht.

Ik schrijf dit stuk -dag drie in Quito- in een heel sympathiek koffietentje. Vanavond ga ik met een nachtbus richting de Amazone. Morgenochtend zit ik drie uur in een kano op de rivier om bij mijn EcoLodge te komen, diep in de jungle van de Amazone. Ik ga -met een klein groepje- veel dieren zien en horen en veel leren over het leven in de jungle. Het wordt vast heel bijzonder, maar ik had vannacht ineens veel stress over vijf dagen onbereikbaar zijn. Er is daar namelijk geen internet. Ik zie het maar als een mooie oefening in het loskomen van ‘altijd maar connected zijn’.

Dus trouwe Polarstep volgertjes: ik ben dus tot dinsdagochtend Nederlandse tijd van de radar. Geen paniek daarover (Marjolein ;-); als ik door een Kaaiman ben opgegeten haalt het vast het nieuws ;-).

dinsdag 4 maart 2025

Salento en de palmbomen vallei

Het is maar goed dat ik het zo leuk vind in Jardin, want ik moet er anderhalf uur langer blijven dan gepland. Ik sta klaar voor de bus van 06:00 uur in de ochtend, maar had die moeten reserveren minstens een dag ervoor bij een loketje tussen 13:00 en 13:45 uur. Geen idee hoe ik dat had moeten weten!! De dertien toeristen die dit blijkbaar wel wisten proppen zich, ietwat meewarig naar mij kijkend, in een mini-bus. Zij gaan via een geasfalteerde weg naar Salento, mijn volgende bestemming. Voor mij blijft nu de bus van 08:00 uur over, die over een niet geasfalteerd ruige weg gaat die zich door de bergen kringelt. Mensen schrijven er online over als een ‘vreselijke route’, dus ik houd mijn hart vast. Gelukkig heb ik van mijn moeder de tip om -wanneer reisziekte dreigt- Cinnarizine pilletjes in te nemen. Nerveus neem ik er alvast twee.

Het is gelukkig geen bus zonder ramen met harde muziek - zoals die hier ook wel rijden en waardoor je onder het stof komt te zitten- maar een kleine, gewone bus voor dertig mensen. Als ik voorin ga zitten -in verband met de kans op misselijk worden- naast een Colombiaan geeft ie aan dat de stoel gereserveerd zou zijn. Bij het mannetje erachter idem dito. Ze hebben er geen moeite mee om je zo’n beetje weg te wuiven. Ik beland aan de andere kant voorin naast een non. Ze is overduidelijk ook nerveus over deze rit en bij gebrek aan fatsoenlijk Spaans kijk ik haar veelbetekenend aan en sla een halfslachtig kruisje. Ze knikt begrijpend en zit onafgebroken ‘Wees Gegroetjes’ te bidden, met haar vingers elk kraaltje van haar rozenkrans aflopend.

De bus ploegt zich langzaam de bergen door. Eerlijk gezegd valt me mee hoezeer we langs ravijnen gaan en hoe heftig de rit is. Het tempo ligt laag, telkens wordt er gestopt om ‘aan de weg te werken’. Door de regen zijn landverschuivingen een groot gevaar voor het doorgaande verkeer, dus ook de buschauffeur helpt mee om gootjes te graven en met grote spades het water in goede banen te leiden. Het geeft mij de kans om stiekem buiten -precies achter de bus uit het zicht- een plas te doen. Mijn bescheiden bijdrage aan de wateroverlast hier ;-)

Halverwege is er een kleine pauze. Ik pak mijn banaan uit mijn tas en stap de bus uit om hem buiten op te peuzelen. Ik zie een Colombiaan naar me kijken en iets tegen zijn vriend zeggen. Ze lachen achter hun hand. Ik krijg de banaan moeilijk open, ik heb gisteren in het kleine supertje het meest gele exemplaar uitgezocht. Ik krijg een vermoeden dat er iets niet klopt en bij de eerste hap proef ik dat ik een ‘plantaan’ of bakbanaan aan het eten ben. Er zit niets anders op dan als een boer met kiespijn mee te lachen met de jongens, die mij inderdaad uitleggen dat het geen ‘banana’ is die ik heb gekocht.

In de bus zit ook Willem, een Nederlandse backpacker van twintig. Tot mijn verrassing stelt ie voor samen te gaan eten in Salento. Willem vindt elk restaurant ‘boven zijn budget’, dus als een soort ‘sugar mummie’ betaal ik zijn forel, de specialiteit in dit gebied. Willem wordt later leraar wiskunde en gaat morgen een hike doen van vier dagen. Salento is wat toeristischer dan Jardin, met een heuse ‘winkelstraat’ met ingebouwde spotjes in het trottoir; daar ligt bij mij wel mijn zo’n beetje mijn grens qua authenticiteit.

De volgende dag besluit ik als ik wakker word dat ik de hike van 14 kilometer ga doen door de palmbomenvallei, waar Salento zo beroemd om is. Het weer is zonnig en dat is hier geen vanzelfsprekendheid. Vanaf het pleintje vertrekken hier de Willy’s (vrolijk gekleurde Jeeps) zodra ze vol zijn naar verschillende bestemmingen, waaronder de vallei. Ik beland in een Jeep met Justin uit Nederland en Ellie en Komal, twee meiden uit Engeland. Heel organisch en onuitgesproken vormen we ineens een groepje dat met elkaar de hike gaat doen vandaag. We besluiten de route ‘Clock-wise’ te lopen in verband met de zon op de palmen tijdens de eerste etappe. Justin is een IT-er van 40 die al vijf maanden aan het reizen is. Hij gaat ‘op kop’ als ex-padvinder en kijkt meer naar de route op zijn telefoon, dan naar de natuur. Hij vertelt ons steeds hoeveel minuten we al zijn ingelopen qua ‘Estimated Time of Arrival’. I couldn’t care less.

Ik moet erg wennen aan me ineens moeten aanpassen aan anderen -niet telkens stoppen voor een vogeltje- maar het lukt me om ergens de knop om te zetten en te genieten van het een keer met anderen zijn. De Britse meiden van rond de dertig zijn schatten en ik geniet heel erg van dat typische Britse commentaar. Ik ben ook oprecht blij met onze padvinder/gids want het is best een pittige route, waarbij we veel moeten klimmen, negen wankele bruggetjes oversteken en ik twee keer onderuit ga op een rots. Gelukkig zijn mijn botten en verrekijker niet beschadigd. We klauteren naar een kolibrie tuin, waar we chocomel met kaas (!) krijgen. Het is ondertussen hard gaan regenen en ik ben de enige die geen regenkleding bij zich heeft. Ik vind het niet erg. Na een uur of vijf, zes lopen zijn we weer bij ons startpunt en sluiten we aan in de enorme rij mensen die allemaal met een Jeep naar het dorp willen.

Justin wil in het dorp nog perse een biertje drinken, dus dat doen we braaf en daarna is er gelukkig een warme douche in het hotel. Na het eten zoek ik de Engelse meiden nog even op om een spelletje Tejo te spelen, een lokaal spel. Met een zware steen probeer je een driehoekje te raken waar buskruit inzit, waardoor er af en toe een enorme knal klinkt in de -op een aantal toeristengroepen na- verder lege hal. Ik veroorzaak zelf twee explosies, maar ik geniet er maar matig van met mijn vingers in mijn oren; zo hard! Je hoort bij dit spel veel bij te drinken, dus we krijgen aan de bar nog wat shotjes aangeboden om een beetje in de sfeer te geraken. Het is - voor mijn doen- zowaar een ‘wilde’ avond.

Mijn laatste echte dag Colombia, de volgende dag, gaat op aan het plannen van de rest van mijn reis en het boeken van vluchten. In de middag bezoek ik nog een koffie ‘farm’, want daar staat dit gebied immers om bekend. Ik moet rode koffiebessen plukken in een mandje en leer het verschil tussen Arabica en Robusta. De bonen gaan ongebrand op transport naar het buitenland, waar elk land ze weer een andere ‘roast’ geeft. Interessant wel, om iets meer te horen over het goedje dat je dagelijks tot je neemt.

's Avonds neem ik in gedachten al een beetje afscheid van het land waarvan ik zo heb genoten de afgelopen vier weken. De muziek, de mensen, het landschap, de vogels…… Ik ben in vier weken geloof ik twee chagrijnige Colombianen tegengekomen en dat vind ik toch een buitengewoon goeie score. Hoe ze het doen weet ik niet -en het staat haaks op hun internationale reputatie- maar zo op het oog is het een opgeruimd volk in een prachtig land.

Op naar nieuwe verhalen vanuit Ecuador!

donderdag 27 februari 2025

Jardin en het plein, de ‘cock’ en het circus.

Het blijft fascinerend waarom de ene plek een toeristentrekpleister wordt en de andere plek gewoon voorbij wordt gereden. Jardin (spreek uit; Gardien) is zeker niet onontdekt, maar wordt ook niet platgelopen door toeristen. En dat is vreemd, want het heeft het allemaal; een zonnig, maar fris bergklimaat, geweldige natuur, heel veel ‘hike’ mogelijkheden, een bizarre hoeveelheid bijzondere vogels (te spotten net buiten het dorp), heerlijke restaurants, snoeperige huizen in vrolijke kleuren, pittoreske paarden met cowboys erop en -de kern van alles- het dorpsplein.

Alle straten komen uit op het grote plein midden in het dorp, aan de voet van de immense kerk. Hier zit en hangt iedereen de hele dag, op dezelfde houten harde stoeltjes. De enige manier om er comfortabel op te zitten is als je op twee poten naar achteren wipt (wat vroeger in de klas niet mocht) en dat doet dus ook iedereen. Het lijkt echt of niemand hier ooit werkt. Op het plein worden de gekke toeristen besproken die langslopen, worden de laatste roddels uitgewisseld, de wielerrace van vandaag -die dwars door het dorp gaat- besproken en ongetwijfeld ontstaan alle relaties op het plein. Alles en iedereen keuvelt met elkaar, niemand heeft haast en -opvallend- ik zie veel minder mensen op hun telefoon dan elders in Colombia (en de rest van de wereld).

Vanaf het moment dat ik uit de bus rol in Jardin bevalt het plaatsje me. Het heeft een hele relaxte sfeer en het geeft je het gevoel dat er niets hoeft, maar dat er van alles kan. Het voordeel (of nadeel) van reizen in 2025 is dat er altijd wel een hip reiskoppel met een blog is die je de laatste wandelingetjes en koffietentjes in Jardin kan tippen. In die zin is een papieren reisgids echt niet meer zo nuttig. Wie zit nog te wachten op een beschrijving van het interieur van een kerk? Koffietentjes willen weten! Ik volg de tips van het blog braaf op en loop elke dag een van de door hen aanbevolen hikes.

Op de eerste hike blijf ik er bijna in. Nog nauwelijks een voet uit het dorp of ik zie door mijn verrekijker een onwaarschijnlijk mooie vogel, met een hele lange sierlijke blauwe staart. Het blijkt de Andes Motmot te zijn. Nog even later zie ik de bizarre en vuurrode ‘Cock of the Rock’ vogel (what’s in a name). Waar ik gisteren nog zenuwachtig in de avond tevergeefs een vogeltour probeerde te boeken, besef ik vandaag dat dat hier helemaal niet nodig is! Het is niet eens vroeg in de ochtend en bij elke stap kun je weer iets exotisch spannends tussen de takken ontwaren. Het is zeer opwindend vogelen in Jardin en waar zijn die touringcars vol met vogelaars? Ik vrees dat die er op een dag wel gaan komen….Ik eindig de hike met een heel spannend kabelbaantje, een soort kist op wieltjes, die me gelukkig veilig terugbrengt in het dorp.

De ‘Cock of the Rock’ blijkt hier het paradepaardje van Jardin te zijn. ’s Middags kun je je melden bij een stuk privé landgoed waar de vogels met zijn tienen de hele boel bij elkaar schreeuwen en waar je ze uitgebreid kunt fotograferen. Ze kunnen gewoon weg, dus ze zijn niet tam, maar als er twee vogels luid vechtend tussen twee toeristen in over de grond rollen, is het toch wel wonderlijk hoe de vogels de toeristen compleet negeren. Andersom daarentegen is de aandacht van de toeristen voor de vogels onverdeeld. Een wonderlijke combinatie.

In de avond ga ik -eindelijk weer een beetje cultuur in mijn leven- naar het mini-circus dat ik heb gespot aan de rand van het dorp. Ik ben gek op de melancholie van een klein, slecht lopend familie circus; hoe treuriger hoe beter. Ik ben veel te vroeg en uiteindelijk komen er 15 kinderen en 15 volwassen opdagen om de tent tot zo’n 5% op te vullen. Het kaartje kost 2,50 euro. Het is inderdaad best een treurig geheel. Er zijn acht acts, waarvan er zes steeds door dezelfde jongen worden gedaan. Hij is koorddanser, messenwerper en motorcoureur tegelijk. Er is veel interactie met het publiek; ik ben steeds heel bang dat ze me gaan vragen als vrijwilliger voor de messenwerp-act ofzo. Ze slaan me gelukkig een beetje schichtig over, als enige toerist. Ze denken waarschijnlijk: ’wat doet die vrouw hier?’ Of nemen gewoon aan dat ik een Clowns-fetish heb.

Het applaus klinkt niet zo hard met dertig mensen, het geluid staat des te harder. De clowns zijn niet zo grappig en om de zoveel acts worden er plastic lichtgevende ratels en kleffe hotdogs opgedrongen aan het publiek. De spreekstalmeester draagt een t-shirt met een glimmertje over zijn dikke buik en alle artiesten verkopen de prullaria en popcorn zelf. Als ze net iets aan het verkopen zijn, laat de act even op zich wachten. Ik begrijp dat 2,50 voor een kaartje niet voldoende is om de ‘tent’ draaiende te houden, maar je voelt je als publiek wel een tikje ‘belaagd’.

Met de uitsmijter van twee motoren die rondrijden in een stalen ronde kooi is het avondje entertainment gelukkig weer over. Ik loop naar het hotel door een donker en inmiddels uitgestorven dorp. Het zal nog lang duren voordat mijn adrenaline levels het slapen mogelijk zullen maken.

Ps. Omdat jullie ook wel eens willen weten hoe ik eruit zie als ik deze stukjes schrijf, heb ik twee Nederlandse meiden gevraagd me bij het tikken aan het dorpsplein te fotograferen (dit is voor de mensen die meer foto's kunnen zien op Polarsteps).

woensdag 26 februari 2025

Guatapé en de jacuzzi

Guatapé ligt op twee uur met de bus vanuit van Medellin. Het is populair voor een dagtrip in het weekend, dus ben ik er op maandag.

Het dorp staat bekend om zijn kleurige huizen en die stralen me dan ook tegemoet. Een kloddertje roze hier, een kloddertje oranje daar……Ook de inhoud van de toeristenwinkels is heel kleurig, dus je hoeft nog net je zonnebril niet op. De eerste straten zijn zeer toeristisch, dus ik neig al snel naar de straatjes wat meer achteraf. Daar is de verf wat meer verschoten, maar blijven de ‘Zócalos’ interessant.

Zócalos zijn de panelen op de onderste helft van de huizen, waar in 3D en wederom felle kleuren tableaus worden weergegeven die passen bij het huis in kwestie. Bij de bakker is het tafereel een bakkertje met een oven en bij de verfwinkel zijn het blikken verf. Het doet me qua naïeve kunst een beetje aan Ghana denken. Daar kan een fruitverkoper zich laten begraven in een houten kist die de vorm heeft van een ananas en de timmerman kiest wellicht voor een kist in de vorm van hamer. Hoezo abstracte kunst? Het kan maar lekker duidelijk zijn allemaal!

Ondanks de ‘Volendam-vibe’ vind ik het leuk om er rond te lopen. Het is namelijk ook nog een gewoon dorp, met schoolgaande kinderen en met oude mannetjes die sloffend rondlopen. Het maakt dat de balans net klopt.

De andere hoofdattractie hier is ‘El Piedra’; een mega rots op drie kilometer van het dorpje die je beklommen moet hebben om een beetje mee te tellen in deze wereld ;-). Ik prop me in een bus en laat me voor 45 cent vervoeren naar de voet van ‘El Piedra’. Je zou denken dat een grote rots een natuurlijk fenomeen is, maar de Colombianen maken van dit soort attracties graag een ‘kermis’. De restaurants, kleurige ballonnen, souvenirs en de ‘I love El Piedra’-signs shinen je alweer tegemoet. Ik koop een kaartje en ga -de zon is gelukkig al niet meer zo heet- stap voor stap de 750 treden naar boven. Ik heb de EHBO post bovenin niet nodig, maar heb wel weer mijn vertrouwde rode hoofd. Het uitzicht is mooi -het is een merengebied- maar eigenlijk doet het me niet zoveel.

Onder aan de berg regel ik een Tuktuk -dat vervoermiddel hadden we immers nog niet gehad- naar mijn hotel, dat best een eind weg is. Ik ben op ‘Booking’ namelijk gevallen voor een prachtig ‘tiny house’ aan een meer. Ik hoop maar dat het niet tegenvalt, want het is al de hele dag onhandig dat ik zonder eigen vervoer mij van taxi, naar bus, naar Tuktuk moet zien te bewegen. En waar een busrit van 2 uur van hier naar Medellin slechts 4 euro kost, kan een kwartier in een taxi je zo maar 15 euro kosten. Als solo reiziger betaal je natuurlijk ook steeds in je eentje voor een hele taxi en alle tweepersoonskamers.

Ik praat voor mezelf de keuze voor dit hotel en daarmee de hang naar luxe goed, omdat het een aanbieding was en ik oprecht geïnteresseerd ben in alle vormen van ‘tiny houses’; van hout, geïsoleerd in de natuur, aan een meer: ik hou ervan! Je zou bij mij zomaar het ‘Cabin in de woods’ coffeetable boek kunnen aantreffen, behalve dan dat ik helaas geen coffeetable bezit. Dus geen geaarzel meer; in Lonely Planet termen is het tijd voor een ‘splurge’.

Er wordt bij de sjieke receptie wat minzaam gekeken als ik kom aangereden in mijn paars met zilver versierde Tuktuk, maar het kan me niks schelen. Een meneer van het hotel brengt mijn grote tas (waarschijnlijk binnensmonds vloekend) op zijn schouder naar mijn ‘cabin’. Die ‘cabin’ is inderdaad waanzinnig! Alles van hout en glas, prachtig vormgegeven en op het dak zowaar een… jacuzzi! Heel even aarzel ik -met overwegingen als 'spaarzaam omgaan met water' en 'ben ik wel echt toe aan een bad'- maar dan geef ik een ferme ruk aan de kraan; YOLO! Het is heerlijk om mijn door de rotsbeklimming toch wat kleverige lijf in het bad te kunnen onderdompelen. Ik plunder de mini-bar met een frisje en kraak een heerlijk zakje chips weg in de tobbe, pardon… jacuzzi.

Na een kort bezoek aan het restaurant, app ik de receptie dat de ‘vuurman’ nu wel kan komen (dit is geheel volgens de instructies van het hotel zelf, die willen dat je een 'onvergetelijke ervaring' hebt en geen arrogante ingeving van mij) en ja hoor, bij mijn cabin staat een man klaar met een emmer vol hout. Hij bouwt van het hout zorgvuldig een toren in de vuurschaal boven op het dak van mijn cabin en de vlammen schieten meteen omhoog. Discreet trekt de vuurman zich vervolgens terug, mij in verrukking achterlatend met mijn blote voeten naar het vuur om mijn voeten op te warmen.

Dit zijn van die momenten dat je zomaar last zou kunnen hebben van het feit je niemand hebt om romantisch tegenaan te leunen, maar daar heb ik dus nu juist even helemaal geen last van! Met de juiste vrouw zou ik dit avontuur graag willen delen hoor- begrijp me niet verkeerd- maar voorlopig vermaak ik me uitstekend met mezelf. Ik zie genoeg stelletjes onderweg die volkomen uitgepraat zijn, snibbig tegen elkaar doen of lusteloos zitten te kaarten of te swipen, dus af en toe tel ik mijn zegeningen. Op dit soort plekken kan ik namelijk ook last hebben van 'Romantiek Paniek'. Dat is wanneer het misschien wel een beetje romantisch MOET zijn met zijn twee- het juist op zo’n moment ‘in paniek’ niet voelen. Het dichtklappen bij te veel romantische druk.

Het bed ligt zalig. Ik lig natuurlijk diagonaal, omdat het kan. Het is jammer van de houseparty de ganse nacht aan de overkant van het meer. Dat hadden die lui van 'Booking' dan weer niet vermeld.

zondag 23 februari 2025

Medellin en het verleden

Van Santa Marta reis ik ongeveer 1000 km naar beneden om in een hele andere wereld te belanden. Tropisch verandert in warm, korte broek wordt spijkerbroek en het kleine stadje wordt een metropool van 2,5 miljoen inwoners. Alsof mijn ‘vakantie’ in het Noorden voorbij is. Alsof ik weer thuis ben en het stadse leven weer begint. Bij aankomst moet ik enorm wennen; het mag dan wel een stad zijn met veel bomen, maar waarom rijden er zoveel auto’s midden door de stad; meer specifiek zo ongeveer door mijn hostel heen? En wat doe je ook alweer in een grote stad? Waar begin je?

Ik heb een tip gekregen om de volgende ochtend meteen een stadswandeling van 4 uur te doen van Real Tours en dat blijkt een gouden zet. Onze gids Dio is een zeer bekwaam en gepassioneerd spreker die ons vanuit zijn eigen perpectief meeneemt in de roerige geschiedenis van zijn stad. De stad van de ‘Paisa’s’; een ongelofelijk trots volk. Hij slaagt erin om de Colombiaanse context met een paar rake typeringen te schetsen, waardoor de chaos ineens structuur krijgt. Hij belicht de afgelopen zestig jaar waarin de paramilitairen op rechts, de guerrilla’s op links, de overheid en de drugsbendes er met zijn allen een teringzooi van maakten. Twintig jaar geleden nog maar was Medellin de meest gewelddadige stad van de wereld! Je kon als toerist de stad niet bezoeken en het centrum was vergeven van de bendeleden, junks en sekswerkers. In de jeugd van Dio heeft hij zijn beste vriend doodgeschoten zien worden. In zijn wijk waren afrekeningen in het drugscircuit aan de orde van de dag. En was er na jaren ellende eindelijk een veelbelovende presidentskandidaat, dan werd deze op klaarlichte dag in koele bloede afgeknald op een podium in opdracht van Pablo Escobar.

Pablo Escobar klom op als kleine drugshandelaar en eindigde in zijn eentje op de top van de apenrots. Hij verdiende meer dan hij ooit kon uitgeven, ondanks de huizen voor de armen die hij liet bouwen als ‘goedmakertje’ voor alle burgerslachtoffers. Hij bouwde uiteindelijk zijn eigen gevangenis - met alle comfort van dien - en werd in 1993 vermoord. Kom bij Dio dus niet aan met praatjes over ‘hoeveel goeds Escobar ook altijd heeft gedaan’ of met alle kijkers van Narcos op Netflix die Escobar lijken te vereren; het was een boef en geen heilige.

De productie van cocaïne gebeurt nog steeds in Colombia; er is zelfs vier keer zoveel cocaïne in het land als in de tijd van Escobar. Het veel lucratievere, maar ook veel geweldadiger onderdeel - de handel en het transport van de coke - is nu in handen van Mexicaanse drugskartels. Het geweld wat daarmee gepaard gaat, de afrekeningen, zijn in Colombia dus naar de achtergrond verplaatst. De afgelopen 20 jaar is Medellin langzaam uit zijn schulp gekropen. Grote trots is de metro, die inderdaad opvallend schoon en goed georganiseerd is. Bij het metrosysteem horen ook de kabelbanen die de wijken ver over de bergen bewust en goedkoop verbinden met het centrum.

Het centrum van de stad is een aanslag op de zintuigen; overal kraampjes, winkels, muziek, daklozen en de vreemdste optredens. Op pleinen wordt muziek gemaakt en de oudjes grijpen elkaar vast om een dansje te doen. Ik zie een opera zanger in een soort te krap zittend Elvis pak heel vals zingen en even verderop is er verhitte competitie gewichtheffen bezig. Het is levendig, maar soms iets te veel van het goede en dan moet je even op adem komen in een kerkje of in het Botero museum bijvoorbeeld. Botero die heel veel beelden schonk aan deze stad. Een van zijn beelden die werd verwoest door een granaat, bouwde hij precies zo na en de twee beelden staan tot de dag van vandaag op het plein; als herinnering aan de pijnlijke geschiedenis. Als materiële getuigen van een gewelddadig verleden voor een getraumatiseerd volk, die liever vergeet dan herinnert.

Ik dacht dat ik een hekel had aan tours, maar na deze ervaring boek ik voor de volgende dag met dezelfde organisatie nog een tour naar de wijk Moravia. Met een ‘community leader’, Hortensia, een vrouw van rond de 65, lopen we door de wijk die zich langzaam van een letterlijke vuilnisbelt heeft omgevormd tot een volwaardige wijk. Door allerlei sociale projecten is geprobeerd samen te werken met de lokale overheid en tegenwicht te bieden aan de macht van de drugsbendes, die tot de dag van vandaag nog altijd de touwtjes in handen hebben op de achtergrond.

Tijdens Corona is door gebrek aan bewaking helaas een deel van het groene park dat speciaal over de vuilnishoop heen was ontworpen weer teruggeclaimd door mensen die daar opnieuw hun geïmproviseerde huizen bouwen. Niemand heeft zin om door de overheid te worden verplaatst naar grote flats ver buiten het centrum. Het voelt alsof deze problematiek van illegale huisvesting zonder elektriciteit, water of gas nog lang niet is opgelost.

’s Avonds eet ik met een Vlaamse dame die in Ecuador woont, ontmoet in mijn hostel, die werkt voor een NGO en mij precies kan vertellen wat er nog meer speelt bij alle Colombianen die zij traint in weerbaarheid, gender en machtsstructuren. Heel interessant allemaal. Vrijdagavond doe ik een drankje met mijn ‘geheime informatiebron’ Lieke -die werkt voor de organisatie waar ik ook voor werk - en een vriend van haar uit Amsterdam. Lieke schreef haar promotie-onderzoek over de rol van vrouwelijke graffiti kunstenaars collectieven (waar zij zelf onderdeel van uitmaakt) binnen de feministische beweging in Medellin.

Het is dag drie als ik na een heerlijk ritje in de kabelbaan met de mooiste uitzichten over de stad, de beroemde Communa 13 bezoek. Toegegeven, verkeerd getimed qua hitte op het middaguur, maar het bezoek is mijn idee van een toeristische nachtmerrie. Een soort fuik waar je in terecht komt met alleen maar t-shirts, cocktails, lelijke schilderijen, opdringerige optredens en roltrappen naar het ‘uitzichtpunt’ boven waar je helemaal gek wordt van alle verschillende muziek in je oren. Voormalige probleemwijken kunnen wat mij betreft ook TE 'succesvol' worden. Met de staart tussen mijn benen zoek ik een vluchtroute de Communa uit.

Zoals je in de Middeleeuwen waarschijnlijk een stad bezocht om je voorraden aan te vullen en je klaar te maken voor het vervolg van je reis, zo heb ik mij in deze stad gevoed met meer informatie over de Colombiaanse context en me gewarmd aan wat meer en 'echtere' sociale contacten; ik bleek aan beide veel behoefte te hebben. Nu kan ik verder reizen door het mooie decor en krijgen de verhalen wat meer ‘reliëf’.

donderdag 20 februari 2025

Tayrona, het strand en de vissen

Er zijn niet veel mogelijkheden om te overnachten in het National Park, maar ik heb er eentje kunnen vinden. Sommige backpackers liggen in een tent of hangmat op het strand, maar ik vind een kamertje ook wel een heel fijn idee. Daarvoor moet ik weer via een andere ingang van het park mijn weg zoeken naar Crystal Beach. Het is wel een hele ‘expeditie’. Af en toe lijkt het hier wel ‘Ter land, ter zee en in de lucht’.

Ik laat mijn grote koffer achter in mijn laatste hotel en neem - met een kleine rugzak - de taxi naar de andere ingang van het park. Daar word ik ‘overgedragen’ aan een motortaxi, waarmee ik drie kwartier door het park rijdt. De motorman is erg verheugd met dit ritje en is voortdurend met één hand aan het sturen om met zijn telefoon in zijn andere hand een filmpje van hem en mij al rijdend op de motor te maken. ‘Dos manos', mompel ik ongerust.

Op een uitzichtpunt ben ik zowaar getuige van een huwelijksaanzoek tussen twee reizigers, maar bij navraag bij de gids blijken ze dit aanzoek vandaag al vier keer te hebben herhaald op andere plekken, alles voor het perfecte plaatje. Deze gids spreekt goed Engels en zegt terloops dat hij op Texel universitair onderzoek heeft gedaan naar 'iets met biologie'. Dat vind ik soms zo grappig aan reizen; die gekke links en toevallig ontmoetingen! We komen aan bij Neguanje beach; mooie zee, wat verlaten hutjes en bootjes die ons naar Crystal Beach kunnen brengen. Ik sluit me aan bij een gezin uit Bogota, we delen de kosten voor de boot, en ik betaal slechts 5 euro voor het boottochtje van een kwartier naar de volgende baai.

Crystal Beach is inderdaad zo mooi als de vooruitgesnelde belofte. Azuurblauw water, palmbomen, krakkemikkige restaurantjes en mijn hotelletje prachtig boven op de heuvel. Een eenvoudige kamer met alles wat je wilt; uitzicht op zee door de openslaande ramen! Wat een luxe. Ik installeer mij voor de dag op het strand met mijn boek, mijn snorkel 'gear' en een heerlijke cocos limoensap. Ik ben helemaal in mijn nopjes!

Je kunt hier snorkelen vanaf het strand. Vind ik een verademing om niet afhankelijk te zijn van een gids of een vertrekkende boot, maar in alle rust op je eigen tempo de wateren te verkennen. Ik ben redelijk opgetogen over de staat van het koraal; het ziet er goed uit en ik verwonder me erover hoezeer het allemaal nog intact is, met al die klunzige snorkelaars die meestal met een lage waterstand toch per ongeluk met hun flipper tegen het koraal aan schoppen.

Ik zie mooie vissen. De voor mij bekende Papegaaivis, maar ook een grote groene andere met een stompe neus. De ‘needle fish’ met zijn lange neus vlak onder het water en weer die hele mooie kleine donkerpaarse -die zag ik al bij Rosario- met hele kleine lichtgevende puntjes overal! Er zijn scholen met paarse vissen. Het gevaar van meerdere reizen te hebben gemaakt is dat je het altijd elders wel eens ‘mooier’ of ‘spectaculairder’ hebt gezien -hier bijvoorbeeld geen kleurrijk en wuivend koraal- maar ik ben toch dik tevreden met deze snorkel plek.

Vanaf drie uur gaan alle dagjesmensen naar huis. Alleen een handvol mensen blijven achter op het strand. Wel een uniek gevoel om dit paradijs zo’n beetje voor mezelf te hebben! Ik kruip op de houten stoel van de badmeester om vanaf mijn troon de zonsondergang te bewonderen.

De volgende dag in het paradijs slaat mijn stemming om als een blad. Ik heb slecht geslapen door de wind rondom mijn hut. Ik lees ‘Autobiografie van mijn lichaam’ van Lize Spit. Ik vind het prachtig, maar je wordt er ook niet persé vrolijk van. Ik word niet begrepen in mijn Spaans door de restaurant-eigenaren, moet 2.000 peso's betalen voor elke plas op een WC en 10.000 peso’s voor een beetje wifi. Er zijn alleen maar Spaans sprekende mensen om me heen of Europese gezinnen die genoeg hebben aan zichzelf. Ik voel me alleen, al dagen ben ik in alle hotels die ik kies de enige gast. Ik heb geen honger en prop er met tegenzin een pasta met seafood in. Ik voel me opgesloten in deze baai; er is geen enkel weggetje het park in. Ik heb het even helemaal gehad met alles!

Zit je op de meest idyllische plek, is het geluk ver te zoeken! Ook dat is reizen; het moet allemaal net even samenvallen. Ook thuis heb je wel eens een dip. Wat doe je in dergelijke gevallen? Je doet een dutje in een hangmat. Je appt natuurlijk je moeder en je gooit een hulplijn uit naar een van je vriendinnen in Nederland, die je met FaceTime vanuit de kou in het Friese Franeker braaf te woord staat. Ik laat haar mijn zonsondergang zien; dat kan tegenwoordig gewoon.

In mijn kamer zit een krab, die vakkundig door de kokkin wordt weggejaagd. Op de WC zitten prachtige sprinkhanen die net echte blaadjes lijken. Kortom; het gaat wel weer een beetje. Maar ik vind het niet erg om morgen deze idylle te verlaten. Idylles zijn soms best een beetje saai.

woensdag 19 februari 2025

Tayrona, de speakers en de jungle

Het National Park is nog steeds gesloten vanwege de ‘zuiverings rituelen’ van de Inheemse bevolking, maar ik verblijf twee dagen aan de rand van het park, om er morgen als de kippen bij te zijn als het park weer opengaat. Mijn standplaats is het dorpje Calabazo, waar een van de ingangen van het park zich bevindt.

Als ik uit de bus stap in Calabazo schalt de keiharde accordeon muziek al uit de speakers. Dreunende bassen blazen je omver. Dit blijkt meteen de beste kennismaking met het dorp, want dit zal twee dagen zo blijven. Gekmakende, OORVERDOVENDE muziek, de hele dag en bijna de hele nacht door.

In de hoteleigenaar tref ik eindelijk iemand die goed Engels spreekt. Dat mis ik soms wel in Colombia; je komt dan zoveel meer te weten! Hij weet mij op zondagochtend te vertellen- na een nacht wakker liggen van het gedreun uit het dorp- dat het misschien wel zo klonk, maar dat er helemaal geen groot feest was. Ik overwoog zelfs nog om 03.00 uur 's nachts maar eens te gaan kijken hoe dat feest er dan uit zou zien. De hoteleigenaar helpt me uit de droom; als ik zou zijn gaan kijken had ik maar drie mensen op plastic stoeltjes aangetroffen.

Sommige cafe’s in het dorp worden gerund door guerilla’s en zij zijn niet bereid om de volumeknop omlaag te draaien. Hoezeer de hoteleigenaar ook probeert aan te geven ‘your killing our business’, de guerilla’s hebben er geen boodschap aan. Ook niet na bemiddeling van de burgemeester. Ik word op 500 meter afstand al gek, laat staan dat je ernaast woont! Dag in, dag uit. Hij vertelt dat er oude en zieke mensen zijn in het dorp (of mensen met jonge kinderen) die echt wanhopig worden. Het lijkt op het treiteren van het volk. Het legt in elk geval veel bloot over de machtsverhoudingen in dit -en naar ik vermoed nog veel meer - delen van Colombia. Behalve een politiecontrole in de bus, heb ik nog helemaal niets van de guerilla's gemerkt. Ik vind het vooral zo intrigerend dat iedereen overdag doet alsof die heksenketel van vaak twee speakers tegenover elkaar heel normaal is; ik vermoed dat iedereen half doof is.

Het kerkgezang deze zondagochtend lokt me meer en even mag ik binnen meekijken in de ‘kerk’: een kale hal met 100 plastic stoeltjes en een podium met een band. Alweer veel live muziek, veel gekwelde gezichten, veel mooie zondagse jurken (ik ben zelfs ook op mijn zondags, met mijn gele jurkje). Ik vermoed dat het een evangelische kerk is en het zou me niet verbazen als hier straks wat kwade geesten worden uitgedreven. Ik wacht dat niet af.

In de middag begin ik tamelijk onvoorbereid en veel te laat natuurlijk aan een hike in het National Park. Het gaat bergopwaarts, ik loop rood aan in de hitte en realiseer me dat ik niet teveel moet forceren. Ik zie ‘sterretjes’ en mijn lijf is nooit goed geweest is warmte afvoeren. Brommertjes brengen je gelukkig -tegen betaling- het eerste stuk de berg op.

Zo loop ik uiteindelijk helemaal alleen in een van de belangrijkste ecosystemen van Caribisch Colombia; de jungle van Tayrona. De jungle verdicht zich hier en je bent alleen met de natuur. In de verte hoor ik het oprecht dreigende geluid van de ‘howling monkeys’. Er loopt -getuige een informatiebord- ook nog ergens een jaguar rond. Hmmm, al met al best spannend. Ik heb lol in het nadenken over wie dit soort dingen echt helemaal niet zou trekken.

Bijzonder vind ik het om een paar Kogi indanen, het hengsel van hun tas over hun voorhoofd, tegen te komen onderweg: ik ben te gast in hun natuurlijke habitat. Ergens verscholen in de jungle is hun 'pueblito', die de laatste jaren verboden terrein is voor toeristen. Ik hoor vogels die de app Merlin niet herkent. Ik zie een prachtige 'Kingfisher' op een tak. Er zijn hier zoveel diersoorten te ontdekken! Ik krijg dan altijd fantasieen over hoe het zou zijn om hier een natuur documentaire op te nemen. Is dat een droombaan of een nachtmerrie als je 12 nachten ligt te wachten tot die verdomde jaguar een keertje langskomt?

Het lopen blijft zwaar en als ik van twee reizigers hoor dat het strand nog één uur lopen is, weet ik dat ik op safe moet spelen en terug moet gaan. Als ik mijn enkel zou verzwikken heb ik een serieus probleem hier. Het laatste stuk neem ik een brommer-taxi, gesterkt door een heel fit jong stel, die ook niet weten hoe snel ze een brommer moeten regelen. Wat zou ik me dan nog lopen uitsloven! Ik heb toch even mooi kunnen proeven van de jungle met zijn geluiden en de stilte, voordat ik weer op de -inmiddels vertrouwde - muur van geluid in Calabazo stuit.

Camarones en de Flamingo’s

Ik ben tijd aan het rekken omdat het Nationaal Park Tayrona nog steeds niet open is. Het wordt door de inheemse bevolking ‘gezuiverd’ van de kwade invloeden van het toerisme elke eerste twee weken van februari. Hier kan ik als antropoloog natuurlijk niet op tegen zijn, maar logistiek is het als reiziger even een dingetje.

Van andere reizigers krijg ik een tip over Flamingo’s in Camarones en hup, daar zit ik alweer drie uur in de bus naar het dorpje dat weinig toeristen trekt en half in de woestijn ligt. Beetje jammer dat het zo weinig toeristisch is dat de buschauffeur er dan ook vergeet te stoppen. Met dank aan Google Maps en het geluk dat ik niet in slaap ben gevallen, sta ik dan toch 2 km buiten het dorp aan de weg in de woestijn. Het doet me denken aan een scene uit de film ‘Bagdad Cafe’. Twee vrouwen met koffers in een bloedhete, stoffige woestijn.

Het duurt hier nooit lang of je zit -inclusief te grote koffer- achterop een brommer die me naar het hostel aan dezelfde weg brengt. De dochter des huizes ontvangt me hartelijk, haar zussen en haar moeder lopen door de huiskamer: het is alsof ik even onderdeel uitmaakt van een Colombiaans gezin. Aan ‘papa’ vraag ik of ik zijn fiets mag lenen en voor het donker word verken ik het dorp, het ‘sanctuary’ en het strand. De ene helft van het dorp bestaat uit ‘Spanjaarden’ en de andere helft uit ‘Wayuu’ indianen. Het verschil tussen beide 'communities' is duidelijk te zien; de Wayuu zitten achterin het dorp met krakkemikkige huisjes van leem en een tikje armoedige omgeving. De rest van het dorp is van de 'Spanjaarden'; die hebben de muziek aan bij het lokale cafe en runnen een paar eenvoudige winkeltjes in het dorp van eigenlijk maar één straat.

‘Papa’ moet wel zijn fietsketting nodig smeren en zijn versnellingen afstellen, want ik fiets als een doortrappende idioot door het dorp. Dat vinden ook de honden die met me mee rennen en me bijna in mijn kuit bijten. Podverdorie, wegwezen! Maar man, wat is fietsen in de tropen toch fijn; het vertrouwde vervoersmiddel van thuis in een spannender omgeving en met de warme wind rond je lijf.

Rond half zeven in de ochtend komt Rafael, een jonge Wayuu-gids, me halen met de brommer. Hij zal mij naar de Flamingo’s brengen. ‘Papa’ zwaait ons uit en filmt ons: mega trots dat hij zo’n goedlopend toeristisch bedrijf runt! Rafael is een schat. Ik stap in een prachtige houten kano met een klein zeiltje en behendig loodst hij ons het meer over. De stilte en het kabbelende is zeer aangenaam op deze zaterdagochtend. Het laat ruimte voor wat gemijmer; wat zou ik thuis doen op zaterdag? Een dikke Volkskrant kopen en niet de tijd nemen om die helemaal uit te lezen.

Vogel technisch valt het me niet helemaal mee: we benaderen voorzichtig een groep van 50 Flamingo’s, maar ze blijven te ver om foto’s te maken. Door de kijker zie ik wel die zalmroze nekken en die gekke bogen in hun hals: in elk geval staan alle neuzen dezelfde kant op. Rafael leent af en toe mijn kijker omdat die van hem bij een vorige toer in het water is gevallen. Je zou zo’n jongen toch met liefde een nieuwe kijker gunnen. Met klapperende zeilen keren wij terug naar het dorp. Het water komt niet hoger dan je knieën.

Terug in het hostel krijgt Rafael een fooi voor een nieuwe kijker. ‘Papa’ is bezig met het granollen van een muurtje voor een nieuwe hotelkamer: hij ziet een gouden toekomst voor zich voor zijn hostel. Ik vraag me af of de Flamingo's genoeg zijn om de mensen naar zijn dorp te lokken. En ik hoop dat zijn dochter erbij blijft, want zij is de eigenlijke spil. In een handomdraai maakt zij een bord heerlijk eten voor je klaar. Gisteren mocht ik zelf de vis uit de vriezer aanwijzen die me het meeste aansprak. Haar zussen zitten nog steeds verveeld op hun telefoon, de moeder schuift moeizaam, want net geopereerd aan haar buik, door de kamer. 'Papa' geeft me ongevraagd nog wat 'informatie' over de vogels die ik in zijn tuin aan het bekijken ben door mijn kijker; hij is van alle markten thuis.

Ik lees nog wat in de hangmat voordat ik afscheid neem van dit sympathieke plekje. Ik loop 100 meter naar de grote weg door de woestijn en steek mijn hand omhoog. De grote bus stopt en slokt me op voor weer een volgend avontuur.

zondag 16 februari 2025

Minca en de Toekan

Minca is een klein dorpje in de bergen met een herkenbare, beetje hippie-achtige sfeer. Zo’n dorpje van een straat, waarbij de amandelmuffins en de Latte Macchiato hun intrede hebben gedaan. De groene bergen zijn de attractie, samen met de talloze watervallen. Ik kies mijn hostel op basis van het uitzicht; inderdaad met een terras dat ver uitkijkt over de bergen en waarbij je al aan je ontbijt kunt beginnen met vogels spotten.De Kolibrietjes komen af op hangende installaties met honing, terwijl jij de honing over je pannekoekje drappeert.

Bij sommige safari’s in Afrika draait het allemaal om ‘the big five’. Minca staat bekend als vogelparadijs en het hoogst haalbare is het spotten van de Toekan. Ik meld mij om 05:45 uur in de ochtend in het dorpje bij 'Jungle Joe' voor de vogeltour en dan heb ik er al twintig minuten lopen in het pikkedonker vanuit mijn hostel opzitten. In tegenstelling tot in Nederland kost vroeg opstaan me hier geen enkele moeite.

Naast vogels stikt het in Minca van de Nederlanders, dus ik word samen met een jong Amsterdams stel en een Brits stel ingedeeld in een groep met onze gids. We beginnen bij het begin; de app Merlin, waarmee je geluid kunt opnemen en dan rolt gelijk de vogel eruit die je vermoedelijk hoort. Kind kan de was doen, joh! Af en toe bedient de gids zich van een ‘no go’ voor de echte vogelaar; hij laat de app via een boxje in zijn tas vogelgeluiden produceren, waarmee je de vogels dus probeert te lokken. De Amsterdamse jongen is best ‘into’ vogels, blijkbaar mag je dat zijn als ‘coole’ gast en zijn vriendin word telkens misselijk als ze door de kijker kijkt. Ik laat haar af en toe door mijn eigen -zorgvuldig in Nederland uitgezochte - kijker kijken, want ik ben stiekem ook een beetje een vogelaar.

Op twee kilometer afstand is er iemand zo slim geweest om een vogelobservatie-post te bouwen op een adembenemende plek. We worden hier zachtjes heen geloodst, bestellen een slap Colombiaans koffietje en hebben boven veel te zien. Ze voeren de vogels met schalen fruit op redelijke afstand en daar komt de ene na de ander top vogels zijn ontbijtje nuttigen. Ik ben met name erg gecharmeerd van een dieprode vogel die op zijn snavel twee bijna fluorescerende streepjes heeft; je gelooft je ogen niet! Verder is er een turquoise blauwe knapperd bij en wachten we massaal tot een uiltje op een nest zijn koppie laat zien, maar daar heeft ie geen zin in vandaag.

De groene halsbandparkieten hier zijn net iets anders dan ‘onze’ Amsterdamse parkieten. En de gids vertelt ons hoezeer de mannetjes vogels zich moeten uitsloven om de aandacht te trekken van de vrouwtjesvogels, die er op het eerste gezicht misschien saaier uitzien, maar veel meer kleuren blijken te hebben dan wij mensen kunnen zien. Voila; need I say more.

Het is op de terugweg als er een van de gidsen druk begint te zwaaien met zijn armen, alle verschillende groepen spotters in zijn kielzog. Een privé-gids begint zelfs voor ons uit te rennen, want hij is gesignaleerd…de Toekan. Met zeven felle kleuren en ook nog eens symbool van een Nederlandse hotelketen -weet die arme vogel veel- zit hij daar te pronken. De gids is uitzinnig; wat een geluk hebben wij! Ik vermoed dat dit patroon zich iedere dag zo herhaald.

Ik word ook een tikje afgeleid door een woede uitbarsting van een toerist, wiens privé-gids voor haar uit is gesneld en die zich door hem erg in de steek gelaten voelt: ‘je laat je mensen toch niet achter! Je krijgt van mij geen ‘dinero!’. Ik vind het zielig voor de gids, die dacht speels op Toekan-jacht te zijn, maar daar dacht deze dame kennelijk anders over. Ik pak gelijk mijn rol als intermediair en met mijn vers verworven Spaans zeg ik: ‘Ella tiene otros problemas’. Geen idee wat verlatingsangst in het Spaans is. Zo, hebben we dat ook weer opgelost.

Ps. De vogelfoto’s zijn van internet; daar kan ik niet tegenop met mijn Iphoontje.

vrijdag 14 februari 2025

Santa Marta en de Kogi

Waar je in India een hartverzakking krijgt als een kruier je tas te pakken krijgt en je voortdurend het gevoel hebt op je hoede te moeten zijn, heb ik dat gevoel in Colombia helemaal nergens. Rechtstreeks uit de taxi word ik begeleid door iemand van het busstation, die me direct in de juiste bus zet. Ik let niet eens meer echt op of mijn tas ook echt in deze bus verdwijnt, zoveel vertrouwen wekt de man.

En de bus vertrekt onmiddellijk, ook al zo prettig. Vijf uurtjes van Cartagena naar Santa Marta. De stoelen in de bus zijn comfortabel en je zit meteen tussen de Colombianen zelf, die jou prettig niet interessant vinden als toerist (ook alweer zo’n verschil met India). Met mijn buurvrouw heb ik gewoon een gesprek van vrouw tot vrouw over de aangeboden waren in de bus; voortdurend worden er onderweg verkopers opgepikt die cakejes, koekjes, fruit, warme maaltijden of krultangen proberen te slijten aan een publiek dat immers toch niet weg kan. Het is een soort mini-wereldje waar je probleemloos onderdeel van uitmaakt. Ik vind die Colombianen tot nu toe uiterst gemoedelijk. Vooral de meneer met de krultangen, spiegels en weet ik wat voor rommel nog meer, valt erg in de smaak bij het buspubliek. Het is een soort rijdende stand-up comedian, mensen zitten hardop te lachen. Kom daar maar eens om in de Noord-Zuid lijn om 07:00 uur ’s ochtends in Amsterdam! Enige nadeel is dat ze niet aan plas-stops doen, dus ik haast me bij aankomst per taxi naar het ‘boutique’ hotel in Santa Martha. Daar wacht mij helaas een receptioniste die werkelijk geen woord snapt van wat ik bedoel en vice versa en begint aan een ellenlange incheck procedure. Ik word gedwongen om ‘Baños’ naar haar te schreeuwen, om eindelijk naar het toilet te kunnen.

Santa Marta staat niet hoog op de lijstjes van de reizigers. Ik snap niet waarom! Ik slenter bij de vallende avond over de boulevard en tref daar een van de allermooiste zonsondergangen ooit. De hele hemel kleurt fel oranje en de Colombianen wringen zich in allerlei bochten om de beste selfies te maken. Op de boulevard allemaal eetkraampjes en zelfs een sterrenkijker waar je voor 1 euro naar de maan kan kijken (doe ik natuurlijk, viel tegen). Verderop doet een groep jonge gasten met flinke spierballen oefeningen aan een rekstok waar Epke Zonderland zijn vingers nog bij kan aflikken. Eigenlijk staan de leukste dingen die je tegenkomt niet in reisgidsen, is mijn observatie. Ik eindig bij zowaar een vegetarisch restaurant waar ik een heerlijke geroosterde bloemkool eet, waar Ottolenghi nog een puntje aan kan zuigen.

In de ochtend staat er een groep van vijftig in het wit geklede mensen voor het stadhuis. Hele bescheiden mensen op blote voeten, allemaal een specifiek tasje om de schouder en een enkeling met een prachtig mutsje of hoed. De antropoloog in mij voelt het van binnen borrelen van nieuwsgierigheid. Ik informeer bij Colombianen uit Medellin waar dit over gaat en de Kogi -zo heten deze inheemse inwoners van de Sierra Nevada- demonstreren hier vreedzaam tegen de exploitatie van hun land. Zij maken zich zorgen over hun leefgebied en eisen meer respect voor de omgeving. Zonder in spirituele zwijmelarij te vervallen, valt me toch op dat hun bescheiden houding en voorkomen zo naadloos samenvalt met hun boodschap. Er schijnt 20 jaar geleden al een documentaire te zijn opgenomen, waarin de leiders van dit volk de wereld oproepen een andere koers te gaan varen. Greta Thunberg avant la lettre. Hun boodschap heeft niet bepaald aan actualiteit ingeboet, integendeel.

De taxichauffeur die me naar de volgende plek brengt vertelt me -hij spreekt Spaans tegen zijn telefoon en Google Translate spuugt er Engels uit en vice versa- dat de Kogi ook geld willen. Hij vertelt me ook dat de president van Colombia zelf een oud-guerrilla is en dat hij niet bepaald populair is in Colombia. Hij heeft weinig overwicht. Mijn eerste ‘gesprek’ over politiek in dit land. Dan arriveren we in Minca en moet die arme chauffeur met zijn gefundeerde politieke mening en iets te dikke buik mijn veel te grote koffer op zijn schouder alle trappen van het hotel optillen. ‘Light packing’ is nog een puntje voor verbetering. Had ik misschien toch die krultang niet moeten kopen.