woensdag 28 november 2012

Hans




Als je soms jaren moet zoeken naar een baantje, zoals in Namibië, wordt je vanzelf inventief. In het enige ‘internetcafé’ van Lüderitz -waar twee zeer traag werkende computers wachten op klanten- staat een jongen met een schroevendraaier een computer uit elkaar te halen. Als de baas weg gaat en ik wacht tot mijn foto’s zijn ingeladen, bekent hij lachend dat hij eigenlijk geen enkele ervaring heeft met computers. Hij zocht al vier jaar naar een baan en zijn baas zocht al een tijdje naar iemand met verstand van computers. Dus staat hij nu al schroevend te doen alsof. Een baan is een baan. Als je in Zuid-Afrika of Namibië gaat tanken, staan er minstens acht pompbediendes voor je klaar. Eentje kan je maar helpen met tanken, de rest hangt vaak half slapend tegen de bezinepomp. Een baan is een baan.

In Aus, een nederzetting midden in de woestijn met één hotel en één bezinepomp, komt een jongen mij in de enige -doodstille- straat tegemoet lopen. Hij draagt een vieze muts in Reggae kleuren en heeft scheuren in zijn broek. Na het standaard ‘How are you?’ volgt ‘What’s your name?’ Ik besluit gewoon maar eens mijn echte naam te noemen: ‘Chris’. ‘I am Thomas’ zeg ie, ‘See you later!’. Even later loop ik hem weer tegen het lijf. In een noot van de vrucht van de Marula boom heeft hij met een mesje dieren uitgesneden en warempel, ook mijn naam! Hij wil het balletje aan me verkopen en met mijn naam voelt het natuurlijk al half van mij. Wat een slimmerik! Ik zwicht voor zijn uitgekookte ondernemerschap en koop, na een straf onderhandelingsproces, het balletje.

Het is twee weken later als ik me weer stoot aan dezelfde steen. In Khorixas stellen twee mannen zich aan mij voor als ‘artists’ (dit ken ik uit west-africa en is geen enkele garantie voor enige artistieke talenten…). ‘Where is your husband?’, willen ook zij weten. ‘At home’ zeg ik dan altijd maar voor het gemak. ‘Why didn’t he come?’ ‘Work’ zeg ik dan altijd maar voor het gemak. ‘What’s his name?’ Oei, die had ik nog niet gehad. ‘Eh….Hans’, zeg ik stroef improviserend. Het blijkt de naam van een van de mannen te zijn, blijkbaar onbewust opgeslagen en gereproduceerd. Beetje suf en verdacht ook wel.

Ik ben mijn leugentje alweer vergeten als ze tien minuten later weer voor me staan. Met twee gekerfde balletjes, één voor Chris en één voor Hans. Ze hebben me flink te grazen! Hoe kan ik verklaren dat ik voor mijn –imaginaire- echtgenoot niet eens een gekerfd balletje over heb? (My wife went to Namibia and all I got is this lousy ball!)

Ik geef het op en koop beide balletjes. Heb ik geen Hans, maar wel mooi zijn balletje.

maandag 5 november 2012

Crocodile Dundee




Gisteren net zo´n hoed gekocht als Crocodile Dundee. Sindsdien lijken mijn bush overlevingstechnieken sterk verbeterd. Het lijkt verdorie wel of ik Crocodile Dundee ben!

De tijden dat ik in Australië, half opgevreten door de muggen uitriep: ‘ik haat kamperen!’ liggen blijkbaar ver achter me. Ik laveer mij moeiteloos door dit woestijnland en vecht dapper tegen de elementen. Het is hier vanaf 7 uur ’s ochtends in de zon al niet meer te harden en gisteren liep ik om 18.00 ’s avonds uur nog te zweten, toen ik mij door het woud van kokerbomen slingerde. Het gevoel dat je in een oven loopt, met knallende koppijn tot gevolg. Ik meende ook echt sisgeluiden te horen toen ik bij terugkomst op de camping in het postzegelgrote zwembadje sprong. In Namibië blijkt het welgeteld een uur na zonsopgang en een uur daarvoor aangenaam weer te zijn. Toch twee uur per dag; lucky bastards.

Deze twee uur behoeven echter nuance, want toen ik gisteren tijdens het laatste uurtje eens flink op zijn Crocodile Dundees wilde gaan kokkerellen - dus op de barbecue, maar dan vegetarisch- brak de hel los. Een storm raasde over de het stoffige land. Snel bracht ik mijn keukenuitrusting in veiligheid. Ik parkeerde de auto zodanig dat hij de meeste wind blokkeerde en ik zette mijn tent, verstevigd met stenen, precies naast de auto in de luwte op. Een flink staaltje Dundiness! Toen ik net een windvrije keuken had gecreëerd, bleek mijn gasaansteker leeg. Geen nood; ik heb het blikje mediterrane groenten gewoon koud opgelepeld. Zeker een aanrader!

Toen ik ook de reuzenmieren, de wespen en de torren ter grootte van een luciferdoosje vriendelijk had verwelkomd, net als de hagedis op het toilet, wist het zeker: het gaat helemaal goed komen met mij en de bush.

Ps.
Wordt vast en zeker vervolgd……geheel volgens manische principes zal op deze euforische vlaag vast en zeker een depressie volgen. Zeker als ik die hoed straks ga verliezen.

Liftster




Ik suis in mijn rode huurauto over de lange weg van Kaapstad naar Namibië. Buiten bestaat het landschap uit rotsachtige bergen en schilderachtige dorpjes met kerken in oud-Nederlandse stijl. Als je hier een instant kop koffie besteld bij de plaatselijke kruidenier, wordt je in het Afrikaans vriendelijk bedankt voor de klandizie: ´baie dankie vir u ondersteuning´.

Langs die wegen rij ik al uren; fris van de airco en met de detonerende klanken van´Doe Maar’ en ‘De Dijk’ uit de speakers. Wat is thuis ver weg! Een ongekend gevoel van vrijheid heeft zich van me meester gemaakt. Ik heb een auto, een plan en nog 2,5 week avontuur voor de boeg! Ik ben ook niet gezwicht voor de druk om een reisgenoot mee te nemen. Bijna had ik een in Kaapstad geronselde Amerikaan meegenomen, maar het idee dat ik, in deze kleine Volkswagen Polo, mijn keuzes had moeten overleggen met een volslagen onbekende, maakt me super blij met mijn keuze voor het alleen reizen.

Alleen zal ik trouwens niet lang blijven. Langs de kant van alle wegen in Zuid-Afrika staan mensen met een duim omhoog. Het zijn bijna zonder uitzondering zwarte mensen die zich geen openbaar vervoer, laat staan het hebben van een auto, kunnen permitteren. Op sommige plaatsen is er niet eens openbaar vervoer.
Reizen als witte Europeaan in Zuid-Afrika confronteert je onvermijdelijk met het gevoel bevoorrecht te zijn. Het passeren van ontelbare golfplaten krottenwijken doordringen je van dat besef.

Nu ik ineens in het bezit ben van een halflege auto, kan ik eindelijk eens wat terugdoen voor mijn medemens. Als ex-lifter heb ik bovendien altijd de impuls om te stoppen voor welke lifter dan ook. In het kader van de veiligheid besluit ik hier alleen voor vrouwen te stoppen. Mijn eerste liftster heeft een baby van zeven maanden op haar arm. Ze spreekt, zonder noemenswaardig gebit, een voor mij onverstaanbaar Afrikaans. Ze moet naar de kliniek een eindje verderop. Ik moet verder maar geen lifters meer meenemen, zegt ze, ook tussen vrouwen kunnen ‘gangsters’ zitten. Mijn tweede liftster heeft een haarnetje, komt uit Zimbabwe en wil me aan het eind van de rit betalen. Als ik dat wegwuif, put ze zich uit in de ‘God bless you’s. Ze heeft drie kinderen in Zimbabwe en werkt hier in de druivenpluk om iets te verdienen. Dit jaar gaat ze voor het eerst in twee jaar terug om even snel haar kinderen te zien.

Mijn derde liftster moet een heel eind. Haar moeder is ziek en die gaat ze bezoeken. Haar twee nichtjes gaan ook mee en die gaan schuil achter mijn ‘pop-up’ tent, die de gehele achterbank in beslag neemt. Eenmaal handig uitgeworpen, krijg je die dingen nooit meer in elkaar. Ik tenminste niet. Tante zit dus voorin. Zichtbaar blij dat ze een lift heeft en ze weet ook wel waarom: ‘I prayed all night for someone to come and pick us’. Ze heeft een tijdje in Cape Town gewerkt ,waar ze goed Engels heeft geleerd. Dat scheelt. Ze probeert een goeie gids te zijn door mij te vertellen waar we onderweg langs komen. Dat is niet moeilijk, want behalve een enkele geit en een gehucht is dat bijna niks. Mijn liftster is het prototype ‘Big Mama’; haar ronde gezicht gaat schuil onder haar grote zonnehoed. Af en toe kijk ik eronder om te checken of ze slaapt. Maar daarvoor is ze veel te opgewonden dat ze naar huis gaat, zegt ze. Ook zij plukt druiven en als ze mazzel heeft mag ze wijnflessen vullen en etiketten plakken. Werken met graan is alleen voor mannen, dat is te zwaar. Een reis met het openbaar vervoer naar haar moeder 100 km verderop kan ze niet betalen. Ze kucht onophoudelijk, een gevolg van een infectie aan haar long, waarvan ze er nog maar eentje heeft, sinds een operatie toen ze zes was. Als ik vraag welk werk het beste betaald, komt het hoge woord eruit: ‘I want to be an electrician’, zegt ze. Ik vraag of dat werk wel vaker door vrouwen wordt gedaan. Nee, zegt ze ferm, maar ik wil volgend jaar een opleiding doen. ‘I’ll fix everything myself at home’

Als haar mobieltje gaat zegt ze ‘sorry’ tegen mij en neemt niet op. Het is haar zus en die wil ze nog niet vertellen dat ze als verrassing in aantocht is! In ‘the middle of nowhere’ gebied ze mij te stoppen. De nichtjes kruipen onder de tent vandaan en gaan me ‘Auntie’ de auto uit. Mijn lifster drukt me op het hart geen andere lifters mee te nemen, te checken of ik een first-aid kit in de auto heb - dat zou al mijn problemen helpen voorkomen- en ik krijg alweer Gods zegen. Als het nu niet goed komt met deze reis!

Auntie en haar nichtjes verdwijnen door het prikkeldraad in het hoge gras. Voor een ander de berm van de weg, voor hun is het thuis.