maandag 2 april 2012

Café Tabac


De organisatoren noemen het zelf ‘het best bewaarde geheim’ van Amsterdam (nu het op mijn blog staat, is dat natuurlijk snel afgelopen). Elke eerste zondag van de maand is er in Café Tabac, bij de Noordermarkt, een literaire avond. Sunday at the Village. Een dichtersavond, zou Huub van der Lubbe zeggen. Gedichten, maar ook verhalen en intieme muziek. Dat klinkt altijd een beetje griezelig, intiem, maar je weet wat ik bedoel.

De avonden trekken een prettig publiek (best jong, best hip en in elk geval stil tijdens de optredens). Er is een piepklein podiumpje en er zijn brandende kaarsjes. Achter de donkere ramen van het café zie je de Noorderkerk prachtig oplichten. De presentatie is in handen van een nogal typische oudere schrijver, die niet kan presenteren en hiertoe wordt bijgestaan door een jonge hippe schrijfster, die het eigenlijk ook niet kan. Maar de avonden zijn zo goed. Mooi in hun eenvoud.

Het is terug naar de basis, in café Tabac. Een verhaal, een lied, een gedicht krijgt waarvoor ze zijn gemaakt: aandachtig luisterende oren. Teksten over wat je ziet, hoort, proeft of meemaakt, met akkoorden of zonder; het komt allemaal op hetzelfde neer. Het leven delen. Uitwisseling. Dat gebeurt daar allemaal, op die zondagen in Tabac. De schrijvers of muzikanten staan op één meter van het publiek met trillende handen en een schorre stem, helemaal ‘naakt’ voor te dragen uit hun bundeltjes, al hun gedachten bloot. Net als de muzikanten. Geen drumstel om zich achter te verschuilen, geen trucjes meer om zich een houding te geven. In Tabac is alles echt. Geen schreeuwerigheid en geen competitie. Dat druist prettig in tegen de tijdgeest.

Vorige maand waren er twee zwarte dichters. Die dichtten allebei over huidskleur en alles wat daarbij komt kijken. Ik zat me nog af te vragen hoe lang zwarte dichters nog over huidskleur moeten dichten. Toen kwam het einde van de avond en bleek de witte dichter, die altijd gedichten leest op begrafenissen van eenzame mensen, stront lazarus te zijn. Hij probeerde zich door het café naar voren te werken voor zijn toegift, maar hij struikelde voortdurend over zijn eigen benen. Wel wist hij in al zijn beneveldheid, precies de drie zwarte mensen in de het café aan te wijzen en begon een onsamenhangend verhaal over de PVV voor de microfoon. Toen wist ik meteen weer waarom zwarte dichters nog over huidskleur moeten dichten. Het was pijnlijk, een smet op het paradijselijke van deze avonden. Maar het was wel echt.

Gisteren zat ik er weer. Op een krukje aan de bar. De dichters waren minder goed en minder dronken dan anders. Een Vlaamse had het in het Vlaams over seks. Dat is wel beter dan in het Nederlands, maar toch was het niet veel. Maar echt was het wel.