woensdag 30 november 2011

Van de Kook


‘Ik heb zo’n zin om naar de Efteling te gaan’, zegt onze ober. Hij kijkt dromerig voor zich uit. ‘Maar ja, een meisje van onze groep kan misschien niet mee, die is ziek. Ik heb gezegd, dat ik anders ook wel thuis blijf om voor haar te zorgen’. Hij zet de soep afwezig voor ons neer, totaal met zijn gedachten bij dat arme meisje uit zijn woongroep. Zonder ‘eet smakelijk’ te zeggen is hij verdwenen richting open keuken. We hebben ook nog geen lepels. Onze ober heet Eddy. Zo noemt zijn begeleider hem tenminste.

Een avondje dineren bij eetcafé Van De Kook is een bijzondere ervaring. Waar vindt je nog obers die bereid zijn om maar liefst twintig minuten aan tafel uit te wijden over hoeveel zin ze hebben in een dagje Efteling? Van de Kook is een project in de Pijp waarbij mensen met een verstandelijke beperking, begeleid door vrijwilligers, een restaurant runnen. Er wordt op vrijdagavond heerlijk gekookt; drie gangen voor 9 euro. Een dubbeltje op de eerste rang, zo zal blijken.

Tussen ons hoofdgerecht en het dessert klinkt er een belletje. Het is het belletje van Marcel. Hij krijgt met gemak het hele restaurant stil met zijn belletje. Dat is ook wel handig, want als hij praat is hij moeilijk te verstaan. ‘Ik wil even….. nou, ik wou even zeggen… dat jullie moeten niet vergeten….. de klok moet vannacht terug’. Triomfantelijk kijkt Marcel de zaal in. Hij heeft zich voor de gelegenheid uitgedost met vlinderstrikje. ‘Bedankt’ roepen restaurantbezoekers. ‘Super, Marcel!’. Hij trekt een glunderende grimas en de gesprekken aan de tafels zetten zich weer moeiteloos voort.

Eddy brengt het toetje. Desgevraagd legt hij uit welke weg hij altijd neemt naar zijn huis, de woongroep in Duivendrecht. Eerst tram zus en dan bus zoveel. Voordat hij het restaurant verlaat belt hij altijd even naar zijn begeleiders in Duivendrecht, dan weten ze dat hij eraan komt. Jaloers kijk ik toe hoe hij wegloopt van onze tafel en bij een vaste restaurantbezoeker nog even snel een schoudermassage doet. Kom daar nog maar eens om in een gemiddeld restaurant! Bij Eddy is een avondje verwend worden, ook echt verwend worden! Entertainen, masseren, informeren…en oja, eten brengen. Dat laatste heeft duidelijk geen prioriteit.

Het belletje weer. T’is Marcel. Of we al weten dat de jongste vrijwilliger, die ook helpt in de keuken, vandaag jarig is. En ja hoor, het hele restaurant barst uit in een luidkeels ‘Lang zal ie leven’. Iedereen die hier eet is wel in voor een onderbreking of geintje; romantisch dineren doen ze wel weer ergens anders.

Aan het eind van de avond gaan de vrijwilligers en het bedienend personeel pas eten. Eddy schuift hongerig aan. Hij heeft de hele avond van alle gasten gehoord hoe lekker het eten wel niet is, maar heeft er zelf nog geen hap van geproefd. Bij het weggaan kijk ik nog even naar hem. Volgende week, dan gaat hij naar de Efteling.

maandag 21 november 2011

Glow in the dark





Soms zijn we in de Randstad zo ontzettend met onszelf bezig, dat we helemaal niet door hebben dat er daarbuiten ook nog wel eens wat leuks te doen is. Wat te denken van het Glow festival in Eindhoven, stad van de verlichting?

Ik was er twee weken geleden, na een gouden tip, en was er redelijk onder de indruk van de werken van de lichtkunstenaars die langs een route door de hele stad hun kunsten vertoonden. Van een 'tunnel of love' met verlichte harten in een fietstunnel, tot projecties op gevels tot een heuse tempel voor het station, rond het standbeeld van meneer Philips himself. Stond overigens ook versteld van de hoeveelheid mensen die met mij tegelijk die route aflegde. Zo dun bevolkt is het helemaal niet, daar in Brabant! Dus....randstedelingen, doe eens gek, Glow festival volgend jaar?

dinsdag 1 november 2011

(S)Tom (S)Tom!


In een geleende Toyota rij ik door Franse Vogezen van A naar B.

Vroeger reed ik altijd met Michelin op schoot. Zo’n dik boekwerk in een onhandig groot formaat, tussen mijn knieën en het stuur. En maar rondjes draaien op één van de triljoenen Franse rotondes om ondertussen de kaart te kunnen lezen. Maar Michelin is passé. Dit is het tijdperk van TomTom. Hij is niet dik, heeft geen ringband, hoeft niet op schoot en heeft een vrouwenstem met een Vlaams accent. En met een beetje mazzel blijft hij kleven aan het raam.

Van A naar B is slechts 60 km. Tom² begeleidt mij over glooiende wegen, de zon knallend op het autodak en de ramen wijd open. Na 40 km wordt ik het bos in gestuurd. Midden in het bos passeer ik een meertje, waar heren met een hengel mij ernstig nakijken. ‘Zo’, zie je ze denken ‘dat vrouwtje met dat gele nummerplaatje weet waar ze heen wil’. Ik glimlach zelfverzekerd terug en constateer dat ik misschien ook wel iets te hard rijd voor de inmiddels zeer ruige ondergrond van losse stenen en diepe kuilen. Tom² geeft aan dat ik vooruit moet, nog maar 2 km en dan zal alles goed komen.

Op de splitsing lijken alle wegen even onbegaanbaar. Het lijkt lang geleden dat hier überhaupt een auto is geweest. Ik waag de gok en ga rechtdoor, het steeds smaller wordende en overwoekerde pad in. Volgens Tom² is de redding nabij, nog maar 800m tot de bewoonde wereld!

Zal ik die wereld ooit bereiken? De eerste kuil met modder weet ik nog ongeschonden door te komen (Camel Trophy, Jeeehaa!). Modderspetters op de motorkap! De tweede kuil blijkt een instinker. Ik sta muurvast in de modder. Rustig blijven nu. Ik stap uit en staar in de prut. Voortbordurend op kennis uit mijn ruige reisverleden, weet ik dat het vastgelopen wiel smacht naar houvast. Paniekerig ren ik door het bos op zoek naar takken, onderwijl de mantra –rustig blijven, nu rustig blijven- prevelend. Aan de takken heeft het wiel niet genoeg. Na drie keer starten geeft ook de motor de geest. Tom² houdt wijselijk zijn Vlaamse muil.

Wat nu? De ANWB natuurlijk. Wat volgt is een absurd gesprek vanuit de middle of nowhere met een vakantiekracht ergens achter een desk die mij, op mijn laatste batterijstreepjes, vraagt wat voor brandstof ik tank, hoeveel kilometers er in totaal op de teller staan en nog meer zaken die er echt toe doen als je -op zich- IN NOOD, bent. Na een half uur wordt ik teruggebeld. Er is overlegd en ze kunnen niets voor me doen, ondanks Europa-dekking. Het klinkt namelijk alsof ik niet echt op de weg sta. Ik sta op een rustiek bospad, maar dat geldt niet als weg voor de ANWB. En nu? ‘Tjsa mevrouw, ik zou 112 bellen, maar we zeggen er vast bij dat alle kosten van de reddingsoperatie voor eigen rekening zijn’.

Ik loop de 3 km terug naar het meer, op zoek naar levende zielen. Onderweg kom ik één mannetje tegen met een mandje champignons aan zijn arm aan wie ik hakkelend het verhaal vertel. Hij kan er niets mee. Bij het meer wordt ik uiteindelijk herenigd met de Nederlandse hulptroepen, die ik had gepland te ontmoeten op plaats B. Ik netwerk wat met de vissers, die mij in het dichtstbijzijnde dorp naar een boer met een tractor brengen. Boer 1 heeft hoofdpijn, Boer 2 &3 zijn lesbisch, maar desondanks niet aardig genoeg om de tractor uit te lenen. Boer 4, de verste boer van het dorp, wil niet helpen op zondag, de dag des Heeren. Op maandag wel.

Zo komt het dat ik op maandag, staand op de tractor van boer 4, kilometers terug het bos in rijd naar de plek des onheils. We zijn het erf nog niet af of Boer 4 informeert naar mijn man en staart onafgebroken in mijn decolleté. De dag des Heeren is duidelijk voorbij. Ik vind het voor deze ene keer goed, als hij maar doorrijdt, alsmaar rechtdoor! We vinden, diep in het bos, de auto en de boer sleept hem eruit. Hij maakt na afloop het universele geldgebaar en ik geef hem waar hij recht op heeft.

Zelfs de motor van de auto slaat weer aan. Komt alles toch nog goed. Behalve tussen mij en Tom².