dinsdag 1 november 2011

(S)Tom (S)Tom!


In een geleende Toyota rij ik door Franse Vogezen van A naar B.

Vroeger reed ik altijd met Michelin op schoot. Zo’n dik boekwerk in een onhandig groot formaat, tussen mijn knieën en het stuur. En maar rondjes draaien op één van de triljoenen Franse rotondes om ondertussen de kaart te kunnen lezen. Maar Michelin is passé. Dit is het tijdperk van TomTom. Hij is niet dik, heeft geen ringband, hoeft niet op schoot en heeft een vrouwenstem met een Vlaams accent. En met een beetje mazzel blijft hij kleven aan het raam.

Van A naar B is slechts 60 km. Tom² begeleidt mij over glooiende wegen, de zon knallend op het autodak en de ramen wijd open. Na 40 km wordt ik het bos in gestuurd. Midden in het bos passeer ik een meertje, waar heren met een hengel mij ernstig nakijken. ‘Zo’, zie je ze denken ‘dat vrouwtje met dat gele nummerplaatje weet waar ze heen wil’. Ik glimlach zelfverzekerd terug en constateer dat ik misschien ook wel iets te hard rijd voor de inmiddels zeer ruige ondergrond van losse stenen en diepe kuilen. Tom² geeft aan dat ik vooruit moet, nog maar 2 km en dan zal alles goed komen.

Op de splitsing lijken alle wegen even onbegaanbaar. Het lijkt lang geleden dat hier überhaupt een auto is geweest. Ik waag de gok en ga rechtdoor, het steeds smaller wordende en overwoekerde pad in. Volgens Tom² is de redding nabij, nog maar 800m tot de bewoonde wereld!

Zal ik die wereld ooit bereiken? De eerste kuil met modder weet ik nog ongeschonden door te komen (Camel Trophy, Jeeehaa!). Modderspetters op de motorkap! De tweede kuil blijkt een instinker. Ik sta muurvast in de modder. Rustig blijven nu. Ik stap uit en staar in de prut. Voortbordurend op kennis uit mijn ruige reisverleden, weet ik dat het vastgelopen wiel smacht naar houvast. Paniekerig ren ik door het bos op zoek naar takken, onderwijl de mantra –rustig blijven, nu rustig blijven- prevelend. Aan de takken heeft het wiel niet genoeg. Na drie keer starten geeft ook de motor de geest. Tom² houdt wijselijk zijn Vlaamse muil.

Wat nu? De ANWB natuurlijk. Wat volgt is een absurd gesprek vanuit de middle of nowhere met een vakantiekracht ergens achter een desk die mij, op mijn laatste batterijstreepjes, vraagt wat voor brandstof ik tank, hoeveel kilometers er in totaal op de teller staan en nog meer zaken die er echt toe doen als je -op zich- IN NOOD, bent. Na een half uur wordt ik teruggebeld. Er is overlegd en ze kunnen niets voor me doen, ondanks Europa-dekking. Het klinkt namelijk alsof ik niet echt op de weg sta. Ik sta op een rustiek bospad, maar dat geldt niet als weg voor de ANWB. En nu? ‘Tjsa mevrouw, ik zou 112 bellen, maar we zeggen er vast bij dat alle kosten van de reddingsoperatie voor eigen rekening zijn’.

Ik loop de 3 km terug naar het meer, op zoek naar levende zielen. Onderweg kom ik één mannetje tegen met een mandje champignons aan zijn arm aan wie ik hakkelend het verhaal vertel. Hij kan er niets mee. Bij het meer wordt ik uiteindelijk herenigd met de Nederlandse hulptroepen, die ik had gepland te ontmoeten op plaats B. Ik netwerk wat met de vissers, die mij in het dichtstbijzijnde dorp naar een boer met een tractor brengen. Boer 1 heeft hoofdpijn, Boer 2 &3 zijn lesbisch, maar desondanks niet aardig genoeg om de tractor uit te lenen. Boer 4, de verste boer van het dorp, wil niet helpen op zondag, de dag des Heeren. Op maandag wel.

Zo komt het dat ik op maandag, staand op de tractor van boer 4, kilometers terug het bos in rijd naar de plek des onheils. We zijn het erf nog niet af of Boer 4 informeert naar mijn man en staart onafgebroken in mijn decolleté. De dag des Heeren is duidelijk voorbij. Ik vind het voor deze ene keer goed, als hij maar doorrijdt, alsmaar rechtdoor! We vinden, diep in het bos, de auto en de boer sleept hem eruit. Hij maakt na afloop het universele geldgebaar en ik geef hem waar hij recht op heeft.

Zelfs de motor van de auto slaat weer aan. Komt alles toch nog goed. Behalve tussen mij en Tom².

Geen opmerkingen: