zondag 22 november 2009
Held
Heb vandaag een held gezien. In de onwaarschijnlijke persoon van de zoon van Pablo Escobar, de grote drugsbaron die zijn tegenstanders in Colombia stuk voor stuk uitmoordde.
Vandaag, op de Vrij Nederland-dag van het IDFA, bekeek ik van tien uur ’s morgens tot tien uur ’s avonds documentaires. Topsport, dat kan ik je verzekeren. De tweede film ‘The Sins of my Father’ ging over de zoon van Escobar, die, op zijn 16e, na de moord op zijn vader, onder een nieuwe naam met zijn zus en moeder een nieuw leven begint in Argentinië. Je ziet in de film wat een belachelijke jeugd deze jongen heeft gehad, met jetski’s, ontelbaar veel speelgoed en een vader die als hobby de meest dure exotische beesten aanschaft voor een privédierentuin. Tachtig procent van de handel in cocaïne in Colombia loopt via Escobar, dus er zijn nogal wat biljetten om uit te geven. Escobar, de vader, ontpopt zich in de film steeds meer als een niets ontziende schurk, die de ene na de andere zachtaardige politicus overhoop laat schieten door zijn mensen.
En dan de zoon. In de film zie je hem worstelen met het verleden van zijn vader. Hij heeft er niets mee te maken, maar tegelijkertijd alles. Hij houdt van zijn vader als de persoon die hij privé was, maar zijn daden keurt hij af. In zijn pafferigheid lijkt hij op zijn vader, maar in zijn vastbeslotenheid om ‘goed’ te zijn allerminst. Hij vertelt hoe de drugskartels ook achter hem aanzitten na de dood van zijn vader, benieuwd of hij in zijn voetsporen zou treden en de spiraal van geweld in stand zal houden. Hij besluit echter tot een nieuw leven en wordt architect. In de film schrijft hij een brief aan de zonen van de politici die door zijn vader zijn vermoord. Het komt zelfs tot een ontmoeting. De zonen van de hoofdrolspelers van het politieke toneel van Colombia van toen bij elkaar in één hotelkamer. De zoon van een moordenaar en de zonen van zijn slachtoffers. Een nazaat van een schurk en de nazaten van helden. Met zijn zorgvuldig gekozen woorden en zijn moed om excuses te maken blijkt de nazaat van de schurk echter ook een echte held te zijn. Over een paar dagen zal deze film op de Colombiaanse televisie te zien zijn. Dat zal veel emoties doen oplaaien!
Na de film komt niet alleen de regisseur, maar als verrassing ook de zoon van Escobar, de zaal inlopen. Een daverend applaus valt hem ten deel. Ik hou het niet droog. Wat een impact als je een personage uit een film ook ineens echt voor het doek ziet staan! Dat kan de kracht zijn van een goeie documentaire en van het IDFA om de hoofdrolspelers er ook echt bij te halen.
Na afloop staat de zoon van Escobar er ineens helemaal verloren bij in de lobby van Pathé. De regisseur krijgt alle aandacht en de zoon kijkt onwennig om zich heen. Ik ben nooit zo aanschieterig, maar durf hem toch even aan te raken en zeg ‘thanks’. Dank voor de moed om te praten en mij vandaag te laten voelen dat er nog helden zijn.
maandag 16 november 2009
Geloven
Dit weekend werden we achtervolgd door Klazen.
Op zaterdag keken we geen intocht op TV, maar deden we een dagje Friesland. En daar, midden in het wonderschone dorpje Tzum, ontwaarde we ineens een kleine samenscholing van mensen met in het midden….verrek, het achterend van Americo, die vroeger nog gewoon Schimmel heette. Het kind achterin had ook een glimp van een mijter opgevangen, dus die maande de moeder tot stoppen. De moeder echter zag geen brood in deze mini-intocht en reed plankgas door naar de volgende plaats: Franeker. In het wonderschone Franeker ontwaarde we ineens een kleine samenscholing van mensen met in het midden….verrek, het achterend van Americo, die vroeger nog gewoon Schimmel heette. Het kind achterin had ook een glimp van een mijter opgevangen, dus die maande de moeder tot stoppen. De moeder echter zag geen brood in deze mini-intocht en reed plankgas door naar… de buitenwijken van Franeker.
Wat zijn die Friezen toch eigenwijs! De Sint heeft nog geen staf op Schiedamse bodem gezet, door iedereen te volgen op TV, of hij loopt tezelfdertijd rond te stappen in Tzum en in Franeker en wie weet in hoeveel plaatsen nog meer! Leg dat je kind maar eens uit!
Toch is de ‘omnipresence’ van de Sint van alle tijden. Ik weet nog goed hoe ik vroeger uit de plaatselijke bibliotheek kwam, de konen nog rood van de ontmoeting met De Sint. Tijdens het boodschappen doen met mijn moeder kwam ik vervolgens in het winkelcentrum alweer de volgende Klaas tegen, ijverig bij elkaar gesponsord door de winkeliersvereniging. Ik hoor nog haar binnensmondse verwensingen aan het adres van diezelfde vereniging en haar wanhopige poging om deze verschijning te verklaren met ‘hulp-Sinterklaas’.
Op zondag besloten WIJ dat het tijd was voor een ontmoeting met De Sint in onze eigen dorp; Amsterdam. Op het moment suprême, staande op de brug over de Amstel begon het keihard te regenen. Er moest heel wat gezongen worden om de sfeer erin te houden. Maar toch, wanneer ik de Pietenploeg op skates aan zie komen sjezen en De Sint vanaf zijn boot zie wuiven, met al die dansende pieten om hen heen,…. dan krijg ik het weer. De neiging tot huilerigheid. Ik kan er niets aan doen, maar het DOET me gewoon wat. Als je het perse zou willen verklaren denk ik dat het iets te maken heeft met de moeite die zoveel mensen doen om dit tamelijk absurde sprookje in leven te houden. Al die geschminkte koppen, glimmende pakken die door iemand zijn genaaid, politie te boot die voor de gelegenheid P(l)ietsie heten, de pepernotenband en niet te vergeten die immer zwaaiende hand van de Goedheilig Man zelf. Misschien is de onschuld van het tafereel in deze verharde wereld.
Dit jaar had ik dus mazzel met het weer en viel mijn huilerigheid minder op, maar moet ik volgend jaar weer een stukje pepernoot in mijn oog simuleren? Ik heb er geen zin meer in, ik draai er niet meer om heen. Hoog tijd voor mijn Klaas-coming-out: in de goede man zelf geloof ik al een tijdje niet meer, maar in het feest des te meer!
vrijdag 13 november 2009
Maarten
Het was weer tijd voor het feest van Maarten, die zo aardig was de helft van zijn mantel af te staan. Ik denk dat dit achtergrondverhaal voor de gemiddelde snoep-ophaler niet echt gesneden koek is, maar Vrije School kinderen ontkomen niet aan kennis over de historische wortels van de feesten.
Tegen het einde van de middag op de elfde van de elfde verzamelt de ganse Vrije School zich in het Beatrixpark, waar ieder kind zich, met papieren lampion EN uitgeholde pompoen, wortel of rettich zich achter zijn of haar juffie schaart. Ineens blijken al die kinderen wel twee ouders te hebben, die het zich ineens wel kunnen veroorloven om gezamenlijk het kind te begeleiden op deze novembermiddag. De Sint Maarten-nostalgie bij de ouders is duidelijk groot. Dat moet ook wel als je geacht wordt thuis met je kind ook nog eens een pompoen uit te lepelen en op zijn minst het verhaal van Maarten uit te gutsen in de schil, waardoor je kind uiterst feeëriek tevoorschijn komt, daar in het Beaxtrixpark.
Er volgt een tocht met lichtjes door het park, begeleid door de het ijle Sopraan gezang van vooral de juffen. De kinderen vergeten van schrik mee te zingen. De tocht gaat naar de plek waar de oudste leerlingen middels verkleedpartijen en een vertelstem bestaande uit drie synchroon pratende achtstegroepers het verhaal van Sint Maarten nog maar eens vertolken: "Hier heb je nou die Maarten. Die ongedoopte Romeinse soldaat. Hij heeft mij zien staan en mij gekleed!" Dan vervolgen de kinderen hun weg door het park om bij het ‘Appelvrouwtje’ een appeltje te krijgen en van ‘De Rijke Man’ een muntje. De ouders drinken na afloop glühwein bij de vuurkorven en de kinderen worden steeds drukker naarmate de hemel donkerder kleurt.
Dan is het natuurlijk tijd voor het afschuimen der straten. Als kind werkte ik ontelbaar veel huizen af, noest doorzingend van 17.30 tot 19.30 uur, waardoor ik met een niet te tillen lading snoep thuis kwam, waar ik zeker een maand misselijk van kon zijn. Het was ook angstig, want je liep het gevaar dat een ouder kind jouw zak op het laatste moment jatte. Veilig thuis was het meest magische moment het omkeren van de plastic zak en het verdelen van de snoep in categorieën. ‘Fruit, pepernoten/hondenbrokken, verpakte minireepjes, schuimpjes en verdorie, altijd weer dat morele minitubetje tandpasta van de tandarts, die een blok verder woonde.
De inzet van de drie Vrije School kinderen is minder ambitieus. Ze doen ‘een paar deuren’ en ze zingen hun eigen repertoire. Door de ouders wordt, voor de deur openzwaait, geëist dat er overeenstemming is over welk nummer ze gaan zingen en ook de eerste noot wordt nog door de ouders ingezet, om de kinderen op weg te helpen. De mensen achter de deur zijn blij verrast over zulke ‘aparte’ liedjes en vinden het soms helemaal niet erg dat de liedjes vier coupletten duren. En soms ook helemaal niet erg dat er vijf volwassenen horen bij deze drie zangtalenten. De kinderen graaien verlekkert in de manden met snoep, die er in de loop der jaren niet verantwoorder op geworden is. In mijn tijd waren er meer mandarijntjes.
Een expat strooit wanhopig alle minimarsjes en snickers uit over zijn bed, waarna hij de kinderen uitnodigt om in zijn bed te komen graaien. ‘Zoiets was het toch, die gekke Nederlandse traditie?’ zie je hem vertwijfelt afvragen.
Voor alle onwetende expats, mijzelf en alle overige Nederlanders vertelt een website van een Vrije School wat wij, als ‘modern mens’, uit dit feest hadden moeten halen:
Betekenis voor de moderne mens:
Het St. Maartensfeest dient ervoor om in onszelf ook een kiem voor een nieuw leven te laten ontstaan. Het gaat er daarbij niet om dat wij letterlijk de helft van onze bezittingen geven (zoals St. Maarten met zijn mantel), maar dat wij met een vraaghouding naar de ander luisteren wat de medemens nodig heeft. Hij gaat figuurlijk bij zichzelf naar binnen.
Juist ja. Zo had ik het nog niet bekeken. De minireepjes zijn in elk geval heerlijk en gaan moeiteloos en letterlijk bij mijzelf naar binnen.
woensdag 4 november 2009
Stadsgeluiden
Zit thuis achter mijn computer en mijn bureau trilt. Mijn beeldscherm en de muren ook. Het café naast mij is aan het verbouwen en natuurlijk is de gehele fundering verrot. Complete wagens op rupsbanden worden naar binnen gereden en de hele buurt kan meegenieten van deze, nu al weken durende, operatie.
Daarnaast zit de bakker; ook daar geklop en gehamer. Nu, na maanden, is eindelijk de opening in zicht met waarschijnlijk niet eens een gratis brood voor alle gedupeerde af-en-toe-thuiswerkers, zoals ik.
Soms lijkt het alsof er in heel Amsterdam verbouwd wordt. Nog geen straat verder hebben we natuurlijk het projectje Noord/Zuid. Bij S. tegenover zijn ze al een half jaar bezig met betonmolens en aanverwanten; als het maar veel lawaai maakt. Als je gelukt hebt krijg je een briefje in de bus, maar je moet er vooral niet over zaniken, want je woont in de stad en dan ‘heb je dat’.
Ooit waagde ik het in een vlaag van verstandsverbijstering binnen te stappen bij de vorige eigenaren van bovengenoemd café. Ik had ruggespraak gehad met de ‘illegale’ Franse onderhuursters van de 1e etage, die bekenden dat zij ’s nachts geen oog dicht deden. De café-eigenaren vonden het namelijk nodig om iedere nacht rond vier uur pal onder hun raam flesjes te sorteren. Ik werd inmiddels ook al zo’n jaar of tien wakker van hetzelfde geluid, dus dacht ik in een opwelling: misschien realiseren ze zich dat niet eens. In al mijn legaliteit wilde ik op de bres springen voor de Franse meisjes en stapte monter het café binnen. Zo ging de scène:
Een hele rij vaste klanten, veel marktkooplui en ander fijnbesnaard volk, zitten aan de bar en kijken mij aan. ‘Wat mot je’ geschreven op hun zwijgende voorhoofden. Ook aan de tafeltjes verstommen de gesprekken en alle ogen zijn op mij gericht. De eigenaar staat achter de bar en maakt een glas schoon met zijn theedoek. Hij heeft een wenkbrauw wantrouwend opgetrokken.
“Uh… hallo. Ik ben de buurvrouw dus, van twee hoog (toen nog) enne…het hele pand wordt ’s nachts altijd wakker van het sorteren van de flesjes enne… nou, dacht ik… eh… zou het misschien mogelijk zijn om dat sorteren ook op een ander tijdstip te doen?”
Stilte. ……………..
Cafébaas met stemverheffing: “Ja, daar kenne we natuurlijk allemaal geen rekening mee gaan houden, hè. Wij zijn hier gewoon aan het werk. Jullie hebben zulluke aparte tijden. Wij werken hier gewoon. Soort as jij moet gewoon in het Gooi gaan wonen….”
Niets vermoedend was ik in de val gelopen. De cafébaas leek het aan zijn clientèle verplicht om hard op te treden tegen ‘soort as ik’. Het is ineens ‘harde werkers’ versus ‘studenten’, ‘Amsterdammers’ versus ‘kakkers/provincialen’.
Het is nooit meer goed gekomen tussen mij en het café. Het contact bleef beperkt tot een ‘mevrouw, u mag uw fiets daar niet neerzetten!’ en andere gezellige buurpraatjes. Wel werden er ineens geen flesjes meer gesorteerd om vier uur ’s nachts.
Ik vind het dus helemaal niet erg dat er nieuwe eigenaren in het café komen. Ik kan alleen niet werken zo, te midden van dat gedril. De stad uit, vlug! Ik spring op de fiets en rij langs het IJsselmeer. Heerlijk; rust en ruimte. Uiteindelijk bereik ik het schilderachtige Broek in Waterland. Ik zit nog nauwelijks aan de koffie (met taart, ja!) op een terras of de betonmolen aan de overkant slaat aan. Weg plattelands idylle. Help! Zouden ze in ’t Gooi ook betonmolens hebben?
Abonneren op:
Posts (Atom)