woensdag 28 april 2010

De Opgieter


Mijn gehele weekend stond in het teken van gezond leven. Of moderner; ik was nogal in de weer met ‘wellness’.

Op zaterdag deed S. een cursus ‘eetbare planten’, waarbij haar door een moderne kruidenvrouw precies werd verteld welke blaadjes uit de tuin je wel en niet kunt eten. Blijkt toch dat je bijna je hele tuin kunt opeten! Ongelofelijk. Ik was mee om mij over het kind te ontfermen en mocht, als dank, meelunchen. Vooraf een wild kruidensoepje zonder zout (oei, wat miste ik het zout), een quiche met vergeten groenten (ze waren de groenten helemaal niet vergeten!) en als toetje een soort zuurdesem muffin zonder zoet (oei, wat miste ik het zoet). Na een dergelijk maal ben je je in elk geval weer bewust van je eigen verslavingsgraad. Afkicken dus van zoet en zout en hopen dat je ooit nog eens, bij het proeven van een zuurdesem muffin uitroept: ‘Ai, wat zoet, het glazuur springt van mijn tanden!’

’s Middags keken we ineens met hele andere ogen naar al die mooie paardenbloemen in de wei en al snel vermaalde ik de eerste bloem tussen m’n tanden. Lekker hoor, vooral die gele blaadjes, de knop lieten we zitten. Pinksterbloemen lieten we ook even staan, want die had S. nog niet gehad in de cursus. Wel demonstreerde ze vol trots hoe ze een brandnetel durfde te pakken, op te rollen en op te eten (truc: snel pakken en niet ‘erlangs aaien’, want dan gaat het juist fout). Echt puik spul, schijnt, die brandnetels. Je kunt er soep van koken en truien van breien. S. overweegt er een speciaal hoekje voor te reserveren in de tuin. Toen kleine Z., totaal geïnspireerd door mama, ook een brandnetel wilde pakken, ging het blijkbaar toch net iets te langzaam, waardoor we wel weer meteen op zoek konden naar een Hondsdrafje om over de zere plek te wrijven.

Zondag was het de beurt aan de uitwendige mens. Ik had met vriendin M. en vriendin W. afgesproken bij de Veluwse Bron; een mega saunacomplex op de Veluwe. In knusse badjassen gehesen betraden wij de ligweide. Eigenlijk was het veel te mooi weer voor een badjas, dus kreeg de sauna al snel de sfeer van de bloten billen camping. Hangend in de stoelen bekeken we de mogelijkheden: Hamam, Hydromassage, Scrubtempel, Gletsjergrot, Wildobservatiesauna, Pakistaanse Zoutsteenmijn, Royaal bruisbad, tropisch strand, neveldouche en zelfs een Goed Gespreksauna…. (Ik verzin dit niet, zou Sylvia W. zeggen). Je zou weer bijna gestrest raken van alle opties, maar dat is natuurlijk helemaal niet wellness.

We kozen dus maar gewoon voor het enige waar een lange rij voor stond; de Opgietsauna. Ieder uur waren er opgietsessies met klinkende namen en speciale geuren. Uitgangspunt van dit, oorspronkelijk Finse, concept is dat mensen bil aan bil in de sauna gaan zitten en dat een of twee ‘Opgieters’ water met een geurtje over de kooltjes gieten. Vervolgens verspreiden zij de hete lucht door middel van sierlijke, doch krachtige bewegingen van een handdoek over de mensen.
Ik was onmiddellijk gefascineerd door de Opgieters; in ons geval twee heren in geblokt lendendoekje, gecombineerd met een sportpolo met bedrijfsnaam. Ik dacht; dit is dus een nieuw beroep! Waar oude beroepen als smid en kruidenier verdwijnen, komen er, dankzij wellness, weer andere voor in de plaats! Ik staarde gebiologeerd naar de Opgieter, wat grof gebouwd, die tijdens zijn ‘dans’ met de handdoek, op de psychedelische klanken van Pink Floyd, helemaal leek op te gaan in zijn rol als ceremoniemeester. Het publiek kreeg van die handdoek steeds een hete ‘veeg uit de pan’, die met instemmende klanken werd ontvangen. De Opgieters hielden in alle hitte gewoon stoer hun polo-shirtjes aan en namen dankbaar het luide applaus na afloop in ontvangst. Het kreeg ineens iets van een leeuwentemmers-act in een circus; de zweepjes vervangen door een handdoek en het aangekleede publiek vervangen door naakte mensen. Voor de liefhebbers was er daarna ruimte voor een sprong in het koude meer. De Opgieters sprongen, zonder poloshirt, als eerste kwiek het water in, terwijl ik vanaf het strandje bewonderend toekeek.

Ik hoop dat ze beroepskeuzetesten aanpassen aan de ontwikkelingen in de maatschappij. Ik pleit ervoor dat de ‘Opgieter’ terstond wordt toegevoegd aan de lijst van mogelijke beroepen. Het lijkt me namelijk een prachtvak.

Geen opmerkingen: