woensdag 28 november 2012
Hans
Als je soms jaren moet zoeken naar een baantje, zoals in Namibië, wordt je vanzelf inventief. In het enige ‘internetcafé’ van Lüderitz -waar twee zeer traag werkende computers wachten op klanten- staat een jongen met een schroevendraaier een computer uit elkaar te halen. Als de baas weg gaat en ik wacht tot mijn foto’s zijn ingeladen, bekent hij lachend dat hij eigenlijk geen enkele ervaring heeft met computers. Hij zocht al vier jaar naar een baan en zijn baas zocht al een tijdje naar iemand met verstand van computers. Dus staat hij nu al schroevend te doen alsof. Een baan is een baan. Als je in Zuid-Afrika of Namibië gaat tanken, staan er minstens acht pompbediendes voor je klaar. Eentje kan je maar helpen met tanken, de rest hangt vaak half slapend tegen de bezinepomp. Een baan is een baan.
In Aus, een nederzetting midden in de woestijn met één hotel en één bezinepomp, komt een jongen mij in de enige -doodstille- straat tegemoet lopen. Hij draagt een vieze muts in Reggae kleuren en heeft scheuren in zijn broek. Na het standaard ‘How are you?’ volgt ‘What’s your name?’ Ik besluit gewoon maar eens mijn echte naam te noemen: ‘Chris’. ‘I am Thomas’ zeg ie, ‘See you later!’. Even later loop ik hem weer tegen het lijf. In een noot van de vrucht van de Marula boom heeft hij met een mesje dieren uitgesneden en warempel, ook mijn naam! Hij wil het balletje aan me verkopen en met mijn naam voelt het natuurlijk al half van mij. Wat een slimmerik! Ik zwicht voor zijn uitgekookte ondernemerschap en koop, na een straf onderhandelingsproces, het balletje.
Het is twee weken later als ik me weer stoot aan dezelfde steen. In Khorixas stellen twee mannen zich aan mij voor als ‘artists’ (dit ken ik uit west-africa en is geen enkele garantie voor enige artistieke talenten…). ‘Where is your husband?’, willen ook zij weten. ‘At home’ zeg ik dan altijd maar voor het gemak. ‘Why didn’t he come?’ ‘Work’ zeg ik dan altijd maar voor het gemak. ‘What’s his name?’ Oei, die had ik nog niet gehad. ‘Eh….Hans’, zeg ik stroef improviserend. Het blijkt de naam van een van de mannen te zijn, blijkbaar onbewust opgeslagen en gereproduceerd. Beetje suf en verdacht ook wel.
Ik ben mijn leugentje alweer vergeten als ze tien minuten later weer voor me staan. Met twee gekerfde balletjes, één voor Chris en één voor Hans. Ze hebben me flink te grazen! Hoe kan ik verklaren dat ik voor mijn –imaginaire- echtgenoot niet eens een gekerfd balletje over heb? (My wife went to Namibia and all I got is this lousy ball!)
Ik geef het op en koop beide balletjes. Heb ik geen Hans, maar wel mooi zijn balletje.
maandag 5 november 2012
Crocodile Dundee
Gisteren net zo´n hoed gekocht als Crocodile Dundee. Sindsdien lijken mijn bush overlevingstechnieken sterk verbeterd. Het lijkt verdorie wel of ik Crocodile Dundee ben!
De tijden dat ik in Australië, half opgevreten door de muggen uitriep: ‘ik haat kamperen!’ liggen blijkbaar ver achter me. Ik laveer mij moeiteloos door dit woestijnland en vecht dapper tegen de elementen. Het is hier vanaf 7 uur ’s ochtends in de zon al niet meer te harden en gisteren liep ik om 18.00 ’s avonds uur nog te zweten, toen ik mij door het woud van kokerbomen slingerde. Het gevoel dat je in een oven loopt, met knallende koppijn tot gevolg. Ik meende ook echt sisgeluiden te horen toen ik bij terugkomst op de camping in het postzegelgrote zwembadje sprong. In Namibië blijkt het welgeteld een uur na zonsopgang en een uur daarvoor aangenaam weer te zijn. Toch twee uur per dag; lucky bastards.
Deze twee uur behoeven echter nuance, want toen ik gisteren tijdens het laatste uurtje eens flink op zijn Crocodile Dundees wilde gaan kokkerellen - dus op de barbecue, maar dan vegetarisch- brak de hel los. Een storm raasde over de het stoffige land. Snel bracht ik mijn keukenuitrusting in veiligheid. Ik parkeerde de auto zodanig dat hij de meeste wind blokkeerde en ik zette mijn tent, verstevigd met stenen, precies naast de auto in de luwte op. Een flink staaltje Dundiness! Toen ik net een windvrije keuken had gecreëerd, bleek mijn gasaansteker leeg. Geen nood; ik heb het blikje mediterrane groenten gewoon koud opgelepeld. Zeker een aanrader!
Toen ik ook de reuzenmieren, de wespen en de torren ter grootte van een luciferdoosje vriendelijk had verwelkomd, net als de hagedis op het toilet, wist het zeker: het gaat helemaal goed komen met mij en de bush.
Ps.
Wordt vast en zeker vervolgd……geheel volgens manische principes zal op deze euforische vlaag vast en zeker een depressie volgen. Zeker als ik die hoed straks ga verliezen.
Liftster
Ik suis in mijn rode huurauto over de lange weg van Kaapstad naar Namibië. Buiten bestaat het landschap uit rotsachtige bergen en schilderachtige dorpjes met kerken in oud-Nederlandse stijl. Als je hier een instant kop koffie besteld bij de plaatselijke kruidenier, wordt je in het Afrikaans vriendelijk bedankt voor de klandizie: ´baie dankie vir u ondersteuning´.
Langs die wegen rij ik al uren; fris van de airco en met de detonerende klanken van´Doe Maar’ en ‘De Dijk’ uit de speakers. Wat is thuis ver weg! Een ongekend gevoel van vrijheid heeft zich van me meester gemaakt. Ik heb een auto, een plan en nog 2,5 week avontuur voor de boeg! Ik ben ook niet gezwicht voor de druk om een reisgenoot mee te nemen. Bijna had ik een in Kaapstad geronselde Amerikaan meegenomen, maar het idee dat ik, in deze kleine Volkswagen Polo, mijn keuzes had moeten overleggen met een volslagen onbekende, maakt me super blij met mijn keuze voor het alleen reizen.
Alleen zal ik trouwens niet lang blijven. Langs de kant van alle wegen in Zuid-Afrika staan mensen met een duim omhoog. Het zijn bijna zonder uitzondering zwarte mensen die zich geen openbaar vervoer, laat staan het hebben van een auto, kunnen permitteren. Op sommige plaatsen is er niet eens openbaar vervoer.
Reizen als witte Europeaan in Zuid-Afrika confronteert je onvermijdelijk met het gevoel bevoorrecht te zijn. Het passeren van ontelbare golfplaten krottenwijken doordringen je van dat besef.
Nu ik ineens in het bezit ben van een halflege auto, kan ik eindelijk eens wat terugdoen voor mijn medemens. Als ex-lifter heb ik bovendien altijd de impuls om te stoppen voor welke lifter dan ook. In het kader van de veiligheid besluit ik hier alleen voor vrouwen te stoppen. Mijn eerste liftster heeft een baby van zeven maanden op haar arm. Ze spreekt, zonder noemenswaardig gebit, een voor mij onverstaanbaar Afrikaans. Ze moet naar de kliniek een eindje verderop. Ik moet verder maar geen lifters meer meenemen, zegt ze, ook tussen vrouwen kunnen ‘gangsters’ zitten. Mijn tweede liftster heeft een haarnetje, komt uit Zimbabwe en wil me aan het eind van de rit betalen. Als ik dat wegwuif, put ze zich uit in de ‘God bless you’s. Ze heeft drie kinderen in Zimbabwe en werkt hier in de druivenpluk om iets te verdienen. Dit jaar gaat ze voor het eerst in twee jaar terug om even snel haar kinderen te zien.
Mijn derde liftster moet een heel eind. Haar moeder is ziek en die gaat ze bezoeken. Haar twee nichtjes gaan ook mee en die gaan schuil achter mijn ‘pop-up’ tent, die de gehele achterbank in beslag neemt. Eenmaal handig uitgeworpen, krijg je die dingen nooit meer in elkaar. Ik tenminste niet. Tante zit dus voorin. Zichtbaar blij dat ze een lift heeft en ze weet ook wel waarom: ‘I prayed all night for someone to come and pick us’. Ze heeft een tijdje in Cape Town gewerkt ,waar ze goed Engels heeft geleerd. Dat scheelt. Ze probeert een goeie gids te zijn door mij te vertellen waar we onderweg langs komen. Dat is niet moeilijk, want behalve een enkele geit en een gehucht is dat bijna niks. Mijn liftster is het prototype ‘Big Mama’; haar ronde gezicht gaat schuil onder haar grote zonnehoed. Af en toe kijk ik eronder om te checken of ze slaapt. Maar daarvoor is ze veel te opgewonden dat ze naar huis gaat, zegt ze. Ook zij plukt druiven en als ze mazzel heeft mag ze wijnflessen vullen en etiketten plakken. Werken met graan is alleen voor mannen, dat is te zwaar. Een reis met het openbaar vervoer naar haar moeder 100 km verderop kan ze niet betalen. Ze kucht onophoudelijk, een gevolg van een infectie aan haar long, waarvan ze er nog maar eentje heeft, sinds een operatie toen ze zes was. Als ik vraag welk werk het beste betaald, komt het hoge woord eruit: ‘I want to be an electrician’, zegt ze. Ik vraag of dat werk wel vaker door vrouwen wordt gedaan. Nee, zegt ze ferm, maar ik wil volgend jaar een opleiding doen. ‘I’ll fix everything myself at home’
Als haar mobieltje gaat zegt ze ‘sorry’ tegen mij en neemt niet op. Het is haar zus en die wil ze nog niet vertellen dat ze als verrassing in aantocht is! In ‘the middle of nowhere’ gebied ze mij te stoppen. De nichtjes kruipen onder de tent vandaan en gaan me ‘Auntie’ de auto uit. Mijn lifster drukt me op het hart geen andere lifters mee te nemen, te checken of ik een first-aid kit in de auto heb - dat zou al mijn problemen helpen voorkomen- en ik krijg alweer Gods zegen. Als het nu niet goed komt met deze reis!
Auntie en haar nichtjes verdwijnen door het prikkeldraad in het hoge gras. Voor een ander de berm van de weg, voor hun is het thuis.
woensdag 31 oktober 2012
Jacht
Ironisch genoeg was Paul Kruger, van het gelijknamige wildpark in Zuid- Afrika, zelf een fervent jager.
Ook wij jagen op wild. Alleen dan met andere wapens. We turen links en rechts van de weg in het groen en roepen nerveus ‘stop!’ als we iets zien bewegen, horen of als we in de verte de hoorn van de neushoorn denken te ontwaren. We pakken onze apparaten, zoemen in op de plek waar we dachten een beest gezien te hebben en halen de spreekwoordelijke trekker over. Als de foto is gemaakt, breekt de volgende fase aan. Het minutieuze speurwerk met de verrekijker.
We hebben mazzel. Een leeuwenechtpaar gaat, uitgerekend aan de kant van de weg, liggen paren. Ongegeneerd zoemen we in op de daad. Daarna zien we twee jonge leeuwen zo dichtbij dat je met het blote oog kunt zien hoe hun flanken op en neer gaan bij het ademen. Het enige dat nog ontbreekt is het zalvende geluid van een commentaarstem om de sensatie middenin een EO-natuur documentaire te zijn beland, compleet te maken.
Een fascinerende en verslavende wereld is dit, waarbij je nooit weet of in de volgende boom misschien toch dat prachtige luipaard ligt te slapen. Een wereld waarin je, net vijf minuten wakker, vlak voor je neus twee nijlpaarden op hun dooie gemakje van het water naar het bos ziet kuieren.
Hier zijn de dieren de baas. Dit is hun terrein. Waar in de dierentuin de dieren achter hekken staan, zijn het in Kruger de mensen. Althans, die verschansen zich in hun auto’s. Een omkering die natuurlijk veel beter klopt. De achteloosheid waarmee kuddes olifanten hier de weg oversteken onderstreept dat. Je kunt maar beter voor ze remmen, want ze remmen niet voor jou.
Onze jacht is geslaagd. De buit bestaat uit honderden foto’s en nog meer indrukken. Alleen dat verrekte luipaard heeft zich niet laten zien. Die staat vast te gniffelen achter een boom. Maar hij is gewaarschuwd; morgen gaan we weer op jacht!
dinsdag 14 augustus 2012
(On)rust
Vakantie is een vreemd ding. Zo is het bijvoorbeeld zaak de juiste balans te vinden tussen in- en ontspanning. Ik had net tot het laatste besloten op mijn vale handdoekje aan een Kroatisch strand en begon al zo’n beetje weg te doezelen, toen de doffe discodreunen uit roestige boxen mijn oren bereikten. Geërgerd keek in de richting van het geluid, net als de keurige Engelse dames naast mij, die ook net zo’n fijn wit lounge bed hadden gehuurd.
Een meneer begon tegen de discodreun in –voor mij, maar ook vast voor de Kroaten- onverstaanbare Kroatische dingen door de microfoon te roepen. Ik dacht associatief dingen als ‘het is vast een hobby DJ’ en ‘waarschijnlijk is het een eeuwenlange Kroatische traditie om een lekker muziekje te draaien bij het bruin bakken’. Toen ik vijf minuten later - ik moet ondanks de beat toch even zijn weggedommeld- opkeek, bleek de ware toedracht.
Ik zag nu geen meneer meer, maar een meisje dat op de platte steen in het water oefeningen aan het doen was in sportkleren. Toen pas zag ik ook dat het strand, op mij en de Engelse dames na, zo ongeveer leeg was. Tegenover het meisje stonden bijna alle strandbezoekers tot hun middel in het water. Ze probeerden in spiegelbeeld na te doen wat het meisje hen zo monter voordeed. Voornamelijk vrouwen, maar ik ontwaarde zowaar ook twee mannen met hun handen in de lucht. Ik ben er op zich altijd erg voor als mannen de vrouw in zichzelf laten zien, maar dit zag er toch knap lullig uit.
Toen ik naderbij kwam om geamuseerd wat plaatjes te schieten, realiseerde ik mij dat dit dan aqua joggen moest zijn. En ik realiseerde me ook dat de meerderheid van de mensen tijdens hun vakantie blijkbaar helemaal niet automatisch voor ontspanning kiest! Betrapt keken de Engelse dames en ik naar elkaar. Ik probeerde nog een beetje mijn been op en neer te heffen vanaf mijn lounge bed, maar dat kwam toch wat halfslachtig over. De les duurde nog akelig lang, maar uiteindelijk verstomde dan de muziek en kon de rust op ons strand wederkeren.
donderdag 24 mei 2012
Safari in Slotermeer
‘Een reisbureau zou mensensafari’s naar Diemen-Zuid moeten organiseren’, schreef Arnon Grunberg gisteren in zijn voetnoot in de Volkskrant. Gebeurd al, Arnon! Alleen dan in Slotermeer! Verslag van een toerist in eigen stad.
Aangetrokken door een poster van een uitzinnige Adelheid Roosen samen met (kut)Marokkanen op scootertjes, melden A. en ik ons op zaterdag op een voetbalveldje in Slotermeer. We worden ontvangen door Abdel, een Marokkaanse jongen, die met zijn Montessori accent misplaatst lijkt in deze afgelegen wijk. De dag ervoor belde Abdel ons op onze mobieltjes om tijd en plaats door te geven. Ook moesten we hem zeggen, welke droom ons in onze jeugd achtervolgde. Dat belooft wat. Terwijl Abdel een voetbal op zijn vinger probeert te laten tollen, schaart ook Adelheid Roosen, de bedenkster van deze stadssafari, zich bij de groep. Ze kondigt aan op te willen gaan in het publiek en geen directe vragen te willen ontvangen. Dat is best een opdracht , want probeer een hoofd als dat van Adelheid maar eens stelselmatig te negeren.
Als alle leden van onze groep, ik schat theaterliefhebbers en Groen Links stemmers, zijn gearriveerd, rolt de bal van Abdel van zijn vinger over straat. Een klein meisje volgt de bal en pakt hem op, een Marokkaanse vrouw maakt een keel geluid van het balkon. We worden geroepen. Met Abdel gaan we het huis van een Marokkaanse familie binnen. Schoenen uit, tafel keurig gedekt, grote banken in het rond. Abdel vertelt over zijn jeugd tussen twee culturen en Malika schept heerlijk eten op. Het publiek moet vertellen over ‘vrijheid’, wat is dat voor iedereen? Ruimte om jezelf te zijn? Malika zegt; studeren, baan, eten en een huis; dat is vrijheid. Gewoon simpel, zegt zij. Haar man begeleidt de verhalen op de Ud en met een diepe weemoedige stem.
Iedereen zet zich weer in beweging. We gaan met Malika via de achterdeur haar buurtsuper binnen. Het voelt heel expeditie-achtig, terwijl dit toch echt nog steeds Amsterdam is. Abdel grist twaalf zakken Couscous-kruiden uit het rek en deelt die uit. Op het plein ’40-’45 bezoeken we het walhalla onder de Toko’s: ‘verscentrum Tanger’. Malika legt uit welke olijven we wel en niet moeten hebben en Abdel laat zien hoe je handen wast met behulp van een zilver kleurige ketel. Je herkent onmiddellijk de andere groepen van de stadssafari; blijkbaar zijn we hier toch echt een minderheid.
Na een kort intermezzo van een klein autootje met daarin een gesluierde vrouw, die een liefdesliedje zingt, mogen we met onze nieuwe ‘gastouders’ mee: ‘Ton en Paul’. Ton heeft overal Tattoos. Zijn beroep is hash-cakejes-bakker en in zijn vrije tijd hangt Ton aan ‘haaienhaken’ die door zijn rug worden gespiesd en waaraan Ton door een hijskraan wordt opgetild. Hangend aan de haken kan Ton zijn leven ineens weer heel goed overzien. Paul is paranormaal begaafd. Helaas heeft Paul blijkbaar iets ontdekt aan mijn aura, want hij blijft me achtervolgen; ik ben ‘er’ immers ook heel gevoelig voor, aldus Paul. Hij begint net te beschrijven hoe hij bij mij 'een koffer met verdriet' ontwaart als gelukkig de Marokkaanse scooterjongens voorrijden en we allemaal een scooterjongen mogen uitzoeken om bij achterop te gaan.Yeehaa! Te gek! Met de wind door de haren scheuren we door de stille straatjes, waar de oranje vlaggetjes wapperend wachten op het EK. Slotermeer zoals Slotermeer bedoeld is!!
Na nog een sessie met Ton en Paul komen alle groepen samen onder het raam van de subsidiegever: stadsdeelkantoor Slotermeer. De scooterjongens doen een scooterballet op Andre Rieu-achtige muziek, inclusief het subtiel naar links en rechts kantelen van hun scooters. Lachen. Op weg naar de gezamenlijke eindmaaltijd moeten we ook verplicht weer vragen uitwisselen met een (nog) onbekende andere bezoeker. Even wegdromen is er niet bij tijdens deze excursie.
Bij de maaltijd komen alle hoofdrolspelers uit de ‘voorstelling van het leven’ nog een keer voorbij. Groot applaus.
Een troost; we kunnen nog drie keer naar deze voorstelling, want er zijn nog zes huiskamers die wachten om ontdekt te worden. Best een goeie safari in crisis tijd. Zelfs de olijven blijken goedkoper in Slotermeer.
maandag 2 april 2012
Café Tabac
De organisatoren noemen het zelf ‘het best bewaarde geheim’ van Amsterdam (nu het op mijn blog staat, is dat natuurlijk snel afgelopen). Elke eerste zondag van de maand is er in Café Tabac, bij de Noordermarkt, een literaire avond. Sunday at the Village. Een dichtersavond, zou Huub van der Lubbe zeggen. Gedichten, maar ook verhalen en intieme muziek. Dat klinkt altijd een beetje griezelig, intiem, maar je weet wat ik bedoel.
De avonden trekken een prettig publiek (best jong, best hip en in elk geval stil tijdens de optredens). Er is een piepklein podiumpje en er zijn brandende kaarsjes. Achter de donkere ramen van het café zie je de Noorderkerk prachtig oplichten. De presentatie is in handen van een nogal typische oudere schrijver, die niet kan presenteren en hiertoe wordt bijgestaan door een jonge hippe schrijfster, die het eigenlijk ook niet kan. Maar de avonden zijn zo goed. Mooi in hun eenvoud.
Het is terug naar de basis, in café Tabac. Een verhaal, een lied, een gedicht krijgt waarvoor ze zijn gemaakt: aandachtig luisterende oren. Teksten over wat je ziet, hoort, proeft of meemaakt, met akkoorden of zonder; het komt allemaal op hetzelfde neer. Het leven delen. Uitwisseling. Dat gebeurt daar allemaal, op die zondagen in Tabac. De schrijvers of muzikanten staan op één meter van het publiek met trillende handen en een schorre stem, helemaal ‘naakt’ voor te dragen uit hun bundeltjes, al hun gedachten bloot. Net als de muzikanten. Geen drumstel om zich achter te verschuilen, geen trucjes meer om zich een houding te geven. In Tabac is alles echt. Geen schreeuwerigheid en geen competitie. Dat druist prettig in tegen de tijdgeest.
Vorige maand waren er twee zwarte dichters. Die dichtten allebei over huidskleur en alles wat daarbij komt kijken. Ik zat me nog af te vragen hoe lang zwarte dichters nog over huidskleur moeten dichten. Toen kwam het einde van de avond en bleek de witte dichter, die altijd gedichten leest op begrafenissen van eenzame mensen, stront lazarus te zijn. Hij probeerde zich door het café naar voren te werken voor zijn toegift, maar hij struikelde voortdurend over zijn eigen benen. Wel wist hij in al zijn beneveldheid, precies de drie zwarte mensen in de het café aan te wijzen en begon een onsamenhangend verhaal over de PVV voor de microfoon. Toen wist ik meteen weer waarom zwarte dichters nog over huidskleur moeten dichten. Het was pijnlijk, een smet op het paradijselijke van deze avonden. Maar het was wel echt.
Gisteren zat ik er weer. Op een krukje aan de bar. De dichters waren minder goed en minder dronken dan anders. Een Vlaamse had het in het Vlaams over seks. Dat is wel beter dan in het Nederlands, maar toch was het niet veel. Maar echt was het wel.
woensdag 29 februari 2012
Taarten van Abel
De leukste programma’s op tv zijn wat mij betreft toch vaak kinderprogramma’s. Maar misschien ben ik geen goede graadmeter, want toen ik van de week bij de tandarts met mijn arm in een vaas stuiterballen hing om er zorgvuldig eentje uit te zoeken, bleken die eigenlijk voor mensen tot 12 jaar bestemd.
Ik ben de laatste tijd –ik weet het, beetje sloom, het draait al seizoenen- verslingerd aan het kinderprogramma De taarten van Abel. De formule is simpel: kind met probleem schrijft brief, Abel komt langs om een taart te maken, Abel en kind kletsen ondertussen over het probleem, kind overhandigt trots de taart aan vader/moeder, oppas of klasgenoot. Soms gaat het niet over een probleem, maar over iets waar het kind trots op is, zoals gisteren. Tom van 11 jaar wilde een taart maken voor zijn vader; een boer die zijn koe Bertha 57 heel veel melk had laten produceren. Tom wil inderdaad zelf ook graag boer worden. Als ie tenminste geen filmster wordt. Tom had de laatste casting-ronde van de film Dik Trom net niet overleefd, wat een schande is, want Tom lijkt als twee toefjes slagroom op Dik Trom!
In de Taarten van Abel draait het wat mij betreft niet zozeer om de taarten of om Abel. Het is vooral het kind dat wordt ‘uitgelicht’ en ik vind de kinderen in het programma, uitzonderingen daargelaten, allemaal om op te vreten. Terwijl ik toch ook echt van taarten houd. En van Amsterdamse nichten, waar Abel een mooi voorbeeld van is. Het is dan ook heus leuk om Abel droog te horen reageren op de verhalen van de kinderen en zelfs het grootste leed met een welgeplaatste lolly weet te relativeren. Zijn taarten zijn altijd helemaal over de top, zoals het een goeie nicht betaamt en je krijgt bij voorbaat medelijden met het glazuurlaagje op de tanden van de blijde ontvanger. Maar de open, spontane, oprechte, positieve en wijze kinderen spelen altijd de hoofdrol. En terecht.
Vaak zijn het bij Abel kinderen waar iets bijzonders mee is. Zoals laatst, toen een meisje uit de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt vertelde hoe haar vader van het balkon was gevallen en hoe hij nu gelukkig ontwaakt was uit zijn coma. De vraag hoe het kon dat hij viel bleef onbeantwoord, maar voor het programma gaat het er nu eens een keertje over hoe zijn dochter het beleefde.
Mijn absolute favoriet was het meisje uit Heerhugowaard, die op 10% na, stekeblind is. Zij wilde een taart maken voor de dame die haar iedere dag naar de speciale school brengt in Amsterdam. Het meisje was zo kordaat en spontaan, dat het je aangreep. Dat gold zelfs voor haar, altijd nuchtere, taxichauffeuse, bleek toen ze de taart aan haar overhandigde. Er zijn veel te veel tranen op tv tegenwoordig, maar dit waren tenminste weer eens een keertje échte tranen van échte mensen. Programma om van te smullen.
zaterdag 25 februari 2012
Domino
Het is lastig terughalen wanneer dit precies begon, deze maalstroom, het woord lawine bewust even vermijdend. Het moet ongeveer twee weken geleden zijn geweest.
Ik ben met een hele kudde kinderen aan het schaatsen op het piepkleine vijvertje in het Vondelpark. De kinderen krijgen koude tenen en willen naar huis. Met al die schaatsen, tassen, drinkbekers en fietssleutels is het voor een hulpmoeder als ik, met nèt iets te weinig routine, best een tour om iedereen met de juiste schoenen op de juiste fiets te krijgen. Als ik, met één kind op het zadeltje voorop de Beach cruiser, eindelijk wil wegrijden, blijkt dat één van de vrolijk snuffelende herdershondjes van het hondenveldje mijn band lek heeft gebeten. Het hele eind naar huis dan maar lopen, met al die tassen en die roedel kinderen. Thuisgekomen blijk ik mijn fietssleutels onderweg te zijn verloren, grabbelend in mijn zak met die onhandige wanten. Omdat ik mijn fiets nog geen halve dag kan missen sta ik ’s avonds in de vrieskou, mijn handen af en toe ontdooiend in het teiltje lauw water, tussen de restanten van de Chinese 1000-klappers in mijn straat mijn band te plakken.
De volgende avond komt I. bij me langs. Er wordt een glas water omgestoten die mijn mooi uitgestalde kunstboek doet krullen van ellende. Een half uur later komt er, nadat ik haar Iphone heb ingeplugd, rook uit mijn versterker. Doorgebrand. Helaas, de komende weken geen muziek in huis, voor mij toch een vrij elementaire levensbehoefte. En het gitaar spelen, waarvoor we samenkomen, gaat ook al voor geen meter!
De volgende dag gaat gitaar spelen beter, maar doet mijn televisie raar. Als ik erover bel met UPC ligt een uur later ook mijn internet en telefoon eruit. Ik ruk tevergeefs stekkers uit contactdozen, start twintig keer opnieuw op, vervang kabels, maar de conclusie is duidelijk: pas over een week kan de UPC monteur langskomen. Help, een week geen internet!!!! Geen recepten bij die ene rode paprika in de koelkast, geen Skype-gesprekken met vriendinnen ver weg, geenGoogleiaanse oplossingen voor mijn kleine fysieke klachten, geen Facebook!! Ik ben niets zonder internet.
Het wekt in zo’n week bijna geen verbazing meer dat mijn dure en mooiste dubbelwandige Bodrum theeglas sneuvelt, mijn muts en handschoenen bij filmhuis Kriterion spoorloos verdwijnen en dat mijn nu zo dringend gewenste e-mailfunctie op mijn telefoon dienst weigert. Oei, wat is het stil in huis. En van dat ‘eindelijk eens een roman lezen’ komt ook al helemaal niks terecht.
Afgelopen weekend zat ik in de auto zo’n beetje tanden te stoken en opeens lag mijn volledige kroon op mijn tong. Ik was überhaupt vergeten dat ik een kroon had, maar volgens het tandartsenbezoek dat hierop volgde, bleek de lijm te hebben losgelaten. Natuurlijk. Dat soort dingen gebeuren…..deze week! Zal ik maar binnen blijven met ramen en deuren gesloten om erger te voorkomen? Of zou ik dan juist kans maken op een koolmonoxide vergiftiging? Toen gisteren bij Z. op school de stoppen doorsloegen, dacht ik even moment dat het aan mij lag (en dat mijn eigen stoppen zouden doorslaan).
Ik schrijf dit terwijl ik wacht op de UPC monteur. Ik wacht al drie uur. Ik hoop dat de komst van de monteur het begin gaat zijn van het omslagpunt. Dat zal toch wel een keer komen? Roept het ene (gelukkig materiële) onheil het andere op? Is het mijn aura, mijn energie, waar de apparaten zo nukkig op reageren? Komt ellende altijd in golven? Is het leven ‘offline’ nou relaxed of vooral gewoon superirritant? Het zijn vragen die mij dezer dagen bezighouden. Tot die $#^$%%*&^monteur nou eens een keertje aanbelt, want ik moet naar mijn werk! Superirritant!
Naschrift
De monteur kwam natuurlijk niet opdagen. Mijn afspraak is, om zeer onduidelijke redenen, verplaatst naar maandag. Het gewenste omslagpunt laat nog even op zich wachten. Mijn fietsketting liep gisteren maar twee keer van mijn fiets, mijn handen zien nog zwart. Ik zit nu in een internetcafe, vlak om de hoek. Ik voel me alsof ik op wereldreis ben. Maandag ben ik terug.
Naschrift 2
UPC Meneer van maandag kon me niet verder helpen. UPC Meneer van dinsdag ontdekte een kink in de kabel op 1 hoog, de enige etage waar ik geen sleutel van heb. Sleutel opgehaald op werk van buurjongen. Het bizar gesoldeerde stukje kabel is uiteindelijk vervangen. Het mag een wonder heten dat ik ooit internet heb gehad! Alles doet het weer. Vanavond kan ik mijn gerepareerde versterker ophalen. Kwam alles toch nog goed.
zaterdag 21 januari 2012
Bloot
In dit tijdperk van sociale media is iedereen bezig met privacy en het eventuele beschermen ervan. Staan er geen al te dronken foto’s op internet? Zal ik nu wel of niet mijn ex ontvrienden? Is dit nieuwtje iets om te twitteren, te Facebooken of toch meer iets voor mijn Linked-In?
De zorgen over deze vorm van blootgeven verbleken mijns inziens echter bij de meest basale vorm van exhibitionisme; die van de loopband bij de kassa van de supermarkt. Als je bent wat je eet -en daar geloof ik wel in- staan mensen zich dagelijks toch een partij bloot te geven bij de Appie, Dirk of Lidl! Alleen al de keuze voor een supermarkt zegt iets over een mens! Ik kwam laatst, tijdens mijn eerste bezoek aan een Lidl ooit, tussen de schappen een schichtige Margriet van der Linden van Opzij tegen. Helemaal geen Lidl-type, vind ik, en zij vond dat zo te zien ook. Het beeld van die kuif tussen die opengescheurde dozen heeft zich sindsdien hardnekkig in mijn brein genesteld.
In ‘mijn’ Dirk (ja, die geef ik zo maar even weg!) verzacht ik het wachten in de rij met het mij in stilte verbazen over wat mijn medewinkelaars hebben gevist uit de zee aan keuzemogelijkheden die een supermarkt feitelijk is. Smerig gehakt in een witte piepschuim verpakking, wit slap brood of alleen maar een pak Cornflakes of twee blikjes kattenvoer. Het is altijd voer voor mijn fantasie. Het zegt namelijk iets over smaakvoorkeur, inhoud van de portemonnee, eventueel aanwezige verslavingen (Best Bier of kattenvoer uit blik) en grootte van het huishouden; toch allemaal best intieme informatie. Omgekeerd zal mijn mandje met soja-yoghurt, biologische peren en incidenteel een pak negerzoenen (excusez le mot) ook wel eens tot een frons bij mijn loopbandburen leiden.
Eenzelfde –niet erkende- vorm van blootgeven zie je op Koninginnedag. Daar staan mensen gewoon schaamteloos achter hun dozen met 2e hands Porno DVD’s, te klein geworden reetveters, boeken over poezen van Jos Brink, elpees van Dennie Christian (en het aardig beest) en al lang in de prullenbak behorende, zwetende Teva’s. Ook berucht zijn de boekendozen met Anja Meulenbelts, behorend bij vrouwen die allang niet meer lesbisch noch feministisch zijn. Als je bent wat je hebt –en daar geloof ik wel in- staan mensen hier wederom volledig in hun nakie!
Blootgeven is al zo oud als de uitvinding van de rommelmarkt en de winkel. Allebei vast best lang geleden. En daar hoor je nooit iemand over. Bij deze.
maandag 16 januari 2012
Dankbaar
Ik dacht, ik doe eens aardig en zette mijn, veel te dikke en overbodig geworden, televisie ‘gratis af te halen’ op Marktplaats. Er werd meteen druk gereageerd. De meneer die hem diezelfde avond kon komen halen won.
In plaats van ‘mevrouw, wat een prachtige televisie’ zei hij: ‘waar is de afstandsbediening?’. In plaats van ‘wat aardig van u, weet u zeker dat u er toch niet iets voor wilt hebben?’ zei hij: ‘wat kun je hier slecht parkeren’. In plaats ‘bedankt’ zei hij: ‘kunt u beneden even de deur open houden?’.
Beneden bij de deur hoorde ik mezelf in plaats van ‘dag’ opeens ‘bedankt…… voor het ophalen’ zeggen.
Abonneren op:
Posts (Atom)