dinsdag 4 maart 2025

Salento en de palmbomen vallei

Het is maar goed dat ik het zo leuk vind in Jardin, want ik moet er anderhalf uur langer blijven dan gepland. Ik sta klaar voor de bus van 06:00 uur in de ochtend, maar had die moeten reserveren minstens een dag ervoor bij een loketje tussen 13:00 en 13:45 uur. Geen idee hoe ik dat had moeten weten!! De dertien toeristen die dit blijkbaar wel wisten proppen zich, ietwat meewarig naar mij kijkend, in een mini-bus. Zij gaan via een geasfalteerde weg naar Salento, mijn volgende bestemming. Voor mij blijft nu de bus van 08:00 uur over, die over een niet geasfalteerd ruige weg gaat die zich door de bergen kringelt. Mensen schrijven er online over als een ‘vreselijke route’, dus ik houd mijn hart vast. Gelukkig heb ik van mijn moeder de tip om -wanneer reisziekte dreigt- Cinnarizine pilletjes in te nemen. Nerveus neem ik er alvast twee.

Het is gelukkig geen bus zonder ramen met harde muziek - zoals die hier ook wel rijden en waardoor je onder het stof komt te zitten- maar een kleine, gewone bus voor dertig mensen. Als ik voorin ga zitten -in verband met de kans op misselijk worden- naast een Colombiaan geeft ie aan dat de stoel gereserveerd zou zijn. Bij het mannetje erachter idem dito. Ze hebben er geen moeite mee om je zo’n beetje weg te wuiven. Ik beland aan de andere kant voorin naast een non. Ze is overduidelijk ook nerveus over deze rit en bij gebrek aan fatsoenlijk Spaans kijk ik haar veelbetekenend aan en sla een halfslachtig kruisje. Ze knikt begrijpend en zit onafgebroken ‘Wees Gegroetjes’ te bidden, met haar vingers elk kraaltje van haar rozenkrans aflopend.

De bus ploegt zich langzaam de bergen door. Eerlijk gezegd valt me mee hoezeer we langs ravijnen gaan en hoe heftig de rit is. Het tempo ligt laag, telkens wordt er gestopt om ‘aan de weg te werken’. Door de regen zijn landverschuivingen een groot gevaar voor het doorgaande verkeer, dus ook de buschauffeur helpt mee om gootjes te graven en met grote spades het water in goede banen te leiden. Het geeft mij de kans om stiekem buiten -precies achter de bus uit het zicht- een plas te doen. Mijn bescheiden bijdrage aan de wateroverlast hier ;-)

Halverwege is er een kleine pauze. Ik pak mijn banaan uit mijn tas en stap de bus uit om hem buiten op te peuzelen. Ik zie een Colombiaan naar me kijken en iets tegen zijn vriend zeggen. Ze lachen achter hun hand. Ik krijg de banaan moeilijk open, ik heb gisteren in het kleine supertje het meest gele exemplaar uitgezocht. Ik krijg een vermoeden dat er iets niet klopt en bij de eerste hap proef ik dat ik een ‘plantaan’ of bakbanaan aan het eten ben. Er zit niets anders op dan als een boer met kiespijn mee te lachen met de jongens, die mij inderdaad uitleggen dat het geen ‘banana’ is die ik heb gekocht.

In de bus zit ook Willem, een Nederlandse backpacker van twintig. Tot mijn verrassing stelt ie voor samen te gaan eten in Salento. Willem vindt elk restaurant ‘boven zijn budget’, dus als een soort ‘sugar mummie’ betaal ik zijn forel, de specialiteit in dit gebied. Willem wordt later leraar wiskunde en gaat morgen een hike doen van vier dagen. Salento is wat toeristischer dan Jardin, met een heuse ‘winkelstraat’ met ingebouwde spotjes in het trottoir; daar ligt bij mij wel mijn zo’n beetje mijn grens qua authenticiteit.

De volgende dag besluit ik als ik wakker word dat ik de hike van 14 kilometer ga doen door de palmbomenvallei, waar Salento zo beroemd om is. Het weer is zonnig en dat is hier geen vanzelfsprekendheid. Vanaf het pleintje vertrekken hier de Willy’s (vrolijk gekleurde Jeeps) zodra ze vol zijn naar verschillende bestemmingen, waaronder de vallei. Ik beland in een Jeep met Justin uit Nederland en Ellie en Komal, twee meiden uit Engeland. Heel organisch en onuitgesproken vormen we ineens een groepje dat met elkaar de hike gaat doen vandaag. We besluiten de route ‘Clock-wise’ te lopen in verband met de zon op de palmen tijdens de eerste etappe. Justin is een IT-er van 40 die al vijf maanden aan het reizen is. Hij gaat ‘op kop’ als ex-padvinder en kijkt meer naar de route op zijn telefoon, dan naar de natuur. Hij vertelt ons steeds hoeveel minuten we al zijn ingelopen qua ‘Estimated Time of Arrival’. I couldn’t care less.

Ik moet erg wennen aan me ineens moeten aanpassen aan anderen -niet telkens stoppen voor een vogeltje- maar het lukt me om ergens de knop om te zetten en te genieten van het een keer met anderen zijn. De Britse meiden van rond de dertig zijn schatten en ik geniet heel erg van dat typische Britse commentaar. Ik ben ook oprecht blij met onze padvinder/gids want het is best een pittige route, waarbij we veel moeten klimmen, negen wankele bruggetjes oversteken en ik twee keer onderuit ga op een rots. Gelukkig zijn mijn botten en verrekijker niet beschadigd. We klauteren naar een kolibrie tuin, waar we chocomel met kaas (!) krijgen. Het is ondertussen hard gaan regenen en ik ben de enige die geen regenkleding bij zich heeft. Ik vind het niet erg. Na een uur of vijf, zes lopen zijn we weer bij ons startpunt en sluiten we aan in de enorme rij mensen die allemaal met een Jeep naar het dorp willen.

Justin wil in het dorp nog perse een biertje drinken, dus dat doen we braaf en daarna is er gelukkig een warme douche in het hotel. Na het eten zoek ik de Engelse meiden nog even op om een spelletje Tejo te spelen, een lokaal spel. Met een zware steen probeer je een driehoekje te raken waar buskruit inzit, waardoor er af en toe een enorme knal klinkt in de -op een aantal toeristengroepen na- verder lege hal. Ik veroorzaak zelf twee explosies, maar ik geniet er maar matig van met mijn vingers in mijn oren; zo hard! Je hoort bij dit spel veel bij te drinken, dus we krijgen aan de bar nog wat shotjes aangeboden om een beetje in de sfeer te geraken. Het is - voor mijn doen- zowaar een ‘wilde’ avond.

Mijn laatste echte dag Colombia, de volgende dag, gaat op aan het plannen van de rest van mijn reis en het boeken van vluchten. In de middag bezoek ik nog een koffie ‘farm’, want daar staat dit gebied immers om bekend. Ik moet rode koffiebessen plukken in een mandje en leer het verschil tussen Arabica en Robusta. De bonen gaan ongebrand op transport naar het buitenland, waar elk land ze weer een andere ‘roast’ geeft. Interessant wel, om iets meer te horen over het goedje dat je dagelijks tot je neemt.

's Avonds neem ik in gedachten al een beetje afscheid van het land waarvan ik zo heb genoten de afgelopen vier weken. De muziek, de mensen, het landschap, de vogels…… Ik ben in vier weken geloof ik twee chagrijnige Colombianen tegengekomen en dat vind ik toch een buitengewoon goeie score. Hoe ze het doen weet ik niet -en het staat haaks op hun internationale reputatie- maar zo op het oog is het een opgeruimd volk in een prachtig land.

Op naar nieuwe verhalen vanuit Ecuador!

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Leuk verhaal weer Chris, heerlijke beschrijvingen!
En ter info: Dirk van den Broek heeft nu ook biologische koffie, een combinatie van Arabica en Robusta, toevallig gisteren gekocht :) maar nog niet geproefd. Bij mijn eerste slak zal ik zeker aan jou en dit verhaal denken!

Anoniem zei

Sorry, dit was een reactie van Gus, vergeten erbij te zetten.

Chris zei

Oh laat me weten hoe die 'blend' is ja!