woensdag 19 februari 2025

Camarones en de Flamingo’s

Ik ben tijd aan het rekken omdat het Nationaal Park Tayrona nog steeds niet open is. Het wordt door de inheemse bevolking ‘gezuiverd’ van de kwade invloeden van het toerisme elke eerste twee weken van februari. Hier kan ik als antropoloog natuurlijk niet op tegen zijn, maar logistiek is het als reiziger even een dingetje.

Van andere reizigers krijg ik een tip over Flamingo’s in Camarones en hup, daar zit ik alweer drie uur in de bus naar het dorpje dat weinig toeristen trekt en half in de woestijn ligt. Beetje jammer dat het zo weinig toeristisch is dat de buschauffeur er dan ook vergeet te stoppen. Met dank aan Google Maps en het geluk dat ik niet in slaap ben gevallen, sta ik dan toch 2 km buiten het dorp aan de weg in de woestijn. Het doet me denken aan een scene uit de film ‘Bagdad Cafe’. Twee vrouwen met koffers in een bloedhete, stoffige woestijn.

Het duurt hier nooit lang of je zit -inclusief te grote koffer- achterop een brommer die me naar het hostel aan dezelfde weg brengt. De dochter des huizes ontvangt me hartelijk, haar zussen en haar moeder lopen door de huiskamer: het is alsof ik even onderdeel uitmaakt van een Colombiaans gezin. Aan ‘papa’ vraag ik of ik zijn fiets mag lenen en voor het donker word verken ik het dorp, het ‘sanctuary’ en het strand. De ene helft van het dorp bestaat uit ‘Spanjaarden’ en de andere helft uit ‘Wayuu’ indianen. Het verschil tussen beide 'communities' is duidelijk te zien; de Wayuu zitten achterin het dorp met krakkemikkige huisjes van leem en een tikje armoedige omgeving. De rest van het dorp is van de 'Spanjaarden'; die hebben de muziek aan bij het lokale cafe en runnen een paar eenvoudige winkeltjes in het dorp van eigenlijk maar één straat.

‘Papa’ moet wel zijn fietsketting nodig smeren en zijn versnellingen afstellen, want ik fiets als een doortrappende idioot door het dorp. Dat vinden ook de honden die met me mee rennen en me bijna in mijn kuit bijten. Podverdorie, wegwezen! Maar man, wat is fietsen in de tropen toch fijn; het vertrouwde vervoersmiddel van thuis in een spannender omgeving en met de warme wind rond je lijf.

Rond half zeven in de ochtend komt Rafael, een jonge Wayuu-gids, me halen met de brommer. Hij zal mij naar de Flamingo’s brengen. ‘Papa’ zwaait ons uit en filmt ons: mega trots dat hij zo’n goedlopend toeristisch bedrijf runt! Rafael is een schat. Ik stap in een prachtige houten kano met een klein zeiltje en behendig loodst hij ons het meer over. De stilte en het kabbelende is zeer aangenaam op deze zaterdagochtend. Het laat ruimte voor wat gemijmer; wat zou ik thuis doen op zaterdag? Een dikke Volkskrant kopen en niet de tijd nemen om die helemaal uit te lezen.

Vogel technisch valt het me niet helemaal mee: we benaderen voorzichtig een groep van 50 Flamingo’s, maar ze blijven te ver om foto’s te maken. Door de kijker zie ik wel die zalmroze nekken en die gekke bogen in hun hals: in elk geval staan alle neuzen dezelfde kant op. Rafael leent af en toe mijn kijker omdat die van hem bij een vorige toer in het water is gevallen. Je zou zo’n jongen toch met liefde een nieuwe kijker gunnen. Met klapperende zeilen keren wij terug naar het dorp. Het water komt niet hoger dan je knieën.

Terug in het hostel krijgt Rafael een fooi voor een nieuwe kijker. ‘Papa’ is bezig met het granollen van een muurtje voor een nieuwe hotelkamer: hij ziet een gouden toekomst voor zich voor zijn hostel. Ik vraag me af of de Flamingo's genoeg zijn om de mensen naar zijn dorp te lokken. En ik hoop dat zijn dochter erbij blijft, want zij is de eigenlijke spil. In een handomdraai maakt zij een bord heerlijk eten voor je klaar. Gisteren mocht ik zelf de vis uit de vriezer aanwijzen die me het meeste aansprak. Haar zussen zitten nog steeds verveeld op hun telefoon, de moeder schuift moeizaam, want net geopereerd aan haar buik, door de kamer. 'Papa' geeft me ongevraagd nog wat 'informatie' over de vogels die ik in zijn tuin aan het bekijken ben door mijn kijker; hij is van alle markten thuis.

Ik lees nog wat in de hangmat voordat ik afscheid neem van dit sympathieke plekje. Ik loop 100 meter naar de grote weg door de woestijn en steek mijn hand omhoog. De grote bus stopt en slokt me op voor weer een volgend avontuur.

2 opmerkingen: