vrijdag 26 februari 2010

Dineren in het donker


Mijn vriendinnen en ik trakteren elkaar op ‘uitjes’ als we jarig zijn. Geen eetbare uitjes, maar uitjes om te doen. Dit alles vanuit de gedachte dat al onze materiële wensen al zijn vervuld. Wat zij niet weten is dat ik elk jaar rond september begin met het samenstellen van mijn verlanglijst, die rond december toch zeker twee A4tjes beslaat. Maar mijn vriendinnen vragen nooit naar die lijst, dus heb ik, ruim twee maanden na mijn verjaardag, mijn jaarlijkse verjaardagsuitje.

Vriendin A. heeft al uit de school geklapt omtrent de invulling van de avond. Vanuit het idee dat het leuk en leerzaam is om je eens in te leven in de visueel beperkte medemens gaan we eten in het donker! Lichtelijk nerveus betreden wij de serre van het restaurant, waar godzijdank het licht nog brandt. Een alleraardigste jongeman schenkt ons eerst een glaasje in, informeert of wij bepaalde dingen niet eten (zo vernemen wij dat de walnootallergie van vriendin R. nu toch echt over zijn hoogtepunt heen is) en bevestigt vervolgens dat het in het restaurant straks pikkie, pikkiedonker zal zijn. Allemaal moeten we ineens nodig plassen; nu kan het namelijk nog zonder hulp! Het zwarte toiletpapier moet ons enigszins voorbereiden op wat komen gaat.

Dan is het zover. We kunnen er niet meer omheen. Ober Jeroen, zelf voor 90% blind, staat ons op te wachten om ons naar onze tafel te brengen. ‘Leg jullie handen maar op de schouders van degene die voor je staat’, zegt ie bemoedigend en in een vrolijke polonaise verdwijnen we door het gordijn in een zwart gat. Het is bepaald geen originele gedachte, maar ik denk gedesoriënteerd: wat is het hier donker! Onze polonaise stopt en Ober Jeroen roept elk van ons bij naam, begeleid onze handen naar de rugleuning van een stoel en wacht tot iedereen erin geslaagd is te gaan zitten. Even voelen. O, ik blijk naast vriendin A. te zitten en tegenover mij hoor ik onmiskenbaar de stem van vriendin R.
Vriendin W. piept vanuit de hoek dat ze vergeten was dat ze eigenlijk een beetje bang is in het donker. Het is dus nu een kwestie van afleiden. Gelukkig, daar komt het voorgerecht.

Er is ons niet verteld wat we precies te eten zullen krijgen. Wel heb ik in een vlaag van overmoed vis besteld. Bestek blijkt niet te werken in het donker, dus vindt mijn hand op het bord onduidelijke stukken rauwe vis. Ik kan niet thuisbrengen wat ik eet. Vriendin A. is helemaal op haar gemak in de duisternis. Ze zegt steeds dingen als: ‘ik zit lekker met mijn ogen dicht' of 'ik eet lekker met mijn handen’ en ‘je kunt nu ook stiekem….’en dan volgt er telkens weer een nieuw stout idee, zoals bijvoorbeeld je middelvinger opsteken. Vriendin A. is namelijk nogal op dergelijke vrijheden gesteld. Vriendin W. is gelukkig ook op haar gemak en goed afgeleid door haar gevulde paprika. Als je even niet deelneemt aan het gesprek, zak je weg in je eigen wereld, heerlijk onderuitgezakt en knikkebollend. Uit de geluiden om ons heen maken we op dat het een goed gevulde avond is in het restaurant; we horen gelach, soms vallend bestek, maar geen idee hoe het er hier uit zou zien als iemand per ongeluk tegen het lichtknopje zou stoten.

Als mijn vriendinnen tijdens het toetje lyrisch uitwijden over de heerlijke cake begrijp ik niet waar ze het over hebben. Totdat ik mijn wijnglas zoek en prompt achter mijn bord op het tafelkleed mijn cake met slagroom terugvind! Verheugd begin ik te happen. Als Ober Jeroen nog een glas komt brengen en ik uiteindelijk zijn arm vind, omklem ik deze met mijn slagroomvingers. Hij geeft geen krimp. Als vriendin R. zich namens mij hiervoor excuseert moet hij lachen en vertelt dat hij drie keer per avond in de keuken zijn armen desinfecteert. Ober Jeroen is wel wat gewend.
Wij zijn inmiddels zo vertrouwd met de duisternis dat we ook de koffieronde in het donker willen, waarop Jeroen zich toch genoodzaakt ziet om strengere orders uit te delen. ‘Handen van tafel! Chris, ik zet de cappuccino NU voor je neer’.

Onze polonaise zet zich weer in beweging en onze ogen moeten wennen aan het licht. Saai hoor; als je alles weer kunt zien. We fantaseren nog een tijdje hoe je hier een ‘blind date’ kunt hebben, met je stiekem-leuke-collega kunt voetje vrijen tijdens een bedrijfsuitje of het uit kunt maken met je partner zonder deze recht in de ogen te hoeven kijken.

Dit uitje is ons prima bevallen. Met vele toepassingsmogelijkheden een echte aanrader. Daar kun je blind op vertrouwen.

woensdag 17 februari 2010

Kijkbuis


Nu in mijn LAT-relatie het accent de laatste tijd meer op de A dan op de T ligt, ben ik ineens vaker thuis. Ik kom vaker in de Dirk, kook vaker (soms per ongeluk opvallend lekker), lees vaker de krant en…..kijk meer naar de TV.
Deze uitvinding voor de zich vervelende mens blijkt soms toch ook ineens mijn beste vriend(in?).

Maar ik kijk wel selectief, hè. De grootste bagger komt mijn huiskamer echt niet in. Hoewel… ik heb laatst wel een hele uitzending van ‘71 Graden noord’ gezien. Voor al mijn culture vrienden die alleen maar slechte weblogs lezen en geen slechte TV kijken: dat is een programma waarbij tien Bekende Nederlanders en Vlamingen strijden om de overwinning in de koude sneeuw van de Noordkaap. Ik bleef maar kijken, met als belangrijkste vraag: ‘zou ik het hebben volgehouden?’ Zo warm en knus op mijn bank onder mijn fleece dekentje meen ik dan toch echt van wel, terwijl mijn laatste ervaringen op mijn toerski-tocht toch een andere richting op wijzen. De beste stuurlui zitten op de bank. En dan dat elkaar wegstemmen aan het eind van het programma! Heel Nederland is dat na Big Brother normaal gaan vinden, maar het blijft natuurlijk bespottelijk.

Waar ik wel wat mee kan zijn de dames van Toren C. Vooral voor mij, werkend in een vier verdiepingen hoog kantoorgebouw, leveren de absurde scènes vaak een goede mix van herkenbaarheid en overdrijving op, waar je de volgende kantoordag weer goed mee door komt. Het kantoorleven is namelijk ook absurd, alleen niemand die het toe wil geven! Er zitten wel iets te veel sex-grappen in. Dat vind ik weinig realistisch, want ik merk er nooit wat van dat 30% van de Nederlandse bevolking HET wel eens heeft gedaan op het werk. En dat is uit betrouwbare bron, namelijk uit de Metro (ja, ik lees tegenwoordig wat vaker de krant…). Vooral de scènes met de beveiligingsbeamtes die moeiteloos switchen van een mannen- naar een vrouwenrol en andersom vind ik, als voorstander van het genderbenden, toch erg vermakelijk. Je moet er wel een beetje melig voor zijn, voor Toren C.

En er was weer eens een serie waar je voor thuis blijft. Of snel thuis wil komen, merkte ik vorige week toen ik mij, geheel tegen mijn principes in, door een man in een auto liet thuisbrengen. Het was eigenlijk tegen drie principes in: ik laat me niet graag thuisbrengen, niet door een man en niet door een auto. Wel was ik dus mooi om 20.10 uur thuis om vijf minuten later deel zes van de serie ‘Annie M.G.’ te kunnen zien. Met name door het spel van Annemarie Prins, in de rol van de ‘oude’ Annie, vond ik het een fantastische, kleurrijke, overvolle en toch ook intieme serie. Ik heb dan ook zeer gepast mijn tranen de vrije loop gelaten toen ‘onze’ Annie in de laatste aflevering dan toch iets te veel pilletjes door haar yoghurt prakte. Helemaal passend ook bij alle recente aandacht voor hulp bij zelfdoding voor ouderen (ja, ik lees tegenwoordig wat vaker de krant…). Hoewel de serie nog zo had geprobeerd om te laten zien dat ‘onze’ Annie helemaal niet zo’n schatje was, vond ik haar in al haar grilligheid alleen nog maar echter en stoerder worden. Het schijnt dat de regisseuse van de serie niet eens de biografie heeft gelezen waarop de serie gebaseerd is (ja, ik lees tegenwoordig wat vaker de krant…), maar los van de feiten, leverde het mooie en met aandacht gemaakte televisie op.

Sinds ‘Coldfeet’ had ik niet meer dat gezellige zondagavond serie-gevoel. Die fijne kijkbuis-knusheid. Ik verlang nog helemaal niet naar de zomer. Van mij mag het om vijf uur wel weer donker worden. Mijn fleece- dekentje en ik lusten nog wel een schaatswedstrijd of liever nog een goede serie.

donderdag 4 februari 2010

In der Schweiz




Op weg naar de bruiloft van P. & W. in Zwitserland gaat het op de Amsterdamse ring al mis. Reisgenoot M. blijkt zijn bruiloftspak thuis te hebben laten liggen! We zijn dan al helemaal aan de andere kant van de ring om onze bijrijder M. op te halen. Als we alle spullen hebben ingeladen van onze bijrijder in Oost, zit ons kleine autootje propvol. Alles past er NET in. Denk ik. Niet dus. Als ik de achterklep dicht doe, breekt mijn geleende skistok. Reisgenoot M. springt ondertussen nerveus rond de auto. Hij wil toch wel graag terug naar huis om zijn pak op te halen. Heeft hij toch niet voor niets vanochtend om 05.30 uur staan strijken.

‘Raststättes’ zijn leuke dingen. We maken er een sport van om de meest ‘foute’ te vinden. Toch belanden we steeds weer in een net iets te moderne om fout te zijn en een net iets te ouderwetse om echt leuk te zijn. Van andere Nederlandse bruiloftgangers op dezelfde snelweg krijgen we ondertussen SMSjes dat zij al wel in een goed foute Raststätte op een originele Bockwurst aan het knagen zijn. Reisgenoot M. krijg je niet klein. Hij heeft een nieuwe slogan. Minstens een keer per tien minuten roept ie: ‘Riesen Vette ScheiBe!’. Bij de Tankstelle kopen we bijna een sticker met twee billen en een wolkje met daardoorheen een groot rood kruis; hier geen scheten laten! Hersenen hebben ook wel eens behoefte aan vakantie.

‘Frau Becker’, die normaal de navigatie verzorgt, is blijkbaar ook even met vakantie. Ze brengt geen woord uit. Bijrijder M. heeft gelukkig thuis op google maps onze reis op de computer al gemaakt. Vier handgeschreven kantjes routebeschrijving heeft ze op haar schoot. Vindt ze leuk. Zij weet, ook in het donker, feilloos of we door bosgebied rijden of wellicht langs een meer. Ondanks haar nachtblindheid en haar AbFab-zonnebril lootst ze ons veilig naar het chalet waar we het bruiloftsweekend zullen doorbrengen.

Het weekend verloopt zonder noemenswaardige problemen. De Nederlanders leren kaasfonduen van de Zwitsers, de ceremoniemeester loopt chronisch te klingen met een grote koe-bel teneinde weer een volgende huishoudelijke mededeling in vier talen te doen, het bruidspaar zegt gewoon ‘ja’ en de bruid zingt zelfs nog een lied voor de bruidegom. Er zijn heuse alpenhoorns, tweestemmig gezang en de boxen voor het discofeest zijn te klein voor een discofeest. Iedereen is lief, iedereen blijft lekker slapen en iedereen snurkt gewoon door het babygehuil heen. Het arme bruiloftspaar slaapt in een stapelbed.

Aan het einde van het weekend helpt de bruidegom zelf met het omdoen van de sneeuwkettingen. Iedereen moet weer naar Nederland en daartoe eerst nog met de auto een steile heuvel op. Reisgenoot M. en ik hebben nog een paar dagen in een skigebied tegoed: ‘Riesen Vette ScheiBe!’.

Ons nieuwe skidorp blijkt helemaal sjiek met ski-jassen van 1000 euro in de etalages. Reisgenoot M. snowboart anders gewoon in zijn ecologische hennepjasje en zijn Zeeman skibroek. Ook ik heb als tegenreactie mijn jaren ’80 skischoenen van huis meegenomen. Nog voor ik een voet op de piste heb gezet, nota bene in de winkel waar we ski’s huren, breekt mijn skischoen op het trapje helemaal doormidden. Het uiterst coole personeel in de winkel kijkt me aan met een meewarige blik van ‘als we het niet dachten’ en kunnen gelijk weer een paar supersonische skischoenen aan me verhuren.

Het sneeuwt en sneeuwt. We zien niks op de piste. Ook niet door onze dubbelbeglaasde, ademende en met bolle lens uitgevoerde brillen. We vallen en vloeken. Want vloeken is een mensenrecht, vindt M. In de skilift luister ik gesprekken af van Nederlanders die niet weten dat ik ook een Nederlander ben.

In ons huisje draaien we dansplaatjes, zitten in bad en oefenen met kaasfonduen. We laten ons langzaam insneeuwen, totdat het tijd is om nu toch echt te vertrekken. We graven onszelf uit en verlaten op winterbanden in de sneeuw stilletjes de Alpen. Riesen Vette ScheiBe.