dinsdag 25 mei 2010

Wijsjes uit het Oosten






Het is vriend O. die mij uitnodigt mee te gaan naar het kleinste festival van Amsterdam (Oost): Wijsjes uit het Oosten. Maximaal aantal bezoekers: 25. Ik ben dan ook maar wat verheugd als de verlossende e-mail binnenkomt dat ik erbij zit; Yes! One of the lucky few!

Eerste Pinksterdag is het zo ver. In de brandende hitte meld ik mij op het eerste adres; een huiskamer in een nieuwbouwcomplex op het Beukenplein, behorend bij een man van middelbare leeftijd, voor de gelegenheid in het bezit van maarliefst twee Senseo-apparaten. Een tafel met bokkenpootjes, cakejes en melkcupjes wacht op de festivalgangers. Ik ben de eerste gast, in de woonkamer wordt nog nerveus geoefend. Quasi lui hang ik maar wat over de balustraden van de galerij en kijk naar de Indiase kinderen en hun plastic skelters beneden. De eerste andere festivalbezoekers blijken goede bekenden van Z.’s school! Ik ben totaal perplex; waan ik mij helemaal obscuur in dit marginale huiskamergebeuren, sta ik hier op de galerij ineens in dezelfde samenstelling als op het schoolplein! Ook bizar is dat ik juist vandaag voor het eerst het shirt draag dat ik hoogstpersoonlijk uit hun niet verkochte Koninginnezooi heb geplukt, zonder het hun te melden. Zij lijken niet verbaasd mij noch het shirt aan te treffen.

Het wordt drukker. Daar is zowaar ook vriend O. Tussen de Senseo-apparaten in schudden alle festivalgangers braaf elkaars handje. Het is het elkaar symbolisch feliciteren met het bemachtigen van een plek op dit felbegeerde festival. De gasten zijn tussen de 30 en de 50, aardig, kunstminnend en licht alternatief. Veel donkere brillen en afgetrapte cowboylaarzen. Ook is er één kunstminnende hond. Het eerste optreden in de huiskamer door een frêle Indiase schone met een laptop en een gitaar verloopt aarzelend, maar wordt met een warm applaus onthaalt. Dan verplaatst het gehele gezelschap zich, met fiets en al naar de volgende plek; een betegelde tuin in de Vrolikstraat.

Bij binnenkomst krijgt iedereen een glaasje jenever. Met de volle zon en de jenever voel ik mij zowel van binnen als buiten lekker warm worden. Op het menu staan improvisaties van K. op drums (bekend van de bekende band The Ex) en een andere Zaankanter op sax en klarinet, aangevuld met witte boterhammen roomkaas en ‘dooie vis’, zo luidt het kaartje op de schaal. Ik hoop dat de Vrolikstraat een beetje houdt van saxofoon en lallende mensen. De wijn vloeit rijkelijk en het tempo van verplaatsen ligt tamelijk laag. De verbroedering en verzustering verloopt goed, daar op die tegels van de Vrolikstraat.

Langs het Oosterpark vol met zonnende mensen lopen wij -the lucky few- richting Madurastraat, waar we getrakteerd worden op heuse balkonscènes: een acteur, een singer-songwriter en een klassiek koortje! De Marokkaanse dames op het bankje in de luwte slaan geen acht op ons en de acteur; zij hebben wel gekker meegemaakt. Bij het laatste balkon mogen we weer binnenkomen. Een heel huis volgeprakt met een voltallig koor en een steeds aangeschotener en talrijker publiek, want alle artiesten sluiten zich bij de groep aan. Terwijl de prachtige Mozart-klanken klinken vraag ik me af of de goudvis wel voldoende water heeft. Er is na afloop meer wijn en meer kletsen en hee, ik zit ineens op een vreemde WC!

In Delicatessen, een cultuurwinkeltje in Oost, wordt ‘ons’ festival afgesloten met een dwarsfluitende Ghanees, voorlezende vagende mannen en een waanzinnige act van een jongen die met een elektrische handschoen muziek uit zijn laptop tovert en een meisje die zomaar ineens een van de beste stemmen blijkt te hebben die ik ooit gehoord heb! Er is meer wijn, er is meer gepraat op straat, er wordt gelachen, iedereen is mijn vriend en er is zelfs pasta zonder bestek. Een meisje en ik besluiten ferm tot een ‘Pijp’-editie en we zeggen wel vijf keer ‘We gaan het echt doen, he’, tegen elkaar. Het wordt dan het ‘Ce n’est pas un pipe -festival’ of zij krijgt haar zin met ‘Pijpen voor een tientje’ (da’s de entreeprijs van dit goddelijke festival). Dikke kans dat we er morgen weer anders over denken. Maar morgen is morgen en vandaag is het feest.

Het wordt langzaam schemerig, de wijn is op, de eerste mensen rukken zich los uit deze roes. Als ik wegfiets, met de zwoele pinksterwind door mijn haren, kan ik alleen maar ongelofelijk blij zijn met deze ultieme intieme festivalervaring. Een tamelijk zeldzame combinatie van leuke mensen, fijne klanken, alcohol, warmte van de zon en druiven. Ik geloof even een jaartje geen Pinkpop voor mij!

http://wijsjesuithetoosten.blogspot.com/

dinsdag 18 mei 2010

Boosnië



Dit wordt geen grappig stukje. Het kan niet altijd feest zijn.

Ik was een kleine week in Bosnië. Wat een mooi land. Vanuit de bus zag ik prachtige heuvels, frisse groene weiden, paarden, boerenhuizen en moskeeën. Alles en iedereen zag er vredig uit. Maar schijn kan bedriegen. De mensen zijn er helemaal niet vredig; de meesten zijn nog steeds boos, verdrietig of allebei.

Boos omdat ‘de ander’ vijftien jaar geleden de vrede ruw kwam verstoren in een oorlog die nergens over ging. Een oorlog over vermeende verschillen, die na de oorlog pas echte verschillen zijn geworden, al was het alleen maar om te suggereren dat die oorlog echt wel ergens over ging. Na het vloeien van al dat bloed lijkt het, ook naar de slachtoffers, vreemd om de reden voor het ontstaan van de oorlog te bagatelliseren, dus trekt men zich terug in zijn eigen wereld.
Een wereld voor de Serviërs, een wereld voor de Kroaten en een wereld voor de Moslims.

De Bosnische jongeren die deel uitmaken van ons gezelschap waren pas twee of drie jaar toen de oorlog begon. Hun eigen herinneringen moeten vaag zijn, maar hun verhalen klinken alsof het gisteren was dat de oorlog begon. Ze zijn ermee opgegroeid, met deze verhalen, en hun levens zijn er voor een deel door bepaald. Ontbrekende ouders, gevluchte familieleden, gestolen huizen of slecht onderwijs; het heeft hen mede gevormd.

In Sebrenica zien we de lege fabriekshal waar de moslims schuilhielden op de Nederlandse UN-basis, voordat hen werd verzocht het terrein te verlaten en de mannen van de vrouwen werden gescheiden. Ook horen we hoe er nog steeds gezocht wordt naar de botten van de slachtoffers in de massagraven; door de ‘vijand’ nog eens even flink door elkaar gehusseld, waardoor soms een hoofd, een been of een arm van dezelfde persoon in drie verschillende graven wordt teruggevonden.
In Sarajevo proberen we ons voor te stellen hoe je tijdens de belegering moest oversteken op de ‘sniper-alley’, waar er met scherp geschoten werd op alles wat bewoog vanuit de bergen. Het is zaak, weten we nu, nooit als derde persoon over te steken, want de eerste wordt gezien, bij de tweede wordt aangelegd en de derde is raak. In Mostar zien we hoe de oude brug, symbolisch voor de verdeelde stad, is hersteld. Toch willen de meeste Kroaten van de ene kant en de moslims van de andere helemaal niet over de brug komen. Toeristen vormen er het voornaamste verkeer.

Ondanks al deze informatie blijft het voor ons, niet-Bosniërs, moeilijk om je echt een voorstelling te kunnen maken van een oorlogssituatie. Van hoe dat ruikt en voelt en proeft.

Op weg naar huis moet ik overstappen op de luchthaven van München. Vanwege de krappe overstaptijd worden ik en een aantal andere passagiers met een busje naar de veiligheidscontrole gereden. De man achter het stuur snauwt ons toe dat we hem moeten volgen, dat we onze mond moeten houden en dat we niet mogen SMS-en, terwijl hij praat. Ik ben vergeten te plassen, doe het bijna in mijn broek, maar ik mag van hem niet naar de WC. De beveiligingsbeambten halen ondertussen mijn hele koffer open en gooien alles dat zij categoriseren als vloeibaar (die regels zijn nogal vloeibaar) eruit. Van schrik vergeet ik bijna mijn jas en mijn riem mee te nemen. Ik zie nog net achter een hek mijn reisgenoten verdwijnen; er is geen gelegenheid om afscheid van ze te nemen, dus we zwaaien naar elkaar vanuit de verte. Wij worden, onder luide bevelen, snel weer het busje in gejaagd die met gierende banden over het vliegveld rijdt. De begeleider levert ons, met een overduidelijk plezier in zijn zogenaamde macht, tenslotte af bij het volgende vliegtuig.

Op de trap kijkt mijn Canadese medepassagier, die ik vanaf Sarajevo heb afgeleid van haar vliegangst, mij veelbetekenend aan. ‘This felt like being in a war-zone’, zeg ik. ‘Yes’, zegt zij ‘it’s an appropriate way to finish your program’.