woensdag 4 november 2009

Stadsgeluiden


Zit thuis achter mijn computer en mijn bureau trilt. Mijn beeldscherm en de muren ook. Het café naast mij is aan het verbouwen en natuurlijk is de gehele fundering verrot. Complete wagens op rupsbanden worden naar binnen gereden en de hele buurt kan meegenieten van deze, nu al weken durende, operatie.
Daarnaast zit de bakker; ook daar geklop en gehamer. Nu, na maanden, is eindelijk de opening in zicht met waarschijnlijk niet eens een gratis brood voor alle gedupeerde af-en-toe-thuiswerkers, zoals ik.

Soms lijkt het alsof er in heel Amsterdam verbouwd wordt. Nog geen straat verder hebben we natuurlijk het projectje Noord/Zuid. Bij S. tegenover zijn ze al een half jaar bezig met betonmolens en aanverwanten; als het maar veel lawaai maakt. Als je gelukt hebt krijg je een briefje in de bus, maar je moet er vooral niet over zaniken, want je woont in de stad en dan ‘heb je dat’.

Ooit waagde ik het in een vlaag van verstandsverbijstering binnen te stappen bij de vorige eigenaren van bovengenoemd café. Ik had ruggespraak gehad met de ‘illegale’ Franse onderhuursters van de 1e etage, die bekenden dat zij ’s nachts geen oog dicht deden. De café-eigenaren vonden het namelijk nodig om iedere nacht rond vier uur pal onder hun raam flesjes te sorteren. Ik werd inmiddels ook al zo’n jaar of tien wakker van hetzelfde geluid, dus dacht ik in een opwelling: misschien realiseren ze zich dat niet eens. In al mijn legaliteit wilde ik op de bres springen voor de Franse meisjes en stapte monter het café binnen. Zo ging de scène:

Een hele rij vaste klanten, veel marktkooplui en ander fijnbesnaard volk, zitten aan de bar en kijken mij aan. ‘Wat mot je’ geschreven op hun zwijgende voorhoofden. Ook aan de tafeltjes verstommen de gesprekken en alle ogen zijn op mij gericht. De eigenaar staat achter de bar en maakt een glas schoon met zijn theedoek. Hij heeft een wenkbrauw wantrouwend opgetrokken.

“Uh… hallo. Ik ben de buurvrouw dus, van twee hoog (toen nog) enne…het hele pand wordt ’s nachts altijd wakker van het sorteren van de flesjes enne… nou, dacht ik… eh… zou het misschien mogelijk zijn om dat sorteren ook op een ander tijdstip te doen?”
Stilte. ……………..
Cafébaas met stemverheffing: “Ja, daar kenne we natuurlijk allemaal geen rekening mee gaan houden, hè. Wij zijn hier gewoon aan het werk. Jullie hebben zulluke aparte tijden. Wij werken hier gewoon. Soort as jij moet gewoon in het Gooi gaan wonen….”

Niets vermoedend was ik in de val gelopen. De cafébaas leek het aan zijn clientèle verplicht om hard op te treden tegen ‘soort as ik’. Het is ineens ‘harde werkers’ versus ‘studenten’, ‘Amsterdammers’ versus ‘kakkers/provincialen’.

Het is nooit meer goed gekomen tussen mij en het café. Het contact bleef beperkt tot een ‘mevrouw, u mag uw fiets daar niet neerzetten!’ en andere gezellige buurpraatjes. Wel werden er ineens geen flesjes meer gesorteerd om vier uur ’s nachts.

Ik vind het dus helemaal niet erg dat er nieuwe eigenaren in het café komen. Ik kan alleen niet werken zo, te midden van dat gedril. De stad uit, vlug! Ik spring op de fiets en rij langs het IJsselmeer. Heerlijk; rust en ruimte. Uiteindelijk bereik ik het schilderachtige Broek in Waterland. Ik zit nog nauwelijks aan de koffie (met taart, ja!) op een terras of de betonmolen aan de overkant slaat aan. Weg plattelands idylle. Help! Zouden ze in ’t Gooi ook betonmolens hebben?

2 opmerkingen:

Unknown zei

Ha Chris,
Genoten jouw billen van het zachte zadel naar Broek in Waterland?
Ik ben zeer in mijn nopjes met jouw ouwe.
Mare

Chris zei

Ja, dat was mijn eerste rit mijn nog oudere zachte zadel ja. Zat toch ook weer een beetje vreemd en hard, dus daarom heb ik Broek maar een taartje genomen. Fijn dat mijn zadel bij jou in goede billen is.