donderdag 25 juni 2009

Doof, niet stom


De afgelopen weken wordt ik geleefd door mijn werk. Het zomerprogramma is weer bezig. Dat betekent voor mij de zorg over 22 studenten en heel veel sprekers. Het gaat deze weken veel over strippenkaarten, slapende studenten wakker maken tijdens lezingen, cadeautjes voor de sprekers en telefoons op trilfunctie. Gelukkig gaat het ook om inhoud. En om de ontmoeting met inspirerende mensen.

De jongen in pak met bril op de foto hierboven heet Gijs. Gijs hoort niets en ziet nog maar 10% van wat je hoort te zien. Gijs is dus doofblind. Kun je het je voorstellen? Oordoppen in en een te donkere bril opzetten op een donkere dag en dat is dan je wereld.

Door middel van een tolk die Gijs zijn gebaren voor ons vertaalt in het Engels worden we op de hoogte gesteld van zijn verhaal. Hieruit blijkt dat Nederland nog niet zo goed raad weet met doofblinde mensen. Aangezien er weinig faciliteiten zijn om naar een gewone school te kunnen, moest Gijs naar een van de vijf scholen voor doven in Nederland. Op deze scholen ligt het niveau een stuk lager dan op een ‘gewone’ school, terwijl er met Gijs’ zijn hersenen helemaal niets mis is.

Als later blijkt dat Gijs ook blind aan het worden is moet hij naar de enige school voor doofblinden in Nederland. Gebarentaal was daar verboden, nu gelukkig niet meer. Niet tevreden met het niveau –Gijs heeft zich met zijn 10% zicht inmiddels ontpopt tot een echte boekenwurm- gaat hij met een eigen gebarentolk naar een gewone school. Tot hij verder wil studeren, dan wordt het de Nederlandse scholen echt te ingewikkeld.

In Amerika valt Gijs van de ene in de andere verbazing. Hier hoeft hij zich niet aan te passen aan de norm, maar blijken de mensen zich aan te passen aan hem! Hij hoeft maar te knikken of er wordt ingegaan op zijn wensen en noden. Wat een luxe! Hij studeert probleemloos vijf jaar in Amerika en keert dan terug naar Nederland. Zo kan het dus ook! So much voor de Nederlandse welvaartsstaat.

Hij is vastberaden om iets te gaan doen aan de minderheidspositie van doven en doofblinden in Nederland, wiens problemen niet worden gezien en gehoord. Wij schamen ons als groep blind voor onze onwetendheid over dit onderwerp. We vinden Gijs’ allemaal helemaal geweldig met zijn missie en kijken ademloos toe hoe hij zijn verhaal met zijn handen vertelt. Hopelijk is Nederland in de toekomst minder doof voor de noden van alle ‘Gijzen’ in dit land. En zou het er niet heel vrolijk uitzien (en heerlijk rustig zijn in de cafés) als we allemaal af en toe gebarentaal zouden gebruiken?

zondag 14 juni 2009

Bulgaars haar


Ik heb eindelijk de oplossing voor een al lang bestaand probleem. Ik kan niet goed kletsen met mijn kapper. Hoewel ik best aardig kan kletsen, en ook kappers daar over het algemeen niet vies van zijn, wil het gesprek tussen mij en de kapper maar niet vlotten.

Ik heb al heel wat kappers versleten; iedere keer als het haar mij boven het hoofd groeit ga ik zuchtend weer op zoek naar een nieuwe. Ooit ging ik voor dure en hippe kappers. Daar bleek de voertaal Engels en mijn haar na afloop niet eens zo hip, dus daar ben ik mee gekapt. Ook liet ik mij een tijdje knippen door een coole gast in een surfshop, die met zijn junglebroek en blote bast in een onverstaanbaar Amsterdams met zijn maten zat te ouwehoeren terwijl hij mij knipte. Starend in de spiegel naar mijn bleke hoofd, mijn wallen en droevige natte haren voelde ik mij verre van cool en de communicatie tussen mij en de surfdude kwam niet op gang.

Na een tip kwam ik terecht op de Rozengracht, bij een zaakje die alle landen van het Midden Oosten met elkaar verenigt. Werelvrede begint op de Rozengracht. De eigenaar is, geloof ik, een Koerd en in de zaak werken Turken, Iraniërs, Irakezen en andere Baklava consumerende oorden. Ik word daar niet alleen blij van de prijs die ik moet betalen na afloop en de lolly die er wordt uitgedeeld, maar ook van de culturele mix. Het blijkt niet veel uit te maken door welk ‘land’ je wordt geknipt; je haar zit altijd wel okay en het gesprek met de kapper is een variatie op ‘Waar kom je oorspronkelijk vandaan?’ ‘Oh, leuk, daar ben ik wel eens/nog nooit geweest’. Punt.

In deze zaak is het mij wel overkomen dat een kapper zich met grootse gebaren enorm ging uitleven op mijn kapsel; hij deed een soort Hans Klok imitatie waarbij hij, soepel jonglerend met kammen en scharen een ware knipshow ten beste gaf, met opstuivend haar en wilde bewegingen. De klant wil toch waar voor zijn/haar 10 euro, moet hij gedacht hebben. Ook vragen ze hier na afloop standaard of ze je wenkbrauwen even zullen doen. Wanneer je niet begrijpend je wenkbrauwen optrekt, leggen ze geduldig uit dat ze ‘wilde’ wenkbrauwen graag even zouden fatsoeneren. Laat dat nou net het enige schoonheidsadvies zijn dat mijn moeder mij ooit meegaf - kind, laat nooit wat aan je wenkbrauwen doen- dus ferm schud ik van ‘nee’. Gelukkig hebben ze nog nooit gevraagd of ze mijn oorhaar mogen bijwerken.

Gister had ik haast en moest nodig geknipt. In paniek rende ik een zaak binnen op de Jan Pieter Heije. Ik kon meteen doorrennen naar de wasbak. De baas van de zaak kwam vragen hoe ik geknipt wilde worden en vertaalde dat naar het Turks voor degene die mij ging knippen. ‘Oh, leuk Turkije’, zei ik, ‘daar ben ik wel eens geweest’ en begon verschillende Turkse steden op te noemen. De kapper keek mij mij via de spiegel geïrriteerd aan en zei nors; ‘Bulgaria’. Er daalde een rust over ons neer. Ik spreek geen Turks, laat staan Bulgaars en hij geen Nederlands en ook geen Engels. Heerlijk. Alleen toen hij mij als toetje een kwartier Bulgaars ging föhnen vond ik het lastig om mijn protest over te brengen. Dus liep ik naar buiten met Bulgaars haar. Maar ach, even onder de kraan en je ziet er niets meer van.

donderdag 4 juni 2009

Ruigoord



Vlakbij de Grote Stad, waarvan de inwoners zichzelf heel vrijdenkend en ruig vinden, staat een kerkje met wat huizen er omheen. Hier zijn ze nog veel vrijer en ruiger. Het dorpje heet dan ook Ruigoord.

Afgelopen weekend werd hier het Vurige Tongen Festival gevierd; drie dagen in teken van het gesproken woord, muziek en kamperen. Wij kwamen op de laatste dag nog even sfeer proeven. Wel met een (hippie?) camper, maar zonder blijven slapen.

Het eerste half uur voel ik me hier altijd burgerlijk. De wietlucht komt je tegemoet, zodra je je camperdeur opendoet en ik weet nog niet eens hoe je een fatsoenlijke joint moet rollen! Mensen lopen rond in de wonderlijkste uitdossingen -ah, daar hebben we natuurlijk Fabiola- en daar loop ik dan. In de stad misschien nog een tikje retro of alto, hier toch echt zwaar burgerlijk met m’n lelijke crocs en m’n gladde zonnebrilletje in het haar.

Al snel dringt door dat je het hokjes denken gerust achter je kunt laten in Ruigoord. Iedereen is (hopelijk) zichzelf en daardoor reuze verschillend.
En een adem dat dat geeft! En een vrijheid! Blijkbaar is die ogenschijnlijk vrije stad waar ik in woon toch nog een bepaald soort keurslijf. Je zou dit een alternatief keurslijf kunnen noemen, maar als je goed kijkt, zie je ook oude mannetjes in driedelig grijs met wandelstok en al een dansje maken voor het podium. En niemand die het gek vindt! En er zijn hier ook andere mensen met lelijke crocs of te nette kleren of helemaal geen kleren. Niemand vindt hier iets te gek.

Verweerde bordjes wijzen je naar verborgen juweeltjes als Tejoos Theetuin, waar je heeeerlijk in de zon kunt zitten tussen het riet en aan een meertje, genietend van een kruidige soep uit eigen tuin. Een juweel, maar ongeslepen, en daarom des te paradijselijker - nee, ik heb niks gerookt, dat vind ik gewoon. En de huizen, van buiten zo rijtjeshuiserig en braaf, zijn hier helemaal versierd met spreuken, beelden en andere uitingen van de creatieve geest. De geest mag gewoon uit de fles komen, zonder restricties. Zo is het ook met de optredens. Soms van een droevig soort amateurisme en dan ineens weer een vleugje fantastisch. Men probeert wat en soms lukt het!

Vanuit een van die oude rijtjeshuizen, uit een donkere, met tapijten bedekte en naar wierook stinkende woonkamer wordt buiten in het gras een goddelijk vismaal voor 7 euro geserveerd. We smullen, leunend tegen een aangespoelde tank en met onze tenen in een visnet. Hier hoef je niet aan een tafel, niet aan de fooi, niet aan de servetten. Geen pretenties, alles nonchalant, maar stiekem helemaal goed.

Hier word ik nou blij van. Van een wereld waarin alle slechte dingen in het leven even lijken uitgebannen. Van een wereld waarin nog gespeeld wordt door Grote Mensen; met taal, muziek of met beelden. Een utopie die je ook echt kunt bezoeken; daar rond dat kerkje aan het water.