vrijdag 30 december 2011
Wens
Heb nog niet zoveel inspiratie voor het grote wensfeest op de laatste dag van het jaar. Je wilt toch ook niet altijd maar aankomen met ‘gelukkig nieuwjaar’ of een goed 2012. Misschien een vet 2012, uitgesproken met een druipende oliebol in je mond?
Tweede kerstdag bots ik tegen een kerstboom aan, waar grote en kleine mensen hun wensen op een papieren kerstbal hebben opgetekend en toevertrouwd aan de stekelige takken. De wensen zijn nogal gevarieerd. Er zijn er veel in de categorie: zaken die nog ontbreken om het echte geluk te kunnen omarmen. Zoals: ‘Veel liefde op de wereld en dat ik een hond of paard krijg’. Dat klinkt alsof de schrijfster in kwestie het eerste wenst, omdat ze anders zeker weet dat ze het tweede niet gaat krijgen. Een ander gaat, in een bibberig en ouderwets handschrift, gewoon recht op haar doel af: ‘Graag meer banken in de duinen, zeker voor oudere mensen, als het kan met rugleuning’. Eén kind wenst dat het zijn Mario kart-spel zal terugvinden in 2012 en een, iets eenvoudiger, kind met de passende naam Lieve, schrijft: ‘ik wens dat ik elke avond spinazie met aardappel en ei ga eten, XXX Lieve’.
Ook zijn er wensen waar een wereld vol leed achter schuil gaat. Zo is er het hartverscheurende ‘Oma Thea wordt levent of kijkt naar mij op 1e en 2e Kerstdag’ X Sanne X. En eentje zonder afzender: ‘ik hoop dat mijn broer geen uitzaaien heeft’. Ook stof tot nadenken geeft de wens van kleine Kevin: ‘Ik hoop dat jullie niet failliet gaan’. Dat is hem kennelijk slecht bevallen dit jaar. En een klein beetje zorgelijk klinkt het: ’12-12-12 zijn onze ouders 30 jaar getrouwd. We hopen dat ze het samen halen’. Ook opmerkelijk is de wens ‘Ik wou dat er geen brommers zomaar op het fietspad komen’. Het bevestigt het vermoeden dat de wens voor 2012 de slechte ervaring van 2011 is.
Heel lief vind ik de ‘veine kerst’ en het meest inspirerend, door het onverwachte karakter: ‘ik wens dat ik een aardbei wordt of een banaan’ van Mees. Met deze wens van Mees ligt er toch een wereld van onbegrensde wensmogelijkheden voor iedereen open. Hiermee wens ik jou een mooie wens voor 2012.
dinsdag 6 december 2011
Docs Around the Clock
Sommige mensen gaan ’s nachts slapen om lekker te dromen. Deze nacht ga ik naar Tuschinski om lekker documentaires te kijken. Gelukkig is T. zo gek om mee te gaan.
Het is IDFA en ik durf eindelijk naar het programma dat me al jaren zachtjes wenkt: Docs Around the Clock. De hele nacht worden de publieksfavorieten van het festival getoond aan een publiek dat daar wel een nachtje, gewoon saai in bed, voor wil inleveren.
21.00 u
Getooid met fleecedekentjes, pantoffels, thermosflessen, lichte opwinding en alvast maar drie achterovergeslagen koppen koffie –voor de zekerheid – bemachtigen T. en ik fijne stoelen in zaal 2 van dit historische theater. Het publiek is opvallend jong voor het IDFA, maar her en der zitten ook wel wat kale of grijze plekken.
21.05 u
Eerste van zeven docu’s begint. Oja, stom. Niet bij stil gestaan. Dat is natuurlijk het nadeel van zo’n programma. Je kunt de onderwerpen niet voorselecteren. Dat tref ik niet. Deense film over kleine kinderen, kanker en een cliniclown. Niet helemaal mijn onderwerp. Ik probeer me te concentreren op de clown, die natuurlijk geweldig is, want namelijk helemaal niet clownerig. Als er een infuus te zien is, houd ik mijn handen voor mijn gezicht. Niks went. Het jongetje wordt beter. Gelukkig.
21:58 u
Snel plassen. Ik moet niet, maar ja, het idee dat ik straks zal moeten.
22:13 u
Film over de bezette gebieden, Palestina. Plek des onheils; het Palestijnse dorp Bil’in. Wat een klootzakken, die Israëli’s! De camera van de cameraman wordt tot vijf keer toe in puin geschoten. Nou, dan weet je het wel. Ik concludeer dat ook de cameraman zelf aan het eind wordt doodgeschoten. Volgens T. leeft ie nog. Dat laatste blijkt te kloppen volgens internet. Gelukkig. Weer een overlever.
23:43 u
Toch maar koffie met een schuimkraag. Die thermoskan is ook zo armoedig.
23:58 u
Documentaires gaan eigenlijk altijd over helden. Dit keer is het de 41-jarige president van de Malediven. Zijn 1000 eilanden verdwijnen langzaam onder water. Hij vecht energiek tegen global warming. Toffe peer, gladde beelden.
01:38 u
Zo laat alweer? Gaat nog prima! Ik vind plassen ook niks erg in een ArtDeco-ambiance.
01:58 u
Alweer een film over Bi’lil, hetzelfde Palestijnse dorp! Er wordt gelachen in de zaal. Mensen zijn nog goed wakker. Hoe absurd is dit? Heb je potentieel alle wereldproblemen op je scherm, zit je godbetert naar dezelfde dorpsfiguren te kijken als bij de vorige docu!
03:21 u
Het lijkt of tijd er niet meer toe doet. We mogen de bioscoop niet meer verlaten. Beetje hongerig en trek in iets hartigs na de door T. in het donker aangereikte baklava. Nacho’s met nep-kaas saus. Nu begint het wel echt te voelen als een pyjama-feestje.
03:36 u
Een film over een Russische balroomdanser. Gekke wereld. Rare jongen ook. Af en toe heeft hij iets van Johnny Depp. Wat een fanatisme. En vooruit; we zitten af en toe een beetje te knikkebollen.
05:01 u
De gezichten op de beklede Tuschinkski-trappen worden wel witter. Maar de voorspelde massale uittocht blijft uit. Ik schat dat 80 % de zesde film haalt.
05:16 u
Portret van een jongen die onterecht de doodstraf krijgt op de Filipijnen, voor een moord die hij echt nooit begaan kan hebben. Wat een doem scenario. Alles zit tegen, met dit verschrikkelijke resultaat. Weet je gelijk weer waarom je ook alweer tegen de doodstraf was. Soms telt de werkelijkheid minder, dan de omstandigheden. Morgen maar even onze handtekening zetten op internet: Free Paco Now.
06:51 u
Rekken en strekken op de gang. We halen het ontbijt!
07:06 u
Gelukkig. Een luchtige toetje. Kumare gaat over een nep-guru, die zijn volgelingen probeert te vertellen dat ze het ook zonder hem kunnen. ‘Find the guru in yourself’ is zijn belangrijkste boodschap. Grappige film en best spannend als hij zich moet ontmaskeren ten overstaan van zijn volgelingen. Waarom wil de mens zo graag volgen?
08:30 u
Ontbijt in de Vip-lounge. Dat wil zeggen, wachten in de rij op een bruine zak met twee sneue kadetjes en een klein flesje verse jus. Het lijkt of ze op minder mensen hadden gerekend.
T. en ik eten genoeglijk onze kadetjes in de lounge. We nemen trots foto’s van elkaar, die uiteindelijk te donker worden. Buiten is het daarentegen hardstikke licht. De eerste mensen lopen alweer over het Rembrandtplein.
Op de fiets probeer ik de hondenuitlaters te laten denken dat ik uit De Escape kom.
In werkelijkheid heb ik gewoon een nacht geregisseerd en collectief gek gedroomd.
woensdag 30 november 2011
Van de Kook
‘Ik heb zo’n zin om naar de Efteling te gaan’, zegt onze ober. Hij kijkt dromerig voor zich uit. ‘Maar ja, een meisje van onze groep kan misschien niet mee, die is ziek. Ik heb gezegd, dat ik anders ook wel thuis blijf om voor haar te zorgen’. Hij zet de soep afwezig voor ons neer, totaal met zijn gedachten bij dat arme meisje uit zijn woongroep. Zonder ‘eet smakelijk’ te zeggen is hij verdwenen richting open keuken. We hebben ook nog geen lepels. Onze ober heet Eddy. Zo noemt zijn begeleider hem tenminste.
Een avondje dineren bij eetcafé Van De Kook is een bijzondere ervaring. Waar vindt je nog obers die bereid zijn om maar liefst twintig minuten aan tafel uit te wijden over hoeveel zin ze hebben in een dagje Efteling? Van de Kook is een project in de Pijp waarbij mensen met een verstandelijke beperking, begeleid door vrijwilligers, een restaurant runnen. Er wordt op vrijdagavond heerlijk gekookt; drie gangen voor 9 euro. Een dubbeltje op de eerste rang, zo zal blijken.
Tussen ons hoofdgerecht en het dessert klinkt er een belletje. Het is het belletje van Marcel. Hij krijgt met gemak het hele restaurant stil met zijn belletje. Dat is ook wel handig, want als hij praat is hij moeilijk te verstaan. ‘Ik wil even….. nou, ik wou even zeggen… dat jullie moeten niet vergeten….. de klok moet vannacht terug’. Triomfantelijk kijkt Marcel de zaal in. Hij heeft zich voor de gelegenheid uitgedost met vlinderstrikje. ‘Bedankt’ roepen restaurantbezoekers. ‘Super, Marcel!’. Hij trekt een glunderende grimas en de gesprekken aan de tafels zetten zich weer moeiteloos voort.
Eddy brengt het toetje. Desgevraagd legt hij uit welke weg hij altijd neemt naar zijn huis, de woongroep in Duivendrecht. Eerst tram zus en dan bus zoveel. Voordat hij het restaurant verlaat belt hij altijd even naar zijn begeleiders in Duivendrecht, dan weten ze dat hij eraan komt. Jaloers kijk ik toe hoe hij wegloopt van onze tafel en bij een vaste restaurantbezoeker nog even snel een schoudermassage doet. Kom daar nog maar eens om in een gemiddeld restaurant! Bij Eddy is een avondje verwend worden, ook echt verwend worden! Entertainen, masseren, informeren…en oja, eten brengen. Dat laatste heeft duidelijk geen prioriteit.
Het belletje weer. T’is Marcel. Of we al weten dat de jongste vrijwilliger, die ook helpt in de keuken, vandaag jarig is. En ja hoor, het hele restaurant barst uit in een luidkeels ‘Lang zal ie leven’. Iedereen die hier eet is wel in voor een onderbreking of geintje; romantisch dineren doen ze wel weer ergens anders.
Aan het eind van de avond gaan de vrijwilligers en het bedienend personeel pas eten. Eddy schuift hongerig aan. Hij heeft de hele avond van alle gasten gehoord hoe lekker het eten wel niet is, maar heeft er zelf nog geen hap van geproefd. Bij het weggaan kijk ik nog even naar hem. Volgende week, dan gaat hij naar de Efteling.
maandag 21 november 2011
Glow in the dark
Soms zijn we in de Randstad zo ontzettend met onszelf bezig, dat we helemaal niet door hebben dat er daarbuiten ook nog wel eens wat leuks te doen is. Wat te denken van het Glow festival in Eindhoven, stad van de verlichting?
Ik was er twee weken geleden, na een gouden tip, en was er redelijk onder de indruk van de werken van de lichtkunstenaars die langs een route door de hele stad hun kunsten vertoonden. Van een 'tunnel of love' met verlichte harten in een fietstunnel, tot projecties op gevels tot een heuse tempel voor het station, rond het standbeeld van meneer Philips himself. Stond overigens ook versteld van de hoeveelheid mensen die met mij tegelijk die route aflegde. Zo dun bevolkt is het helemaal niet, daar in Brabant! Dus....randstedelingen, doe eens gek, Glow festival volgend jaar?
dinsdag 1 november 2011
(S)Tom (S)Tom!
In een geleende Toyota rij ik door Franse Vogezen van A naar B.
Vroeger reed ik altijd met Michelin op schoot. Zo’n dik boekwerk in een onhandig groot formaat, tussen mijn knieën en het stuur. En maar rondjes draaien op één van de triljoenen Franse rotondes om ondertussen de kaart te kunnen lezen. Maar Michelin is passé. Dit is het tijdperk van TomTom. Hij is niet dik, heeft geen ringband, hoeft niet op schoot en heeft een vrouwenstem met een Vlaams accent. En met een beetje mazzel blijft hij kleven aan het raam.
Van A naar B is slechts 60 km. Tom² begeleidt mij over glooiende wegen, de zon knallend op het autodak en de ramen wijd open. Na 40 km wordt ik het bos in gestuurd. Midden in het bos passeer ik een meertje, waar heren met een hengel mij ernstig nakijken. ‘Zo’, zie je ze denken ‘dat vrouwtje met dat gele nummerplaatje weet waar ze heen wil’. Ik glimlach zelfverzekerd terug en constateer dat ik misschien ook wel iets te hard rijd voor de inmiddels zeer ruige ondergrond van losse stenen en diepe kuilen. Tom² geeft aan dat ik vooruit moet, nog maar 2 km en dan zal alles goed komen.
Op de splitsing lijken alle wegen even onbegaanbaar. Het lijkt lang geleden dat hier überhaupt een auto is geweest. Ik waag de gok en ga rechtdoor, het steeds smaller wordende en overwoekerde pad in. Volgens Tom² is de redding nabij, nog maar 800m tot de bewoonde wereld!
Zal ik die wereld ooit bereiken? De eerste kuil met modder weet ik nog ongeschonden door te komen (Camel Trophy, Jeeehaa!). Modderspetters op de motorkap! De tweede kuil blijkt een instinker. Ik sta muurvast in de modder. Rustig blijven nu. Ik stap uit en staar in de prut. Voortbordurend op kennis uit mijn ruige reisverleden, weet ik dat het vastgelopen wiel smacht naar houvast. Paniekerig ren ik door het bos op zoek naar takken, onderwijl de mantra –rustig blijven, nu rustig blijven- prevelend. Aan de takken heeft het wiel niet genoeg. Na drie keer starten geeft ook de motor de geest. Tom² houdt wijselijk zijn Vlaamse muil.
Wat nu? De ANWB natuurlijk. Wat volgt is een absurd gesprek vanuit de middle of nowhere met een vakantiekracht ergens achter een desk die mij, op mijn laatste batterijstreepjes, vraagt wat voor brandstof ik tank, hoeveel kilometers er in totaal op de teller staan en nog meer zaken die er echt toe doen als je -op zich- IN NOOD, bent. Na een half uur wordt ik teruggebeld. Er is overlegd en ze kunnen niets voor me doen, ondanks Europa-dekking. Het klinkt namelijk alsof ik niet echt op de weg sta. Ik sta op een rustiek bospad, maar dat geldt niet als weg voor de ANWB. En nu? ‘Tjsa mevrouw, ik zou 112 bellen, maar we zeggen er vast bij dat alle kosten van de reddingsoperatie voor eigen rekening zijn’.
Ik loop de 3 km terug naar het meer, op zoek naar levende zielen. Onderweg kom ik één mannetje tegen met een mandje champignons aan zijn arm aan wie ik hakkelend het verhaal vertel. Hij kan er niets mee. Bij het meer wordt ik uiteindelijk herenigd met de Nederlandse hulptroepen, die ik had gepland te ontmoeten op plaats B. Ik netwerk wat met de vissers, die mij in het dichtstbijzijnde dorp naar een boer met een tractor brengen. Boer 1 heeft hoofdpijn, Boer 2 &3 zijn lesbisch, maar desondanks niet aardig genoeg om de tractor uit te lenen. Boer 4, de verste boer van het dorp, wil niet helpen op zondag, de dag des Heeren. Op maandag wel.
Zo komt het dat ik op maandag, staand op de tractor van boer 4, kilometers terug het bos in rijd naar de plek des onheils. We zijn het erf nog niet af of Boer 4 informeert naar mijn man en staart onafgebroken in mijn decolleté. De dag des Heeren is duidelijk voorbij. Ik vind het voor deze ene keer goed, als hij maar doorrijdt, alsmaar rechtdoor! We vinden, diep in het bos, de auto en de boer sleept hem eruit. Hij maakt na afloop het universele geldgebaar en ik geef hem waar hij recht op heeft.
Zelfs de motor van de auto slaat weer aan. Komt alles toch nog goed. Behalve tussen mij en Tom².
zaterdag 24 september 2011
In de zeik genomen
Ben sinds jaren weer eens in Artis. Mijn leasekind heeft een felbegeerde plek in de Artis Ateliers bemachtigd en tekent haar eerste Manenwolf. Na afloop van het klasje vraag ik het kind waar ze nog graag even zou willen kijken. Bij het leeuwenwelpje Kianga natuurlijk. Het kind en ik spoeden ons naar de luttele vierkante meters nepwoestijn waar het gezinnetje Leeuw (en inwonende tante?) zich dienen te vermaken.
Pa Leeuw is een hok verder net ontwaakt uit zijn slaapje. Vol ontzag kijk ik toe hoe hij opstaat en nog lichtelijk sloom zijn manen wakker schudt. Wat een beest! Kijk die bilspieren en die gouden kleur! En dan die manen en dat fijne grote poezengezicht! Wat is Artis toch zielig en indrukwekkend tegelijk! Wat verwarrend nou toch allemaal weer! Pa Leeuw schrijdt intussen met koninklijke poezenpoten schrijlings het trapje af en lijkt op weg naar de nepwoestijn. Vlak voor ons houdt hij halt. Hij draait zich met zijn achterste naar ons toe en met een trefzekere en keiharde straal piest hij me helemaal onder. Leasekind weet bijtijds een stap opzij te doen en ligt helemaal in een deuk bij de aanblik van al die donkere spetters op mijn appelgroene jekkertje. Uit het, ook in allerijl gevluchte publiek, maakt een mevrouw zich los die bezorgd op mij af komt. Ze zorgt er goed voor mij niet aan te raken en vraagt, half geamuseerd, half betrokken: ‘Gaat het? Want eh…ja, nou ja, u stond nogal centraal…’.
Pa Leeuw ligt intussen, met een zelfvoldane uitdrukking op zijn grote poezensmoel, weer gezellig met zijn roedel in de zandbak. Nu gelukkig met een veilige gracht ertussen. Ik zeg het hem niet, want een zeikerd is het wel, maar diep in mijn hart heb ik hem alweer vergeven. Gekooide dieren hebben af en toe recht op een verzetje.
maandag 18 juli 2011
Toeval
donderdag 14 juli 2011
Zoete dromen
Het is half 11 ’s avonds en ik fiets met mijn thermo-ondergoed in een plastic tas naar een theatervoorstelling ergens in een bos. Het is Oerol en ik ben op Terschelling. Deze voorstelling van Alexandra Broeder zal de hele nacht duren en ik ben alleen, dat wil zeggen, samen met 49 andere gelukkigen die dit –al dagenlang uitverkochte- avontuur willen aangaan. De sfeer op de verzamelplaats is licht gespannen. We hebben ’s middags al een speciaal telefoonnummer moeten bellen met extra instructies over kleding en het bericht dat de voorstelling misschien wel tot 07.00 uur in de ochtend kan gaan duren; het klinkt allemaal erg bedreigend. Daarbij belooft de foto in het Oerol-programma bij deze voorstelling ook niet veel goeds; twee serieus kijkende meisje houden een dooie hond omhoog. De voorstelling heet dan wel weer ‘Sweet Dreams’; dus wie weet kan het toch nog goed komen.
Onze groep zet zich in beweging over het zandpad en na een tijdje slaan we af richting bos. Recht in de armen van een meisje van een jaar of twaalf met vlechten, die met ijle stem ‘Schipper mag ik over varen’ zingt. Ze kijkt ons allemaal doordringend aan (dat zal de rest van de nacht niet anders zijn) en gebiedt ons in tweetallen te lopen, naast iemand die we niet kennen. Dat werkt. Als zwijgend leger marcheren we voort. Het meisje met de vlechten brengt ons naar een open tent in het bos, waar nog meer kinderen met maskers op en boven hun hoofd op ons wachten. Op de stoelen, waarop we moeten plaatsnemen, ligt een washand met een nummer. Ik ben nummer 46. We worden gesommeerd ons om te kleden in onze meegenomen nachtkleding. Het publiek doet dat gedwee en zonder melig gegiechel. De kinderen komen onze horloges afdoen en we moeten onze mobieltjes inleveren. Dan worden één voor één onze nummers opgelezen. De volwassenen moeten zich melden bij de vlechtjes achter de tafel. Ik heb een oorlogs-associatie. “Naam?” vraagt zij. Met kleine stemmetjes noemen de volwassenen hun naam. ‘Peter’…..’Annelies’. Amper een half uur na aanvang van de voorstelling zijn de grote mensen klein en de kleine mensen groot geworden.
Ieder kind begeleidt zes volwassenen naar hun bed in het bos. Het ziet er prachtig uit; vijftig bedden verspreid door een heuvelachtig bos, met aan ieders hoofdeinde een soort stalen dierenkooi, met daarin een lichtje. Ook het bos is prachtig uitgelicht. Wat een decor. Mijn begeleidster van een jaar of tien brengt me naar bed 46. Ze doet mijn schoenen uit. Dan gaat ze naar nummer 47 en verder. Dan vraagt ze wie ik deze nacht het liefste in gedachten naast mijn bed wil. Dan gaat ze naar 47 en verder. Ze stopt me onder de dekens en fluistert of ik bang ben voor de dood. Mijn begeleidster kijkt me al die tijd doordringend aan, langer en vaker dan prettig. Ze verrekt ondertussen geen spier. Bloedserieus zijn ze, de spelers en komen, ook al zijn ze 10, niet in de buurt van het uit hun rol vallen. Door de speakers klinkt bijzondere muziek met een banjo. Een meisje vertelt ons via de speakers dat we deze nacht op reis gaan en dat we, als we wakker worden, alle vragen moeten beantwoorden in het reisdagboek dat bij ons hoofdeinde ligt. Ik schuif het parapluutje uit boven mijn hoofd en dommel langzaam weg op de geluiden uit het bos.
Als het alweer een beetje licht wordt klinkt er een raar hoog stemmetje uit het bos: ‘Wakker worden, wakker worden…” Om me heen zie ik slaperige hoofden uit de bedden steken. Van de stem moeten we ons dagboek gaan bijwerken. Alle slaperige hoofden krabbelen braaf in hun schriftje. ‘Hoeveel vrienden heb je?’ ‘Noem eens drie herinneringen uit je leven?’ ‘Schrijf een afscheidsbrief aan degene die vannacht aan je bed zat’. Onze begeleiders, de kinderen (ze zien er niet moe uit!), komen ons uit bed halen en brengen ons, alles wederom uiterst traag en gedisciplineerd, terug naar de tent. Daar wacht ons, aan lange tafels, een ontbijt van karnemelk en stukjes maiskolf. Op tafel staan opgezette vogels. De sfeer is nog steeds vervreemdend en het publiek beduusd. Nadat we onze eigendommen hebben teruggekregen, sommeren de kinderen ons weg te gaan.
Het past niet om onze ‘(bege)leiders’, die in het echt acteurs zijn, ineens een applaus te geven. Het zou de betovering verbreken. In stilte lopen we weg door het bos. Wazig en met één been nog in de droomwereld. Maar wat een helden, die kinderen! Ze blijken ook nog van het eiland zelf te komen! Op de fiets in het prille ochtendlicht, op weg naar de tent, geef ik hen in gedachten een staande ovatie.
maandag 11 juli 2011
Voorpret
In voorpret ben ik altijd slecht. Sommige mensen hebben al heel wat pret erop zitten voordat ze daadwerkelijk:
1. Naar een concert van Prince gaan
2. Hun liefje weer zien in het weekend
3. Over zes maanden al op vakantie gaan
Vooral dat laatste is natuurlijk slim; hoeveel meer lol heb je van vakantie als je er zomaar zes maanden voorpret bij op kunt tellen! Ik wil het graag leren, maar ook voor het tripje naar Spanje deze zomer lijkt het weer meer op voorprut, dan voorpret.
Je denkt; familie reünietje, zes personen….Hoe moeilijk kan het zijn? Eerst is er uiteraard een inventarisatie van de vakantiebehoeftes van de verschillende deelnemers aan dit avontuur. Die blijken uiteen te lopen van ‘vogels kijken in natuurpark D.’ tot ‘alle steden van Andalusië bezichtigen’ (deze extremen worden interessant genoeg ook nog gerepresenteerd door twee deelnemers uit het gezelschap die op zich een stel vormen. Trouw niet, denk ik dan). De geheel verzorgde stedentrip-optie valt hiermee af, vanwege de vogelkijk-wensen, dus. Dat je, vanuit het Alhambra, prachtige vogels kunt zien vliegen, wordt niet als steekhoudend argument geaccepteerd. Na lang zoeken wordt er eindelijk een plek geprikt van waaruit er naar hartenlust vogels gekeken, steden bezocht, strand gelegen en gegolfd kan worden.
Met deze plaats als leidraad worstel ik me vervolgens door het overstelpende aanbod vakantievilla’s op internet. Willen we twee badkamers of misschien toch drie, om privacy te waarborgen en ruzie te voorkomen in dit samengestelde gezelschap? Willen we een zwembadje voor de kleine en hoeveel meer willen we daar dan voor betalen? Hè gat, wat een Oisterwijk-interieur foto’s bij die veelbelovende buitenkant; die Spanjaarden weten echt niet van inrichten! Het ene vakantiehuis heeft authentieke Moorse details èn een leuke tuinset, maar ligt bij nader beschouwing aan de snelweg en de volgende heeft weer een prachtig uitzicht, maar heeft een ergerlijk lelijk douchegordijn. Je kunt er avonden mee zoet zijn en…. dat ben ik dan ook. Gevonden pareltjes moeten vervolgens nog worden doorgemaild naar de twee andere subgroepen in het gezelschap en daarover moet dan nog uitvoerig worden gebeld en geskypt om echt lekker op één lijn te komen.
Met het huisje als leidraad worstel ik me vervolgens door het overstelpende aanbod vluchten op internet. Na lang zoeken op ‘Google Maps’ blijkt vliegveld S. toch het meest interessant te zijn. Vliegveld J. is dan wel dichterbij, maar er wordt alleen op woensdag op gevlogen en vliegveld M. is dan meer in trek bij toeristen, maar dan moeten we nog een allejezus-end langs die kustweg rijden naar het huisje. Mijn god, ik kan met deze kennis wel een reisbureautje ‘Andalusian dreams’ beginnen! Ja, een ouderwets reisbureautje; je zou er bijna naar terug verlangen. En dan moet het zenuwslopende gemail met de huiseigenaar in kwestie nog beginnen. Kunnen we erin of niet? En sluit de periode precies aan op onze wensen? Waarom antwoord die eigenaar zo traag? We hebben gezien dat er nog maar 6 plaatsen beschikbaar zijn voor de beste vlucht. Toch maar eerst de vlucht boeken dan en maar hopen dat het huisje…?
Als de huiseigenaar akkoord is, kan de vlucht eindelijk geboekt. We nemen de goedkoopste optie natuurlijk. Niet de allergoedkoopste, want die heeft zulke onchristelijke vertrektijden dat één persoon van subgroep A hevig begint te protesteren. Het moet wel vakantie blijven! Er zitten heel wat avonden in het vinden van die ene, beste vlucht, met de goeie prijs/comfort-verhoudingen. Althans, zo lijkt het, op het scherm. Heel klassiek blijken er toch nog onvermoede reserveringskosten voor de vliegmaatschappij bij te komen en je moet zelfs betalen voor je tas! Als ik toch maar op het knopje ‘kopen’ heb gedrukt - ik ben inmiddels immers al zo’n twee weken bezig met het boeken van hele gebeuren- blijkt er als verrassing nog een fiks bedrag bij opgeteld te zijn; ‘reserveringskosten’ voor de website. Ja, ja, die hadden we nog niet gehad! Nu komen we per persoon toch nog best duur uit. Maar -leve de voorpret- nu de vlucht bekend is, kunnen we wel de huurauto’s reserveren. Eens kijken… Zullen we tweedeurs of toch vier? Kinderzitje? Airco?
woensdag 26 januari 2011
Walhalla
Dit is geen Tv-recensie. Ik heb één keer een klein stukje gekeken van de nieuwe serie Walhalla, maar ik vond er geen balla aan. Jammer natuurlijk van Tosca, die uitgerekend in zo’n prutserie haar comeback moet maken. Het wordt tijd dat ze Arjan weer eens belt.
Ik richt me tegenwoordig ook heus wel op andere mediavormen, internet bijvoorbeeld. En daar gaan soms werelden voor me open.
Mijn nieuwste speeltje heet ‘Spotify’ en is een waar walhalla voor de muzikaal geïnteresseerden onder ons. Is het al een oud speeltje van je? Lees dan maar niet meer verder. Voor nieuwelingen: met Spotify heb je toegang tot duizenden CD’s en miljoenen liedjes. Je typt de naam van een artiest in en je krijgt al zijn of haar CD’s te zien in chronologische volgorde. Ook kun je zoeken op genre. Er worden meer dan tweehonderd genres onderscheiden; van ‘Aboriginal Rock’ en ‘Urban Cowboy’ tot ‘Mystical Minimalism’. Je muzieksmaak is opeens in woorden te vatten. Of je stemming van dat moment. Op zondag typte ik ‘Sunday morning’ en dat leverde zeer gewenste muziek op. Ook kun je gerelateerde artiesten zoeken bij mensen die je goed vindt, waardoor er een wereld vol nieuwe muzikale liefdes voor je open ligt. Ik heb mijn laptopje aangesloten op mijn geluidsinstallatie; de disco kan beginnen!
Spotify is eigenlijk één grote geweldige jukebox, die je hele platen- en Cd-collectie in één klap totaal overbodig maakt. Niet helemaal natuurlijk, want zo’n jukebox vermomd als laptop blijft natuurlijk een stuk minder tastbaar bewijs van je muzikale smaak dan al die mooie doosjes op een rijtje. Maar toch, ik hoop dat er na Spotify nog wel eens iemand naar de Cd-winkel gaat, maar ik vrees het ergste. Groot nadeel van het gratis proefabonnement dat ik nu heb is dat er na het beluisteren van een paar nummers een hele enge Amerikaanse stem door mijn kamer schalt die mij een Hyundai auto wil slijten of een betaald abonnement op Spotify. Ik denk dat ik dat laatste maar doe. Voor 5 euro per maand ben ik dan ook van het enige nadeel, de reclame, verlost.
www.spotify.com
Nee, ik heb geen aandelen, ik ben gewoon enthousiast.
Ook enthousiast ben ik over een website van het, door Voskuil beroemd gemaakte, Meertens Instituut. Een verdwaald groepje stoffige antropologen, denk je, bij wie nog niet eens is uitgelekt dat er zoiets als internet bestaat. Nou, dat valt niet tegen. Ze hebben een voor- en achternamendatabank van Nederland gemaakt, waar je je heerlijk mee kunt vermaken. Zo weet ik nu dat er 3786 vrouwen in Nederland ‘Christel’ heten en dat de populariteit van deze naam in 1971 op zijn hoogtepunt zat. Typisch mijn moeder, altijd net even te laat met reageren. In het theoretische geval dat mijn vader de baas zou zijn geweest thuis, dan zou ik nu 'Mariska' hebben geheten. Naar 'Mariska, de circusprinses', het favoriete jeugboek van mijn vader. Er is me kortom nog veel leed bespaard gebleven, want Christel kun je immers zo fijn comprimeren tot het, in mijn geval veel passender, Chris.
Als je ‘Akke’ intypt zie je dat die naam rond 1880 het populairst was en dat ook moderne Akke’s voor het merendeel nog in Friesland wonen. De eerste ‘Zonne’ werd geboren in 1980 en in Amsterdam wonen er op dit moment 9. Toch geinig om te weten! De achternamenbank vind ik iets minder sexy, omdat het minder met de tijdgeest te maken heeft, maar ik kan al wel verklappen dat wij van ‘Groot’ met z’n tienduizenden zijn en ons voornamelijk in Noord-Holland ophouden.
www.meertens.knaw.nl/nvb
Laat die regenbuien nog maar even aanhouden. Ik zit binnen met de kachel hoog, de ramen dicht en mijn venstertje op de wereld open.
Abonneren op:
Posts (Atom)