dinsdag 30 november 2010

Wadwaai


Het is donker en het mist. Voorzichtig parkeer ik de auto van mijn ouders met zijn kont tegen een schapenhek. Het is zaterdagavond en ik ben in Wadway (spreek uit: Wadwaai), gehucht van een paar huizen bij Hoorn in Noord-Holland.

Buiten heerst de stilte van de polder. Bij Café De Vriendschap volg ik met knerpende voeten op het kiezelpad de borden theaterkerk Wadway. Het dorp mag dan weinig inwoners hebben, maar ze hebben wel een café en een heuse theaterkerk. Tot in Amsterdam is deze plek beroemd om zijn try-outs. En vanavond heeft Wadway bezoek uit het verre Zuid-Afrika. Vanavond zal Chris Chameleon, singer-songwriter in het Afrikaans en Engels, hier optreden. Oorspronkelijk zou ik zelf in Zuid-Afrika geweest zijn tijdens zijn tour door Nederland, maar nu ben ik toch hier en in de gelegenheid om Chris live te zien en te horen. In de polder van Wadway nog wel. Wie had dat gedacht. Weer eens wat anders dan Stompneusbaai.

In de mist doemt de kleine kerktoren op. Achter de deur bevind zich een geïmproviseerde garderobe. De volgende deur brengt je in de ‘lobby’; één balie voor de kaartjes en één voor de koffie. Op de lijst met bestelde kaartjes staat achter iedere naam ook de woonplaats van de besteller. Mijn ‘Amsterdam’ wordt omringd door dichterbij gelegen oorden als Wognum, Obdam, Spierdijk en Nibbixwoud. Niet alleen in Zuid-Afrika hebben ze mooie dorpsnamen.

Boven in de kerk, waar vroeger het koor zong, zijn twee WC’s gebouwd. Op de deur naast de ene staat ‘kleedkamer 1’ en op de deur naast de andere ‘kleedkamer 2’. Ik spiek in kleedkamer 1 en kom erachter dat die net iets groter is dan een kast en helemaal donker. Chris is er niet. Kleedkamer 2 staat open en ik zie een vrouw aan een tafeltje zitten. Chris zit vast aan de andere kant van de tafel. Ik wil me niet opdringen, maak me uit de voeten en neem plaats op een van de kerkbanken in de ‘zaal’.

Chris heeft helemaal geen grote kleedkamer nodig om er stralend uit te zien. In een vorig leven was hij namelijk soap-ster. In een set van 1,5 uur laat hij al die West-Friezen ‘een poepie ruiken’ en het beste van zichzelf zien. Mannelijk, vrouwelijk, dierlijk; hij is alles tegelijk. Zijn stembereik bedraagt vier octaven. Daarnaast bedient hij zich van allerlei vreemde geluidseffecten en in charmant ‘Nederlands’ spreekt hij de kerkgangers toe. Naar het eindapplaus te oordelen zijn zelfs de West-Friezen wel een beetje ontdooid door deze warme verschijning.

Na afloop koop ik twee CD’s. Ik laat ze wel ondertekenen door de artiest, maar weet niet echt iets bijdehands tegen hem te zeggen. Ik blokkeer blijkbaar toch een beetje als ik bij ‘Sinterklaas’ moet komen. Hij heeft naar mij toe echter geen hoge verwachtingen. Rustig schrijft hij aan de binnenkant van de hoes ‘Met baie van die beste vir Chris, van Chris’ en tekent er een kameleonnetje bij.

Met de CD’s brandend in mijn zak loop ik het grindpad af. De mist is nog dichter geworden. In de auto gaat de eerste CD meteen in de speler. Met het Afrikaans denderend uit de speakers verlaat ik donker Wadway.

zondag 14 november 2010

zondag 24 oktober 2010

Mannen met baarden



Mannen met baarden hebben het moeilijk de laatste jaren. Vooral als ze er een Djellaba bij dragen of zich overduidelijk dichtbij een moskee ophouden. Toch ken ik een plek waar de man met de baard mij een warm gevoel bezorgd; bakker ‘Mediterrane’ aan het einde van de Haarlemmerdijk.

Al jaren wordt deze drukbezochte bakkerij gerund door een aantal – naar ik vermoed Marokkaanse –mannen met baarden, die goedgeluimd allerhande spijzen verkopen. Een heel divers assortiment puttend uit de patisserie-traditie van Lille tot aan Agadir. Dus wel een Franse ‘Flan’, maar geen Moorkop. Geen Duits zuurdesem, maar wel plat Marokkaans brood.

Vorige week stapte ik er sinds lange tijd weer eens binnen. Mijn ex, die daar om de hoek woonde, is verhuisd, dus ik kan weer mij weer vrijelijk begeven in haar oude zône. Met het binnenstappen van de winkel, door honger gedreven, herinner ik mij weer de goede sfeer die je als een warme Sahara-wind op een regenachtige herfstdag tegemoet waait.

Ik nestel mij aan een van de eenvoudige tafeltjes achter in de winkel en bestel een traditionele muntthee (anders dan hippe muntthee) bij mijn warme quiche. Buiten is het koud en binnen komen er steeds meer Marokkaans sprekende mannelijke klanten aan de tafeltje zitten. Het Arabisch dat wordt uitgewisseld tussen de klanten en de mannen met baarden achter de toonbank, geeft mij het gevoel op een zonovergoten dorpsplein in Meknès te zijn beland. Ook de muntthee helpt hierbij.

Wat zit ik hier knus, tussen al die ‘enge’ moslimmannen! Niks geen broeierige blikken naar mij, een blonde vrouw alleen aan een tafel. Aan de muur hangen portretfoto’s van de klanten; geen blije Benetton-foto’s, maar een mooie dwarsdoorsnede van de Amsterdamse bevolking. Er hangen mensen van werkelijk alle soorten, kleuren en leeftijden.

Ik besef ineens dat in onze zogenaamde multiculti-stad maar bitter weinig plekken zijn waar het lukt om een goeie mix van mensen te trekken. Zo’n mix waarbij je je op je gemak voelt. Ik zou niet snel neerploffen in een gemiddeld Turks theehuis om een potje mee te kaarten met de mannen. Net zo min als een gesluierd Marokkaans meisje snel een echte Amsterdamse bruine kroeg in zou stappen (ikzelf trouwens ook niet, bij nader inzien). Met moeite kom ik, denkend aan een gemêleerd klantenbestand, op De Ponteneur in Oost en misschien Podium Mozaïek in West. Een schrale oogst voor een stad waar zoveel verschillende mensen wonen.

Hier in Bakkerij Mediterrane is die mix zo vanzelfsprekend, dat het bijna weer op gaat vallen, denk ik, als ik buiten in de gure wind op één been probeer mijn regenbroek aan te trekken.

Wijsjes II


Geheel in lijn met het nieuwe regeerakkoord bewijst misschien wel het kleinste popfestival van de wereld ‘Wijsjes uit het Oosten’ dat het zonder subsidie kan. Op bijna verontschuldigende toon wordt aan het begin van de festivaldag medegedeeld dat de biertjes (à 1 euro) tijdens het laatste optreden toch misschien niet helemaal zijn inbegrepen bij de entreeprijs. De entreeprijs bedraagt namelijk ‘al’ 10 euro. Voor dat geld krijg je in meer dan zeven uur ‘slechts’ zeven concerten, broodjes, jenever, wijn, koekjes, koffie, olijven en dadels voorgeschoteld. Laat Rutte deze succesformule niet ter ore komen, want voor je het weet wordt het Concertgebouworkest voortaan gedwongen om gratis in jouw woonkamer te komen spelen.

Wijsjes heeft een aanstekelijk soort enthousiasme. Twee bezoeksters van de vorige wijsjeseditie stellen onmiddellijk hun huis in ‘Diep Watergraafsmeer’ beschikbaar voor het eerste optreden. Ik herken de twee Senseo-apparaten op hun aanrecht van de vorige editie. Clara, een van de gastvrouwen, opent de middag door bijzondere klanken te toveren uit een Logwood (modern Afrikaanse xylofoon) en een Hang (Zwitserse uitvinding: denk aan twee op elkaar gelaste wokpannen). In de zonnige woonkamer neemt Bloem de Ligny het over (Jaah, what happened to Bloem??). Zij zingt tegenwoordig zeevrouwsliedjes. Het deuntje van de ijscoman buiten vermengt zich door de openstaande deur prachtig met haar, nog steeds ijle en karakteristieke, muziek.

Het volledige gezelschap verplaatst zich van ‘diep Oost’ naar de Indische buurt. Tijdens de wandeling passeren we de allerlaatste marathonlopers, of liever marathonstrompelaars. Hoeveel kilometer is zo’n marathon eigenlijk?, vraagt een festivalganger. Cultuur en sport is altijd een lastige combinatie. We belanden in de woonkamer van Oscar Jan. De kamer is klein en de klanken zijn fors. Oscar Jan is aan het klussen en duwt zijn schuurmachine voor een versterker. Zijn collega stopt zijn sopraansaxofoon in een teiltje water en blaast zich een ongeluk voor een piepend geluid. Experimentele klanken voor de liefhebber.

In de Eerste van Swindenstraat, boven de Zeeman, komen we in een prachtig huis terecht. Als het muzikaal tegen zit, dan loont het altijd nog om huizen te kijken; met een schuin hoofd probeer ik CD titels en boekenkaften te lezen en verder geniet ik van de schilderijen. Marijke zingt, terwijl Oscar Jan begeleidt. Ik vind Oscar Jan beduidend beter op de piano dan op de schuurmachine en Marijke is ontwapenend met haar liederen, waarvan ze er één ook achterstevoren zingt. Mark heeft een hele batterij pedaaltjes voor zijn elektrische gitaar waar hij erg druk mee is. Hij ‘sampelt’ zelfs Marijke nog even en test of ze haar lied écht achterstevoren heeft gezongen.

Verder gaat de tocht richting Middenlaan. Daar luisteren we naar liedjes met een kop en een staart van Coldair, een Poolse singer-songwriter. Het publiek wordt langzaam soezerig bij de ingetogen nummers en de Pool probeert stoïcijns het geloop en geklets van de aanwezige kleuters te negeren. Hup, de kou weer in (Coldair); even wakker worden. Over de Transvaalkade gaat de stoet. We vangen zelfs nog een glimp op van mevrouw Halsema aan haar keukentafel.

De laatste optredens zijn in een schitterend opgeknapt pand in de Marcusstraat. Een ontdekking in een straatje dat ik altijd net niet insla. Terwijl Analogic Sound Project de eerste bezoekers aan het dansen krijgt, eten we couscous en salade zittend op de houten vloer. Allemaal bij de prijs inbegrepen. Het dessert bestaat uit de pretentieloze ska van de band Off-topic. De mannen hebben plezier en de bassist doet het gewoon op zijn sokken.

Het was weer fijn en eigenwijsjes. Ben alweer benieuwd naar de volgende.

http://wijsjesuithetoosten.blogspot.com/

dinsdag 24 augustus 2010

Vlot





Het was natuurlijk ook al riskante onderneming. Een voorstel van S. Zij is echt een ‘outdoor-type’. Ik heb wel een outdoor-jas, maar niet de bijbehorende mentaliteit.

We melden ons in Midden-Zweden aan bij de receptie van ‘Vildmark i Värmland’ waar we vanuit Nederland een ‘avontuurlijke houtvlottentocht’ hebben geboekt. In Nederland denken we nog aan een tocht van vier dagen, maar S. weet ineens zeker dat dat veel te kort is om de ervaring ten volle te kunnen beleven, dus we kunnen het gelukkig ter plekke omboeken naar zeven dagen. Ik staar vertwijfeld naar het logo ‘Unforgettable Outdoor Experiences’ en besef dan al dat dat van alles kan betekenen.

Naast de receptie staat een Nederlands jongetje van een jaar of elf met herten-ogen en een Brabants accent: ‘Wij zijn vorig jaar niet op vakantie geweest’ zegt hij. ‘We hebben twee jaar hiervoor gespaard. Onze buren thuis hebben ook een vlottentocht gemaakt.’ Mijn hart breekt, vooral als ik besef dat ik ongeveer een week geleden nog niet eens wist dat ik deze blijkbaar langgekoesterde wens van anderen ook ging beleven. Met de nodige reserves nog wel. Verwend kreng.

’s Avonds is de voorlichting. In zeer traag Engels met een zwaar Zweeds accent. De tien ‘teams’ van mensen die morgenochtend vroeg allemaal ook een vlot gaan bouwen bestaan voornamelijk uit Nederlandse families. In hun beste Engels proberen de Nederlanders de meest bijdehante vragen te stellen. Maar dan wordt het menens; we moeten oefenen met knopen. Alle vaders zwetend in de weer met blauwe touwen. Ik piep ertussen uit om moeder de vrouw te gaan halen. Knopen is zeg maar niet helemaal mijn ding.

De hele avond wordt gevuld met het selecteren en in zeewaardige kisten stoppen van onze spullen. Zo min mogelijk meenemen is toch ook niet helemaal mijn ding. Er gaat voor een week eten mee aan boord. Totaal uitgeput gaan we slapen en worden om 6 uur gewekt. Vroeg opstaan; helemaal mijn ding! Om 7 uur vertrekt iedereen, inclusief bagage, met een grote bus een uur rijden stroomopwaarts, naar de plek waar we ons vlot gaan bouwen. Dat mogen we zelf doen; allemaal bij de prijs inbegrepen. Het jongetje met de herten-ogen zit deze vroege ochtend witjes naast zijn moeder. Ik kijk steels in hun richting en probeer me voor te stellen waarom dat sparen nou zo lang geduurd heeft.

In de regen staan we in een kring rond de twee instructeurs. Uit grote stapels boomstammen moeten we er steeds tien selecteren, de heuvel afrollen en in het water aan elkaar vastbinden met ingewikkelde knopen. De boomstammen zijn loodzwaar. Af en toe rolt er een heel hard naar beneden richting een mensenbeen, dan klinkt er luidkeels: ‘Watch out: log!’. De tien teams communiceren niet meer met elkaar, lijkt het wel, terwijl je toch allemaal in hetzelfde schuitje zit, zou je zeggen. Het is ieder voor zich en twee instructeurs voor ons allen.

Wat ben ik blij met onze -in de laatste supermarkt aangeschafte-tuinhandschoentjes! Zonder handschoenen zijn de stammen niet te hanteren. Ik stap met mijn outdoorjas met fleecevoering tot mijn middel het water in; dat moet van de instructrice. Ik bedenk in een flits dat dit mijn enige droge jas was en dat de weersvoorspellingen voor deze week uitermate beroerd zijn. Het regent nog steeds pijpenstelen. We sjouwen. We zwoegen. We willen ons als enige vrouwenteam niet laten kennen, maar we bezwijken bijna onder de stammen. Na de hele ochtend in de regen is er één vlot af. Dat is dan de helft, zegt de instructrice monter. De bedoeling is dat we er twee aan elkaar maken. Oh. Eerst maar eens lunchen dan. Als we terugkomen van een droog broodje, waarbij de wind door onze natte kleren blaast, blijken onze zorgvuldig geselecteerde dunne stammetjes gejat door de Engelse jongetjes van het team naast ons. We liggen in tempo nu duidelijk achter op de andere teams. De dikke familie in shorts met Friese vlag is al bijna klaar om uit te varen. De Engelse jongetjes moeten van hun vader meehelpen om nieuwe paaltjes voor ons te vinden.

Tegen de avond, het regent nog steeds, hebben we een vlot van bijna 2 ton, drie lagen boomstammen en een leefoppervlak van 6 bij 3 meter. Op de helft staat een tent, waar de spullen onder staan. Ook al zijn we bekaf, we laten ons toch, als laatste team, wegdrijven op de stroming om in godsnaam niet onze tent op te hoeven zetten op deze miezerige bouwplaats.

Het vlot is lood en loodzwaar. We kunnen met palen en peddels enigszins onze koers beïnvloeden, maar eigenlijk zijn we overgeleverd aan de stroming. Om aan te leggen op een van de weinige geschikte plekken springt S. ver van te voren in de kano (hebben we erbij besteld, een ‘luxe’ volgens de folder) met een lang touw, peddelt zich gek naar de kant, springt uit de kano en slaat het touw twee keer om een dikke boom. Zo trekt het touw het zware vlot naar de kant. Ga je bij het aanleggen in de verkeerde lus staan, ben je zo je voet kwijt. Ben ik even blij met een ervaren kapitein die ooit grote schepen op die manier heeft aangelegd! Ik zelf zou zeven dagen noodgedwongen op het water hebben moeten slapen.

Tot tien jaar geleden werden op deze rivier losse boomstammen vervoerd. Ter nagedachtenis aan deze handel is dit houtvlotavontuur bedacht. Toch een mooie gedachte. Daarbij reizen we in een aangenaam tempo, zonder hulpmiddelen en totaal geruisloos. De tweede avond zien we dan ook in de schemering een bever dichtbij langs zwemmen. Ook onze kleren zijn alweer bijna droog. Het gaat goed met de humeurmeter.

Halverwege is het crisis. Niet eens alleen omdat mijn koekvoorraad voor de hele week al op is. Tijdens het plassen glijdt mijn mobiel uit mijn zak het water in. Dag bereikbaarheid, 200 bewaarde Sms’jes en alle -in tien jaar tijd- opgespaarde telefoonnummers! Ik krijg een driftaanval als nooit tevoren, en dat op een vlot van 3 bij 6. Z. fluistert weggedoken onder het tentzeil ‘Mam, Chrissie is wel boos, hè’ en uitgerekend als ik net lekker op dreef ben met mijn scheldkanonnade komt er een kano met twee Nederlanders langzij.

We varen graag ’s avonds; dan is het zo mooi stil. Eén avond lopen we vast op een zandbank. Hier zijn we voor gewaarschuwd. Als je niet snel handelt, zuigt het zware vlot zich vast in het zand. Na tevergeefs geprik met stokken, herinner ik me vaag de instructies. Ik kleed me uit in de schemering en spring in mijn ondergoed in het koude water. En koud water was al nooit helemaal echt mijn ding! S. volgt al snel. Met alle kracht die we hebben duwen we het vlot steeds een kwartslag rond, in de hoop dat we hem zo losduwen. Het kind ligt godzijdank nietsvermoedend te slapen op het vlot in haar outdoor-mummy-slaapzak. Na twee uur buffelen hebben we bijna geen kracht en hoop meer over. Moeten we dan toch het alarmnummer te bellen? Dan raakt het vlot toch in dieper water. We zijn los. Tijd voor een omhelzing is er niet. We zien geen hand voor ogen door de opgekomen damp. Met een bevroren lijf en weinig woorden weten we ergens aan te meren, de tent nog op te zetten om vervolgens met ijsbenen in de slaapzakken te zakken. “Dit is geen vakantie, dit is werk”, zingt Marijke Boon. Maar er maar gerust overleven van.

We varen weer een dag zonder ergere tegenslagen dan bijtende muggen en kapotte hengels. Tegelijk met het vlot van de Engelsen belanden we de laatste dag in ‘keerwater’. Na vier uur peddelen en ingenieuze ideeën van onze kapitein, lukt het ons uiteindelijk ook dit obstakel te overwinnen. Ik herhaal stilletjes de mantra: ‘obstakels zijn uitdagen, geen problemen, obstakels zijn …..”
S. bakt pannenkoeken aan boord en leest Z. voor uit Pipi Langkous. We passeren de Engelsen, die weer op een zandbank zijn gelopen. Wij drijven voorbij, kunnen niet stoppen en roepen:‘Good luck!’

Op de afgesproken dag meren we weer aan bij ons beginpunt. De verse gezinnetjes staan reikhalzend klaar voor vertrek. Hun avontuur moet nog beginnen. Ik probeer zo eufemistisch antwoord te geven op hun naïeve vragen en ze voor te bereiden op een ‘pittig tochtje’. Dan moeten we ons eigen vlot uit elkaar halen in het water. Dat is ook nog allemaal bij de prijs inbegrepen. Meewarig kijk ik onze boomstammetjes na die zelfstandig de rivier afglijden. Mijn oog valt op het treffende logo op de inmiddels lege scheepskist: ‘An unforgettable Outdoor Experience’. Het jongetje met de herten-ogen hebben we niet meer gezien. Hopelijk had hij net zo'n droomvakantie.

maandag 23 augustus 2010

Pipi


We zijn in Zweden in ‘Lindgrens World’; een park waar alle karakters die Astrid Lindgren bij elkaar heeft verzonnen tot leven komen. Emile zit er een houten punt aan een stok te slijpen in zijn schuurtje, de gebroeders Leeuwenhart zitten te vissen op een bruggetje en Karlsson van het dak kietelt het publiek, terwijl kinderen de propeller op zijn rug in beweging proberen te krijgen. Maar iedereen komt toch het meest voor dat ene kleine meisje; die met sproeten en rood haar. Iedereen komt uiteindelijk voor Pipi Langkous.

In de stromende regen, op de klanken van ‘Twee maal drie is vier, wiedewiet en twee is negen!….”, volgen we de bordjes naar Villa Kakelbont. En……. Ja hoor! Achter de heuvel doemt de felgekleurde villa van Pippi op! En ze is nog thuis ook! Pipi loopt met haar grote schoenen heen en weer over het terrein met een hele groep kinderen in haar kielzog. Soms klinkt er een begintune door de speakers, moet iedereen gaan zitten en dan begint er een scène, waarin Pipi bijvoorbeeld haar paard op tilt, haar vader thuis komt van zee of waarin Pipi de sterkste man van de wereld verslaat. Tussen de scènes door mogen alle kinderen over het hek van Villa Kakelbont stappen om samen met Pipi in een boom te klimmen of iets anders leuks te doen.

Ik zie een kleuter over het hek stappen en doelbewust op Pipi’s been aflopen. De kleuter omhelst het been van Pipi hartstochtelijk en blijft roerloos staan, terwijl ze gelukzalig “Pipi” prevelt. Dit is echte liefde. Dat kan niet missen. Ook alle andere kinderen (onze Z. niet uigesloten) lijden aan een grote mate van adoratie voor dit sterke, brutale en eigenwijze kind. Dat kind dat alles zegt en doet dat zij nog niet durven of kunnen, maar Pipi mooi wel! De ouders uiten het anders, maar ook zij zijn een beetje opgewonden dat ze Pip in het ‘echt’ ontmoeten, dat zie je zo.

Ondanks dat Pipi heel authentiek gewoon Zweeds praat, ligt Z. de hele tijd in een deuk. Of Pipi nou een gieter uitstort boven de twee agenten Kling & Klang, twee zeerovers met hun koppen tegen elkaar slaat of zich stiekem verstopt met Annika en Tommy. Deze humor is helemaal goed voor deze 6-jarige en stijgt blijkbaar boven de taalgrens uit. Als wij voorzichtig opperen om ook wat van de andere figuren te bezoeken, is er dan ook weinig enthousiasme. Door te suggereren dat Villa Kakelbont soms dicht is, lukt het ons uiteindelijk toch om ook de andere delen van het park te zien. Er zijn miniatuurstraten waar je je een reus voelt, je kunt stelten lopen en er loopt een geinig bandje rond die allerlei lekkere Lindgren-deuntjes spelen.

Alles is hier mooi verzorgd; goed acteerwerk, goed eten en geen plastic vermaak. Spontaan krijg ik een ingeving. Waarom maken we in Nederland niet een Annie MG Park? Ik zie het al helemaal voor me. Het Hazelbos van Pluk met echt fruit en alle kinderen die op een meterslang paard Langhors mogen rijden. Een pontje met de Heen en Weerwolf. Jip en Janneke die scènes spelen door een gat in de heg en met een heuse jaren vijftig moeder. Otje, die haar vader Tos helpt in de keuken met een levengrote pan soep, waar de bezoekers dan echt van mogen eten. Als je wilt meedenken, dan hoor ik het wel….En Annie & Astrid; bedankt voor al die mooie creaties; al generaties lang onverslijtbaar populair.

www.alv.se/en

zaterdag 17 juli 2010

Loon naar werken?


Soms ben ik in de war over dingen waar andere mensen nooit van in de war raken. Althans, dat vertellen ze mij dan weer niet. Maar misschien heb ik het jou ook nog nooit verteld, dus hier komt ie dan.

Dan vraag ik me bijvoorbeeld af wie de salarisschalen heeft bedacht. En vooral wie er heeft bedacht welke functie hoort bij welke salarisschaal. Aan deze indeling liggen quasi rationele redenen ten grondslag, zoals dat lagere lonen worden gegeven aan mensen die eenvoudiger werk doen. Een simpele rondgang door een kantoor doet je beseffen dat het lastig is om te definiëren wat eenvoudig werk dan is.

Heb je wel eens geprobeerd de gemiddelde baas een briefje te laten uitprinten uit het adressensysteem, een Excel-sheetje in te laten vullen of de notulen laten maken? Inderdaad, voor de gemiddelde baas zijn dat GEEN eenvoudige opdrachten. Een administratief medewerker, traditioneel lekker laag ingeschaald, doet dat allemaal op zijn of haar boerenfluitjes. Het werk van de meeste bazen, traditioneel lekker hoog ingeschaald, bestaat voornamelijk uit het voeren van overleg, ook wel vergaderen genoemd. Hierbij is het de kunst om, mocht je al de kans krijgen te spreken, iets te zeggen dat verstandig klinkt en hiermee je reputatie als verantwoordelijk persoon te bestendigen. Het komt er voornamelijk op neer dat je de hele dag op je luie reet andere mensen aanhoort, terwijl je koffie drinkt uit een papieren bekertje. Dat terwijl het echte werk wordt gedaan door de mensen die zich behoorlijk wat treetjes lager op de carrièreladder bevinden. Wat moeilijk is voor de een is niet moeilijk voor een ander. Niet erg, maar waarom hangen er dan zulke enorm verschillende prijskaartjes aan verschillend werk?

Mensen krijgen een hogere beloning voor het feit dat ze meer verantwoordelijk dragen, hoor ik je denken. Dat is ten dele waar, al is er in veel gevallen altijd nog wel een bovenlaag op wie je de verantwoordelijkheid kunt afschuiven. En dan kan ik het niet nalaten me voor te stellen wat er zou gebeuren als alle ‘lager-ingeschaalden’ werk zouden weigeren. Dan wordt het een puinzooi van hier tot Tokyo en dan hebben de bazen tot overmaat van ramp niets meer om over te vergaderen. Dat is pas een verantwoordelijkheid; er voor zorgen dat je baas iets wezenlijks heeft om over te lullen! Alle ‘hoger-ingeschaalden’ zouden maar mooi door de mand vallen met hun zelfgecreëerde extra bestuurslagen. En dan heb ik het nog niet eens over de verantwoordelijkheid die de telefonisten, hulpverleners, verzorgers, winkelbediendes en secretaresses hebben naar hun klanten of de mensen waar zij direct of indirect voor werken. Even verslappen betekent toch al snel dat je mensen verkeerd voorlicht, laat stikken in een hoestbui, per ongeluk een dienblad met cola’s over iemand heen giet of een oudje laat glippen onder de douche. Heel wat ernstiger consequenties dus, dan wanneer je even afdwaalt tijdens een overlegje.

De hoogte van het loon zou ook te maken hebben met je opleidingsniveau. Dat is voor een deel waar, maar heel veel mensen gebruiken hun opleiding in de praktijk helemaal niet in hun werk. En dan nog; iedereen wordt geboren met andere kwaliteiten. Waarom staat al vanaf het begin vast dat werken met je handen minder oplevert dan werken met je hoofd?

Eigenlijk denk ik dat de hoogte van het loon zou moeten afhangen van het aantal mensen dat ook graag jouw werk zou willen doen. Hoe minder mensen dat willen, hoe hoger is jouw loon. Marktwerking dus. Vuilnisman….wie biedt? Niemand? Eenmaal, andermaal…. Dat betekent dus dat de vuilnisman vuilnisbakken met geld gaat verdienen! Dat is toch veel logischer en eerlijker? Financiële compensatie voor de zwaarte of het ongerief van het werk. Kies maar: marktkoopman op de Albert Cuyp, zes dagen in de week van zeven uur 's ochtends tot 7 uur 's avonds werken in weer en wind of toch liever een verwarmd kantoortje? Wie wil er graag billen afvegen in het bejaardentehuis? Niemand? Oké, dat betekent dus een vette bonus voor de mensen die daar wel toe bereid zijn. Waarom is het omgekeerde het geval? Waarom worden kut-klussen het slechtst betaald?

Mocht ik, op een boze dag, nog eens wakker worden als minister-president, dan zou ik het experiment wel aan willen gaan. Iedereen even twee weken van baan ruilen. De consultants op de vuilniswagen en de stratenmakers lekker de hele dag overleggen. Kunnen die ruggen en knieën ook een beetje bijkomen. En die grote Onbekenden, de salarisschaal-bepalers, zou ik de meest vieze en nare klusjes geven. En dan eens kijken hoe de salarisschalen er na twee weken uit zien. Viva la revolución!

Zo, dit moest er blijkbaar nog even uit. Nu ga ik ook heus wel gewoon braaf op vakantie.

vrijdag 9 juli 2010

De drie V's


Victorie, Vreugde en Vuvuzela in de Marnixstraat....

dinsdag 6 juli 2010

Forever Young


Deze afgelopen maand werd wel weer duidelijk dat ik een jonge geest ben in een ouder wordend lichaam.

De meeste mensen groeien mentaal keurig mee met het aantal jaren dat zij reeds hebben doorgebracht op deze aarde. Daarmee bedoel ik dat ze 24-jarige dingen doen en denken als ze 24 zijn. Ik zou volgens deze theorie 37-jarige dingen moeten doen en denken. Dat proces verloopt bij mij echter anders. Gevoelsmatig doe en denk ik als een, laten we zeggen, 30-jarige. Mijn mentaliteit loopt dus minstens 7 jaar achter op mijn fysieke omhulsel.

Met stijgende verbazing heb ik de afgelopen jaren om mij heen gekeken en gezien hoe mijn leeftijdsgenoten zich moeiteloos overgeven aan huwelijken, het baren van reeksen kinderen, het aangaan van huizenhoge hypotheken en het accepteren van werkelijk serieuze banen. Nog de meeste steun voor mijn trage acceptatie van het feit dat je leven blijkbaar in deze richting dient te veranderen kreeg ik van de vriendjes van mijn vriendinnen die begin 30 ook echt nog niet aan de kinderen wilden. Inmiddels heeft ook deze groep mij verlaten en loopt zwaar volwassen rond te paraderen met een maxi-cosi in de ene en een volle agenda in de andere hand.

Afgelopen maand mocht ik, net als ieder jaar, weer een groep van drieëntwintig Amerikaanse, Nederlandse en Bosnische studenten trakteren op lezingen, excursies, documentaires en workshops over mensenrechten en minderheden in Nederland. Hoewel ik verantwoordelijkheid droeg voor het dagprogramma (ja, ja, dat heb ik als 30-jarige al geleerd: verantwoordelijkheid dragen), heb ik minstens zo genoten van het avond- en het nachtprogramma. Eindelijk weer standaard een groep mensen in de stad om je bij te voegen in het park, op het terras of in een restaurant. Eindelijk weer dat collectieve ‘lang leve dit leuke leven’, in plaats van die teruggetrokken gezinnetjes die zich stijf van de stress geen spontane uitstapjes meer kunnen veroorloven. Of de 'singles' die toch uiterlijk wel om 21.00 uur in bed willen liggen, teneinde de volgende dag weer fris op kantoor te verschijnen. Eindelijk weer dansen tot half zes ‘s morgens in Studio K of de Melkweg en met een plakkende broek van het zweet in het eerste licht en onder begeleiding van vogelgezang huiswaarts fietsen.

Ik zweef tussen twee werelden; de studenten tolereren mijn aanwezigheid en vragen zich in stilte af of ik wel een eigen leven heb. Mijn vrienden lachen minzaam om mijn rusteloosheid en vragen zich in stilte af wanneer ik nou eindelijk een keer volwassen word.

In navolging van het begrip ‘gevoelstemperatuur’ wil ik hierbij een lans breken voor het begrip ‘gevoelsleeftijd’. Laten we onszelf hergroeperen, niet op basis van onze werkelijke leeftijd, maar op basis van hoe oud we ons voelen. Ik word, zoals aangekondigd, graag lid van het groepje 30-jarigen. Zullen we, om goed van start te gaan, komende zaterdagavond lekker uitgaan in Paradiso? Ben benieuwd of mijn vader ook komt.

dinsdag 25 mei 2010

Wijsjes uit het Oosten






Het is vriend O. die mij uitnodigt mee te gaan naar het kleinste festival van Amsterdam (Oost): Wijsjes uit het Oosten. Maximaal aantal bezoekers: 25. Ik ben dan ook maar wat verheugd als de verlossende e-mail binnenkomt dat ik erbij zit; Yes! One of the lucky few!

Eerste Pinksterdag is het zo ver. In de brandende hitte meld ik mij op het eerste adres; een huiskamer in een nieuwbouwcomplex op het Beukenplein, behorend bij een man van middelbare leeftijd, voor de gelegenheid in het bezit van maarliefst twee Senseo-apparaten. Een tafel met bokkenpootjes, cakejes en melkcupjes wacht op de festivalgangers. Ik ben de eerste gast, in de woonkamer wordt nog nerveus geoefend. Quasi lui hang ik maar wat over de balustraden van de galerij en kijk naar de Indiase kinderen en hun plastic skelters beneden. De eerste andere festivalbezoekers blijken goede bekenden van Z.’s school! Ik ben totaal perplex; waan ik mij helemaal obscuur in dit marginale huiskamergebeuren, sta ik hier op de galerij ineens in dezelfde samenstelling als op het schoolplein! Ook bizar is dat ik juist vandaag voor het eerst het shirt draag dat ik hoogstpersoonlijk uit hun niet verkochte Koninginnezooi heb geplukt, zonder het hun te melden. Zij lijken niet verbaasd mij noch het shirt aan te treffen.

Het wordt drukker. Daar is zowaar ook vriend O. Tussen de Senseo-apparaten in schudden alle festivalgangers braaf elkaars handje. Het is het elkaar symbolisch feliciteren met het bemachtigen van een plek op dit felbegeerde festival. De gasten zijn tussen de 30 en de 50, aardig, kunstminnend en licht alternatief. Veel donkere brillen en afgetrapte cowboylaarzen. Ook is er één kunstminnende hond. Het eerste optreden in de huiskamer door een frêle Indiase schone met een laptop en een gitaar verloopt aarzelend, maar wordt met een warm applaus onthaalt. Dan verplaatst het gehele gezelschap zich, met fiets en al naar de volgende plek; een betegelde tuin in de Vrolikstraat.

Bij binnenkomst krijgt iedereen een glaasje jenever. Met de volle zon en de jenever voel ik mij zowel van binnen als buiten lekker warm worden. Op het menu staan improvisaties van K. op drums (bekend van de bekende band The Ex) en een andere Zaankanter op sax en klarinet, aangevuld met witte boterhammen roomkaas en ‘dooie vis’, zo luidt het kaartje op de schaal. Ik hoop dat de Vrolikstraat een beetje houdt van saxofoon en lallende mensen. De wijn vloeit rijkelijk en het tempo van verplaatsen ligt tamelijk laag. De verbroedering en verzustering verloopt goed, daar op die tegels van de Vrolikstraat.

Langs het Oosterpark vol met zonnende mensen lopen wij -the lucky few- richting Madurastraat, waar we getrakteerd worden op heuse balkonscènes: een acteur, een singer-songwriter en een klassiek koortje! De Marokkaanse dames op het bankje in de luwte slaan geen acht op ons en de acteur; zij hebben wel gekker meegemaakt. Bij het laatste balkon mogen we weer binnenkomen. Een heel huis volgeprakt met een voltallig koor en een steeds aangeschotener en talrijker publiek, want alle artiesten sluiten zich bij de groep aan. Terwijl de prachtige Mozart-klanken klinken vraag ik me af of de goudvis wel voldoende water heeft. Er is na afloop meer wijn en meer kletsen en hee, ik zit ineens op een vreemde WC!

In Delicatessen, een cultuurwinkeltje in Oost, wordt ‘ons’ festival afgesloten met een dwarsfluitende Ghanees, voorlezende vagende mannen en een waanzinnige act van een jongen die met een elektrische handschoen muziek uit zijn laptop tovert en een meisje die zomaar ineens een van de beste stemmen blijkt te hebben die ik ooit gehoord heb! Er is meer wijn, er is meer gepraat op straat, er wordt gelachen, iedereen is mijn vriend en er is zelfs pasta zonder bestek. Een meisje en ik besluiten ferm tot een ‘Pijp’-editie en we zeggen wel vijf keer ‘We gaan het echt doen, he’, tegen elkaar. Het wordt dan het ‘Ce n’est pas un pipe -festival’ of zij krijgt haar zin met ‘Pijpen voor een tientje’ (da’s de entreeprijs van dit goddelijke festival). Dikke kans dat we er morgen weer anders over denken. Maar morgen is morgen en vandaag is het feest.

Het wordt langzaam schemerig, de wijn is op, de eerste mensen rukken zich los uit deze roes. Als ik wegfiets, met de zwoele pinksterwind door mijn haren, kan ik alleen maar ongelofelijk blij zijn met deze ultieme intieme festivalervaring. Een tamelijk zeldzame combinatie van leuke mensen, fijne klanken, alcohol, warmte van de zon en druiven. Ik geloof even een jaartje geen Pinkpop voor mij!

http://wijsjesuithetoosten.blogspot.com/

dinsdag 18 mei 2010

Boosnië



Dit wordt geen grappig stukje. Het kan niet altijd feest zijn.

Ik was een kleine week in Bosnië. Wat een mooi land. Vanuit de bus zag ik prachtige heuvels, frisse groene weiden, paarden, boerenhuizen en moskeeën. Alles en iedereen zag er vredig uit. Maar schijn kan bedriegen. De mensen zijn er helemaal niet vredig; de meesten zijn nog steeds boos, verdrietig of allebei.

Boos omdat ‘de ander’ vijftien jaar geleden de vrede ruw kwam verstoren in een oorlog die nergens over ging. Een oorlog over vermeende verschillen, die na de oorlog pas echte verschillen zijn geworden, al was het alleen maar om te suggereren dat die oorlog echt wel ergens over ging. Na het vloeien van al dat bloed lijkt het, ook naar de slachtoffers, vreemd om de reden voor het ontstaan van de oorlog te bagatelliseren, dus trekt men zich terug in zijn eigen wereld.
Een wereld voor de Serviërs, een wereld voor de Kroaten en een wereld voor de Moslims.

De Bosnische jongeren die deel uitmaken van ons gezelschap waren pas twee of drie jaar toen de oorlog begon. Hun eigen herinneringen moeten vaag zijn, maar hun verhalen klinken alsof het gisteren was dat de oorlog begon. Ze zijn ermee opgegroeid, met deze verhalen, en hun levens zijn er voor een deel door bepaald. Ontbrekende ouders, gevluchte familieleden, gestolen huizen of slecht onderwijs; het heeft hen mede gevormd.

In Sebrenica zien we de lege fabriekshal waar de moslims schuilhielden op de Nederlandse UN-basis, voordat hen werd verzocht het terrein te verlaten en de mannen van de vrouwen werden gescheiden. Ook horen we hoe er nog steeds gezocht wordt naar de botten van de slachtoffers in de massagraven; door de ‘vijand’ nog eens even flink door elkaar gehusseld, waardoor soms een hoofd, een been of een arm van dezelfde persoon in drie verschillende graven wordt teruggevonden.
In Sarajevo proberen we ons voor te stellen hoe je tijdens de belegering moest oversteken op de ‘sniper-alley’, waar er met scherp geschoten werd op alles wat bewoog vanuit de bergen. Het is zaak, weten we nu, nooit als derde persoon over te steken, want de eerste wordt gezien, bij de tweede wordt aangelegd en de derde is raak. In Mostar zien we hoe de oude brug, symbolisch voor de verdeelde stad, is hersteld. Toch willen de meeste Kroaten van de ene kant en de moslims van de andere helemaal niet over de brug komen. Toeristen vormen er het voornaamste verkeer.

Ondanks al deze informatie blijft het voor ons, niet-Bosniërs, moeilijk om je echt een voorstelling te kunnen maken van een oorlogssituatie. Van hoe dat ruikt en voelt en proeft.

Op weg naar huis moet ik overstappen op de luchthaven van München. Vanwege de krappe overstaptijd worden ik en een aantal andere passagiers met een busje naar de veiligheidscontrole gereden. De man achter het stuur snauwt ons toe dat we hem moeten volgen, dat we onze mond moeten houden en dat we niet mogen SMS-en, terwijl hij praat. Ik ben vergeten te plassen, doe het bijna in mijn broek, maar ik mag van hem niet naar de WC. De beveiligingsbeambten halen ondertussen mijn hele koffer open en gooien alles dat zij categoriseren als vloeibaar (die regels zijn nogal vloeibaar) eruit. Van schrik vergeet ik bijna mijn jas en mijn riem mee te nemen. Ik zie nog net achter een hek mijn reisgenoten verdwijnen; er is geen gelegenheid om afscheid van ze te nemen, dus we zwaaien naar elkaar vanuit de verte. Wij worden, onder luide bevelen, snel weer het busje in gejaagd die met gierende banden over het vliegveld rijdt. De begeleider levert ons, met een overduidelijk plezier in zijn zogenaamde macht, tenslotte af bij het volgende vliegtuig.

Op de trap kijkt mijn Canadese medepassagier, die ik vanaf Sarajevo heb afgeleid van haar vliegangst, mij veelbetekenend aan. ‘This felt like being in a war-zone’, zeg ik. ‘Yes’, zegt zij ‘it’s an appropriate way to finish your program’.

woensdag 28 april 2010

De Opgieter


Mijn gehele weekend stond in het teken van gezond leven. Of moderner; ik was nogal in de weer met ‘wellness’.

Op zaterdag deed S. een cursus ‘eetbare planten’, waarbij haar door een moderne kruidenvrouw precies werd verteld welke blaadjes uit de tuin je wel en niet kunt eten. Blijkt toch dat je bijna je hele tuin kunt opeten! Ongelofelijk. Ik was mee om mij over het kind te ontfermen en mocht, als dank, meelunchen. Vooraf een wild kruidensoepje zonder zout (oei, wat miste ik het zout), een quiche met vergeten groenten (ze waren de groenten helemaal niet vergeten!) en als toetje een soort zuurdesem muffin zonder zoet (oei, wat miste ik het zoet). Na een dergelijk maal ben je je in elk geval weer bewust van je eigen verslavingsgraad. Afkicken dus van zoet en zout en hopen dat je ooit nog eens, bij het proeven van een zuurdesem muffin uitroept: ‘Ai, wat zoet, het glazuur springt van mijn tanden!’

’s Middags keken we ineens met hele andere ogen naar al die mooie paardenbloemen in de wei en al snel vermaalde ik de eerste bloem tussen m’n tanden. Lekker hoor, vooral die gele blaadjes, de knop lieten we zitten. Pinksterbloemen lieten we ook even staan, want die had S. nog niet gehad in de cursus. Wel demonstreerde ze vol trots hoe ze een brandnetel durfde te pakken, op te rollen en op te eten (truc: snel pakken en niet ‘erlangs aaien’, want dan gaat het juist fout). Echt puik spul, schijnt, die brandnetels. Je kunt er soep van koken en truien van breien. S. overweegt er een speciaal hoekje voor te reserveren in de tuin. Toen kleine Z., totaal geïnspireerd door mama, ook een brandnetel wilde pakken, ging het blijkbaar toch net iets te langzaam, waardoor we wel weer meteen op zoek konden naar een Hondsdrafje om over de zere plek te wrijven.

Zondag was het de beurt aan de uitwendige mens. Ik had met vriendin M. en vriendin W. afgesproken bij de Veluwse Bron; een mega saunacomplex op de Veluwe. In knusse badjassen gehesen betraden wij de ligweide. Eigenlijk was het veel te mooi weer voor een badjas, dus kreeg de sauna al snel de sfeer van de bloten billen camping. Hangend in de stoelen bekeken we de mogelijkheden: Hamam, Hydromassage, Scrubtempel, Gletsjergrot, Wildobservatiesauna, Pakistaanse Zoutsteenmijn, Royaal bruisbad, tropisch strand, neveldouche en zelfs een Goed Gespreksauna…. (Ik verzin dit niet, zou Sylvia W. zeggen). Je zou weer bijna gestrest raken van alle opties, maar dat is natuurlijk helemaal niet wellness.

We kozen dus maar gewoon voor het enige waar een lange rij voor stond; de Opgietsauna. Ieder uur waren er opgietsessies met klinkende namen en speciale geuren. Uitgangspunt van dit, oorspronkelijk Finse, concept is dat mensen bil aan bil in de sauna gaan zitten en dat een of twee ‘Opgieters’ water met een geurtje over de kooltjes gieten. Vervolgens verspreiden zij de hete lucht door middel van sierlijke, doch krachtige bewegingen van een handdoek over de mensen.
Ik was onmiddellijk gefascineerd door de Opgieters; in ons geval twee heren in geblokt lendendoekje, gecombineerd met een sportpolo met bedrijfsnaam. Ik dacht; dit is dus een nieuw beroep! Waar oude beroepen als smid en kruidenier verdwijnen, komen er, dankzij wellness, weer andere voor in de plaats! Ik staarde gebiologeerd naar de Opgieter, wat grof gebouwd, die tijdens zijn ‘dans’ met de handdoek, op de psychedelische klanken van Pink Floyd, helemaal leek op te gaan in zijn rol als ceremoniemeester. Het publiek kreeg van die handdoek steeds een hete ‘veeg uit de pan’, die met instemmende klanken werd ontvangen. De Opgieters hielden in alle hitte gewoon stoer hun polo-shirtjes aan en namen dankbaar het luide applaus na afloop in ontvangst. Het kreeg ineens iets van een leeuwentemmers-act in een circus; de zweepjes vervangen door een handdoek en het aangekleede publiek vervangen door naakte mensen. Voor de liefhebbers was er daarna ruimte voor een sprong in het koude meer. De Opgieters sprongen, zonder poloshirt, als eerste kwiek het water in, terwijl ik vanaf het strandje bewonderend toekeek.

Ik hoop dat ze beroepskeuzetesten aanpassen aan de ontwikkelingen in de maatschappij. Ik pleit ervoor dat de ‘Opgieter’ terstond wordt toegevoegd aan de lijst van mogelijke beroepen. Het lijkt me namelijk een prachtvak.

dinsdag 20 april 2010

Specht


Kleine Z. wordt iedere morgen wakker van het keiharde getik van een specht. En dat midden in de stad! Zou het soms een stads-specht wezen? Hij heeft zich keurig aangepast aan de omstandigheden en is, net zoals bij mensen, een tikje (of tokje?) luidruchtiger dan zijn provinciale variant. Deze specht hamert namelijk niet meer op een boom (hopeloos ouderwets), maar op een Pvc-buis, zodat zijn tok schalt over het gehele WG terrein. Niets vermoedende passanten kijken steeds onderzoekend in het rond als ze het typerende geluid horen; is dat nou een specht? De specht verschuilt zich ondertussen gierend van het lachen achter zijn Pvc-buis; echt kicken, die echo hier tussen die huizenblokken!

Ondanks het feit dat er spechten in de stad blijken te wonen, willen S. en ik toch een weekendje de stad uit. Er is tenslotte nog meer natuur te beleven! Ons reisdoel is Herberg Het Volle Leven in Appelscha. Al zeven jaar lukt het ons niet om daar eens te belanden, maar nu lijkt het zowaar toch een keer te gaan gebeuren. We fietsen vanuit Meppel naar Appelscha en genieten van het wonderschone landschap en de stilte onderweg. Dromerige schapen in heideachtige landschappen en aangeharkte tuintjes rond veel te grote en mooie boerderijen. Wat een weldadige rust heerst hier op een lome vrijdagmiddag! Weer eens wat anders dan in het weekend ‘lekker erop uit te gaan’ om dan vervolgens de gehele Randstad tegen te komen tijdens een NS-dagtocht!

Bij de herberg genieten we moe en voldaan van een glaasje in de laatste zon. Het is echt anders zo, zonder kind erbij. Veel meer aandacht voor elkaar, veel meer rust. Die is echter van korte duur. Tijdens het diner in de herberg staat ons tafeltje voor twee naast de grote familietafel, waar vier kleine kinderen om het hardst om aandacht brullen. “Marjo, toe nou, nog een laatste hapje…..” “Olivier, kom eens even bij mamma”. De herberg lijkt gevuld met kinderstemmen en ook de andere Grote Mensen tafels zijn er een beetje stil van. Misschien waren er meer mensen die een avondje ‘zonder’ hadden gepland? We negeren de kleuters in pyjama op de gang als we onze kamer opzoeken. We negeren de opgewonden kinderstemmetjes aan de andere kant van de muur als we in bed gaan liggen. Onze nederige wens is een lange nacht slaap in de stilte van de Drentse nacht. Laat ons voor een keer niet te vroeg gewekt worden door een kind…

Tok, tok, tok! Het is een specht die ons veel te vroeg wekt. Weliswaar eentje die nog ambachtelijk met hout werkt, maar ook door het in alle haast aangebrachte hoofdkussen op je oor, kun je hem nog best goed horen.

Uitslapen, kinderloos, spechtloos; het is allemaal ijdele hoop dit weekend. Maar goed, Drentse kinderen en Drentse spechten klinken toch echt heel anders dan we thuis gewend zijn. Morgen gaan we weer opgeladen terug naar het Amsterdamse grut dat praat met een 'Kinderen Voor Kinderen-accent' en onze Pvc-specht.

zondag 11 april 2010

Tweede leven



Ineens vind ik dat ie eruit moet: mijn bank. Nog maar een paar jaar geleden aangeschaft na een verschrikkelijke zoektocht langs alle bankzaken van Nederland en nu al niet meer toereikend bevonden. Hij hangt wel lekker, maar hij zit niet zo en je kunt er al helemaal niet prettig op converseren met twee mensen. Niet dat ik dat ooit doe, maar het moet natuurlijk wel kunnen! Het is een soort sofa, zo een waar je ellenlange Freudiaanse monologen op kunt liggen voeren, maar dat wordt toch niet meer vergoed, dus weg met die bank!

Ik begin weer opnieuw aan een verschrikkelijke zoektocht langs alle bankzaken van Nederland. Ik sleep mezelf winkel voor winkel door Villa Arena, waar ik duizelig van de prijzen, de modellen en de naargeestige sfeer mij nog net, met de nodige mueslirepen tegen de onvermijdelijke suikerdips, heen weet te slaan. Ik vind het ook altijd zo zielig dat er nog mensen zijn die in dat soort winkels moeten werken. Hopelijk zijn ze gek op Facebooken, Sudoku of zich ontiegelijk vervelen, want klanten zijn er verder niet.

Op de Rozengracht stap ik nietsvermoedend een bankzaak binnen en vlij neder op een niet al te beroerd ogend bankje. Als ik het prijskaartje omdraai, blijkt er toch echt € 9.000 te staan, waarna ik, vriendelijke knikkend het pand weer snel verlaat. Zo zit ik, op mijn sokken om het loungegedeelte niet te besmeuren, op diverse canapeetjes door de hele stad. En ik word maar niet verliefd. Uiteindelijk slaat de vonk toch over in Zaandam; altijd al een stad die ik met romantiek associeer. Ik heb haar meteen gespot in de grote hal van Loods 5: ze is bruin en breed, heel meegaand, je kunt heerlijk op haar liggen en ze is ook nog eens in de aanbieding.

Mijn nieuwe liefde zal over twee weken bij mij thuis worden afgeleverd. In de tussentijd poog ik mij te ontdoen van mijn oude bank. Dat blijkt nog geen sinecure. Ik schrijf voor Marktplaats wervende teksten, maak zonnige foto’s en bel drie keer de advertentie ‘omhoog’, maar ik raak haar aan de straatstenen niet kwijt. Het enige bod dat er is, wordt stilletjes ingetrokken. De volgende fase lijkt mij de kringloopwinkel, maar die doen geen zaken in De Pijp of ze hebben een wachtlijst van tien dagen. Bovendien doen ze niet aan takelen. Voor alle mensen op 3 hoog, die niet 24-uur een takelploeg klaar hebben staan, toch een behoorlijke hindernis.

Op de dag van bezorging gaat dus de nieuwe erin en de oude er gelijk uit. Op deze zomerse dag kijken alle mensen op de terrassen in mijn straat hoopvol toe of ze misschien nog getuige mogen zijn van een fijn takelongeluk; iets met een geplette hond of een kapotte etalage, maar alles loopt gesmeerd. De buurvrouw van de winkel maakt speciaal een bord met ‘Gratis, meenemen aub’ en ik spreek actief voorbijgangers aan of ze mijn bank willen hebben. Niemand wil. De volgende fase is bij het grofvuil. Ik loop die avond nog vijf keer naar buiten, hopend op een kraker met een bakfiets die altijd al op zoek was naar een ‘zonnig gouden sofa’.

Als het zachtjes begint te regenen zijn eerst de kussens weg en daarna het onderstel. Godzijdank. Krijgt mijn oude bank toch nog een welverdiend tweede leven. Doodmoe van alle recyclepogingen nestel ik mij tevreden op mijn nieuwe bank.

zondag 28 maart 2010

De Band


Lang geleden, nog maar drieëntwintig lentes oud, zong ik in een heuse band. Ik was ‘ontdekt’ tijdens het verkopen van biologische croissantjes, mijn bijbaantje van toen.

Altijd als ik met A. werkte in de bakkerij dan duurde het niet lang of we speelden opera-taferelen na vanachter de broodmachine, waarbij we nep-aria’s galmden door de betegelde ruimte. De klanten bleven schichtig staan voor het stoepje van de bakkerij en besloten ons meestal maar niet te storen. Dat vonden wij helemaal niet erg. Van al die klanten werd je koffie verkeerd toch steeds zo vervelend lauw en we zaten inderdaad net midden in een scène.

A. vertelde haar vriendje S. dat ik zo verdienstelijk kon galmen en zo kwam het dat S. mij vroeg om te komen zingen in zijn band.

Het was een echte band, bestaande uit vijf ‘oudere’ mannen. Misschien waren ze wel 35 jaar oud! Elke maandagavond reden we achter elkaar aan in auto’s van Amsterdam-Oost naar een obscure oefenruimte ergens op een oud industrieterrein in de buurt van Halfweg. Er hing een groot slot op de deur en als dat eenmaal open ging konden we ons heiligdom betreden. Een gammel drumstel op een goor tapijt. In mijn herinnering was het er altijd 5 graden; ook in de zomer. De ‘jongens’ dronken bier en voelden niets van de kou; ik droeg in die tijd gelukkig standaard een thermo-jasje uit het leger en dronk te koud water uit een meegebracht plastic flesje. Toen ik later nog wel eens oefenruimtes betrad waar het wel gewoon 20 graden was, begreep ik met terugwerkende kracht waarom ik blij had moeten zijn met die 5 graden. De geur die heren rokend, zuipend en zwetend weten te produceren in een kleine ruimte zonder ramen met een normale temperatuur doet je spontaan terugverlangen naar een betonnen oefenschuur in Halfweg.

Elke maandag reed ik met S. mee. Hij schreef de teksten en was, samen met F., de drijvende kracht achter de band. Als ik voorzichtig opperde dat ik eigenlijk niet wist wat ik zong als ik bijvoorbeeld ‘shoestring pavement’ zong, praatte hij zorgvuldig op me in dat er niet zoveel toe deed en dat het in elk geval klonk alsof ik het dondersgoed begreep.

De jongens wilden wel beroemd worden. We hadden al een handelsmerk, de ‘twin solo’ van twee gitaren en we vergaderden avonden lang over een bandnaam, de kleur van de hoes van onze eerste CD en de sfeer die deze moest uitstralen. Dit alles voordat we ook maar een voet op een podium hadden gezet. Toen dat dan uiteindelijk toch dreigde te gebeuren had ik ineens een burn-out, ging gitarist T. naar Costa Rica en ging drummer W. trouwen en verhuizen. Weg beroemde band.

Ik was wel verbaasd toen S. laatst belde. Voor een bandreünie. Daar zaten we dan, met z’n allen rond de tafel, vijftien jaar na dato, en iedereen dacht dat het zijn/haar schuld was dat de band ermee was opgehouden. Alleen F. had niemand kunnen opsporen, want niemand had die vijf jaar de moeite genomen naar zijn achternaam te vragen. Door de peperdure boxen van S. klonken de opgepimpte geluiden van de demo die we ooit maakten. Bij de twin solo keken de gitaristen elkaar nog steeds glimmend aan en bij de keyboard solo verzuchtte de toetsenist dat dit nu toch wel afgrijselijk ‘eighties’ klonk. Hij speelde nog uitsluitend piano.

Allemaal kregen we een CD van de band mee naar huis, met een hoes die de sfeer moet uitstralen van onze muziek. Soms duurt het concrete resultaat van eindeloos vergaderen gewoon een beetje langer.

http://www.writersday.nl/songs.html

zaterdag 20 maart 2010

Lente


Het is lente, dus ik dacht, ik ga eens kijken of er nog gecruised wordt op de Oeverlanden*.

Daar fiets ik dan, mij verlustigend aan de warme wind na al die kou van de afgelopen maanden. De natuur ziet er nog een beetje pips uit, onzeker of het zonder gevaar op sneeuwbuien, haar lentejurk mag showen.

En daar heb je dan de eerste man ‘in het wild’. Ik zit meteen rechtop op mijn fiets, want dit mannelijke ‘paringsritueel-zonder-mogelijkheden-tot-voortplanting’ boeit mij uitermate. Meer dan het foerageergedrag van de Eidereend of de territoriale driften van de Woelmuis.

De mannen in kwestie lopen zo nonchalant mogelijk te dralen op de paadjes tussen de struiken in. Ze dragen camouflagekleuren, maar soms ook brutaal een knalrode jas op klaarlichte dag, zoals ik nu kan constateren. Zou daar ook een code achter zitten?

Daar, ergens achter een boom, onttrokken aan het oog van nieuwsgierige passanten als ik, moeten zich het ritueel voltrekken. Hoe zal het gaan? Hoe gaat zoiets in zijn werk? Als je bij wijze van spreke dat knalrode jack recht op je af ziet komen, kun je dan nog snel een zijpad inschieten? Bij chat-roulette heb je daar een handige 'next'-knop voor.
Zeg je eerst iets neutraals over het weer of ‘u ook een goeiemiddag!’ of wordt er niet gepraat, maar vooral veel en mysterieus in de ogen gekeken? En wat als de ene man het wel ziet zitten, maar de andere meneer nog niet dood gevonden zou willen worden met deze viespeuk? Misschien dat sommige mannen om deze reden liever ’s nachts gaan. Dan weet je het tenminste niet, dat van dat rode jack.

En als je dan besloten hebt elkaar toch wel te willen, hoe communiceer je dan vervolgens over hoe je het hebben wilt? Blij, blij, blij, van voren, van achteren, maar niet opzij? Wij mensen beschikken helaas niet over subtiele signalen als een druppel links of rechts van onze snavels laten glijden. Werken zakdoeken en oorringetjes nog steeds als symbolen voor iemands voorkeuren of zijn er weer hele nieuwe in omloop? Tekens met de hand? Of herkent iedereen in het ‘circuit’ onmiddellijk elkaars profiel?

Het zal weer de antropoloog in mij zijn die zo nieuwsgierig is naar de taal en de codes van deze stam. En zich bezighoudt met vragen als: ‘zou er nog een beetje gelachen worden, daar in die bosjes van de Oeverlanden?’ Het ziet er namelijk best serieus uit, dat gesluip door de natuur. Toch weer een beetje mannen op oorlogspad; maar in plaats van elkaar doodschieten, elkaar gewoon eens flink verwennen. Misschien toch ook wel een idee voor aan het echte front. Make love, not war. Moeten ze toch nog wat boompjes aanplanten in die Afghaanse woestijn.

*De Oeverlanden is een van de weinige natuurgebieden rond Amsterdam, naast het Nieuwe Meer. Het staat bij homo’s ook wel bekend als ‘cruise’-plek; een plek om seks te hebben in de vrije natuur.

vrijdag 26 februari 2010

Dineren in het donker


Mijn vriendinnen en ik trakteren elkaar op ‘uitjes’ als we jarig zijn. Geen eetbare uitjes, maar uitjes om te doen. Dit alles vanuit de gedachte dat al onze materiële wensen al zijn vervuld. Wat zij niet weten is dat ik elk jaar rond september begin met het samenstellen van mijn verlanglijst, die rond december toch zeker twee A4tjes beslaat. Maar mijn vriendinnen vragen nooit naar die lijst, dus heb ik, ruim twee maanden na mijn verjaardag, mijn jaarlijkse verjaardagsuitje.

Vriendin A. heeft al uit de school geklapt omtrent de invulling van de avond. Vanuit het idee dat het leuk en leerzaam is om je eens in te leven in de visueel beperkte medemens gaan we eten in het donker! Lichtelijk nerveus betreden wij de serre van het restaurant, waar godzijdank het licht nog brandt. Een alleraardigste jongeman schenkt ons eerst een glaasje in, informeert of wij bepaalde dingen niet eten (zo vernemen wij dat de walnootallergie van vriendin R. nu toch echt over zijn hoogtepunt heen is) en bevestigt vervolgens dat het in het restaurant straks pikkie, pikkiedonker zal zijn. Allemaal moeten we ineens nodig plassen; nu kan het namelijk nog zonder hulp! Het zwarte toiletpapier moet ons enigszins voorbereiden op wat komen gaat.

Dan is het zover. We kunnen er niet meer omheen. Ober Jeroen, zelf voor 90% blind, staat ons op te wachten om ons naar onze tafel te brengen. ‘Leg jullie handen maar op de schouders van degene die voor je staat’, zegt ie bemoedigend en in een vrolijke polonaise verdwijnen we door het gordijn in een zwart gat. Het is bepaald geen originele gedachte, maar ik denk gedesoriënteerd: wat is het hier donker! Onze polonaise stopt en Ober Jeroen roept elk van ons bij naam, begeleid onze handen naar de rugleuning van een stoel en wacht tot iedereen erin geslaagd is te gaan zitten. Even voelen. O, ik blijk naast vriendin A. te zitten en tegenover mij hoor ik onmiskenbaar de stem van vriendin R.
Vriendin W. piept vanuit de hoek dat ze vergeten was dat ze eigenlijk een beetje bang is in het donker. Het is dus nu een kwestie van afleiden. Gelukkig, daar komt het voorgerecht.

Er is ons niet verteld wat we precies te eten zullen krijgen. Wel heb ik in een vlaag van overmoed vis besteld. Bestek blijkt niet te werken in het donker, dus vindt mijn hand op het bord onduidelijke stukken rauwe vis. Ik kan niet thuisbrengen wat ik eet. Vriendin A. is helemaal op haar gemak in de duisternis. Ze zegt steeds dingen als: ‘ik zit lekker met mijn ogen dicht' of 'ik eet lekker met mijn handen’ en ‘je kunt nu ook stiekem….’en dan volgt er telkens weer een nieuw stout idee, zoals bijvoorbeeld je middelvinger opsteken. Vriendin A. is namelijk nogal op dergelijke vrijheden gesteld. Vriendin W. is gelukkig ook op haar gemak en goed afgeleid door haar gevulde paprika. Als je even niet deelneemt aan het gesprek, zak je weg in je eigen wereld, heerlijk onderuitgezakt en knikkebollend. Uit de geluiden om ons heen maken we op dat het een goed gevulde avond is in het restaurant; we horen gelach, soms vallend bestek, maar geen idee hoe het er hier uit zou zien als iemand per ongeluk tegen het lichtknopje zou stoten.

Als mijn vriendinnen tijdens het toetje lyrisch uitwijden over de heerlijke cake begrijp ik niet waar ze het over hebben. Totdat ik mijn wijnglas zoek en prompt achter mijn bord op het tafelkleed mijn cake met slagroom terugvind! Verheugd begin ik te happen. Als Ober Jeroen nog een glas komt brengen en ik uiteindelijk zijn arm vind, omklem ik deze met mijn slagroomvingers. Hij geeft geen krimp. Als vriendin R. zich namens mij hiervoor excuseert moet hij lachen en vertelt dat hij drie keer per avond in de keuken zijn armen desinfecteert. Ober Jeroen is wel wat gewend.
Wij zijn inmiddels zo vertrouwd met de duisternis dat we ook de koffieronde in het donker willen, waarop Jeroen zich toch genoodzaakt ziet om strengere orders uit te delen. ‘Handen van tafel! Chris, ik zet de cappuccino NU voor je neer’.

Onze polonaise zet zich weer in beweging en onze ogen moeten wennen aan het licht. Saai hoor; als je alles weer kunt zien. We fantaseren nog een tijdje hoe je hier een ‘blind date’ kunt hebben, met je stiekem-leuke-collega kunt voetje vrijen tijdens een bedrijfsuitje of het uit kunt maken met je partner zonder deze recht in de ogen te hoeven kijken.

Dit uitje is ons prima bevallen. Met vele toepassingsmogelijkheden een echte aanrader. Daar kun je blind op vertrouwen.

woensdag 17 februari 2010

Kijkbuis


Nu in mijn LAT-relatie het accent de laatste tijd meer op de A dan op de T ligt, ben ik ineens vaker thuis. Ik kom vaker in de Dirk, kook vaker (soms per ongeluk opvallend lekker), lees vaker de krant en…..kijk meer naar de TV.
Deze uitvinding voor de zich vervelende mens blijkt soms toch ook ineens mijn beste vriend(in?).

Maar ik kijk wel selectief, hè. De grootste bagger komt mijn huiskamer echt niet in. Hoewel… ik heb laatst wel een hele uitzending van ‘71 Graden noord’ gezien. Voor al mijn culture vrienden die alleen maar slechte weblogs lezen en geen slechte TV kijken: dat is een programma waarbij tien Bekende Nederlanders en Vlamingen strijden om de overwinning in de koude sneeuw van de Noordkaap. Ik bleef maar kijken, met als belangrijkste vraag: ‘zou ik het hebben volgehouden?’ Zo warm en knus op mijn bank onder mijn fleece dekentje meen ik dan toch echt van wel, terwijl mijn laatste ervaringen op mijn toerski-tocht toch een andere richting op wijzen. De beste stuurlui zitten op de bank. En dan dat elkaar wegstemmen aan het eind van het programma! Heel Nederland is dat na Big Brother normaal gaan vinden, maar het blijft natuurlijk bespottelijk.

Waar ik wel wat mee kan zijn de dames van Toren C. Vooral voor mij, werkend in een vier verdiepingen hoog kantoorgebouw, leveren de absurde scènes vaak een goede mix van herkenbaarheid en overdrijving op, waar je de volgende kantoordag weer goed mee door komt. Het kantoorleven is namelijk ook absurd, alleen niemand die het toe wil geven! Er zitten wel iets te veel sex-grappen in. Dat vind ik weinig realistisch, want ik merk er nooit wat van dat 30% van de Nederlandse bevolking HET wel eens heeft gedaan op het werk. En dat is uit betrouwbare bron, namelijk uit de Metro (ja, ik lees tegenwoordig wat vaker de krant…). Vooral de scènes met de beveiligingsbeamtes die moeiteloos switchen van een mannen- naar een vrouwenrol en andersom vind ik, als voorstander van het genderbenden, toch erg vermakelijk. Je moet er wel een beetje melig voor zijn, voor Toren C.

En er was weer eens een serie waar je voor thuis blijft. Of snel thuis wil komen, merkte ik vorige week toen ik mij, geheel tegen mijn principes in, door een man in een auto liet thuisbrengen. Het was eigenlijk tegen drie principes in: ik laat me niet graag thuisbrengen, niet door een man en niet door een auto. Wel was ik dus mooi om 20.10 uur thuis om vijf minuten later deel zes van de serie ‘Annie M.G.’ te kunnen zien. Met name door het spel van Annemarie Prins, in de rol van de ‘oude’ Annie, vond ik het een fantastische, kleurrijke, overvolle en toch ook intieme serie. Ik heb dan ook zeer gepast mijn tranen de vrije loop gelaten toen ‘onze’ Annie in de laatste aflevering dan toch iets te veel pilletjes door haar yoghurt prakte. Helemaal passend ook bij alle recente aandacht voor hulp bij zelfdoding voor ouderen (ja, ik lees tegenwoordig wat vaker de krant…). Hoewel de serie nog zo had geprobeerd om te laten zien dat ‘onze’ Annie helemaal niet zo’n schatje was, vond ik haar in al haar grilligheid alleen nog maar echter en stoerder worden. Het schijnt dat de regisseuse van de serie niet eens de biografie heeft gelezen waarop de serie gebaseerd is (ja, ik lees tegenwoordig wat vaker de krant…), maar los van de feiten, leverde het mooie en met aandacht gemaakte televisie op.

Sinds ‘Coldfeet’ had ik niet meer dat gezellige zondagavond serie-gevoel. Die fijne kijkbuis-knusheid. Ik verlang nog helemaal niet naar de zomer. Van mij mag het om vijf uur wel weer donker worden. Mijn fleece- dekentje en ik lusten nog wel een schaatswedstrijd of liever nog een goede serie.

donderdag 4 februari 2010

In der Schweiz




Op weg naar de bruiloft van P. & W. in Zwitserland gaat het op de Amsterdamse ring al mis. Reisgenoot M. blijkt zijn bruiloftspak thuis te hebben laten liggen! We zijn dan al helemaal aan de andere kant van de ring om onze bijrijder M. op te halen. Als we alle spullen hebben ingeladen van onze bijrijder in Oost, zit ons kleine autootje propvol. Alles past er NET in. Denk ik. Niet dus. Als ik de achterklep dicht doe, breekt mijn geleende skistok. Reisgenoot M. springt ondertussen nerveus rond de auto. Hij wil toch wel graag terug naar huis om zijn pak op te halen. Heeft hij toch niet voor niets vanochtend om 05.30 uur staan strijken.

‘Raststättes’ zijn leuke dingen. We maken er een sport van om de meest ‘foute’ te vinden. Toch belanden we steeds weer in een net iets te moderne om fout te zijn en een net iets te ouderwetse om echt leuk te zijn. Van andere Nederlandse bruiloftgangers op dezelfde snelweg krijgen we ondertussen SMSjes dat zij al wel in een goed foute Raststätte op een originele Bockwurst aan het knagen zijn. Reisgenoot M. krijg je niet klein. Hij heeft een nieuwe slogan. Minstens een keer per tien minuten roept ie: ‘Riesen Vette ScheiBe!’. Bij de Tankstelle kopen we bijna een sticker met twee billen en een wolkje met daardoorheen een groot rood kruis; hier geen scheten laten! Hersenen hebben ook wel eens behoefte aan vakantie.

‘Frau Becker’, die normaal de navigatie verzorgt, is blijkbaar ook even met vakantie. Ze brengt geen woord uit. Bijrijder M. heeft gelukkig thuis op google maps onze reis op de computer al gemaakt. Vier handgeschreven kantjes routebeschrijving heeft ze op haar schoot. Vindt ze leuk. Zij weet, ook in het donker, feilloos of we door bosgebied rijden of wellicht langs een meer. Ondanks haar nachtblindheid en haar AbFab-zonnebril lootst ze ons veilig naar het chalet waar we het bruiloftsweekend zullen doorbrengen.

Het weekend verloopt zonder noemenswaardige problemen. De Nederlanders leren kaasfonduen van de Zwitsers, de ceremoniemeester loopt chronisch te klingen met een grote koe-bel teneinde weer een volgende huishoudelijke mededeling in vier talen te doen, het bruidspaar zegt gewoon ‘ja’ en de bruid zingt zelfs nog een lied voor de bruidegom. Er zijn heuse alpenhoorns, tweestemmig gezang en de boxen voor het discofeest zijn te klein voor een discofeest. Iedereen is lief, iedereen blijft lekker slapen en iedereen snurkt gewoon door het babygehuil heen. Het arme bruiloftspaar slaapt in een stapelbed.

Aan het einde van het weekend helpt de bruidegom zelf met het omdoen van de sneeuwkettingen. Iedereen moet weer naar Nederland en daartoe eerst nog met de auto een steile heuvel op. Reisgenoot M. en ik hebben nog een paar dagen in een skigebied tegoed: ‘Riesen Vette ScheiBe!’.

Ons nieuwe skidorp blijkt helemaal sjiek met ski-jassen van 1000 euro in de etalages. Reisgenoot M. snowboart anders gewoon in zijn ecologische hennepjasje en zijn Zeeman skibroek. Ook ik heb als tegenreactie mijn jaren ’80 skischoenen van huis meegenomen. Nog voor ik een voet op de piste heb gezet, nota bene in de winkel waar we ski’s huren, breekt mijn skischoen op het trapje helemaal doormidden. Het uiterst coole personeel in de winkel kijkt me aan met een meewarige blik van ‘als we het niet dachten’ en kunnen gelijk weer een paar supersonische skischoenen aan me verhuren.

Het sneeuwt en sneeuwt. We zien niks op de piste. Ook niet door onze dubbelbeglaasde, ademende en met bolle lens uitgevoerde brillen. We vallen en vloeken. Want vloeken is een mensenrecht, vindt M. In de skilift luister ik gesprekken af van Nederlanders die niet weten dat ik ook een Nederlander ben.

In ons huisje draaien we dansplaatjes, zitten in bad en oefenen met kaasfonduen. We laten ons langzaam insneeuwen, totdat het tijd is om nu toch echt te vertrekken. We graven onszelf uit en verlaten op winterbanden in de sneeuw stilletjes de Alpen. Riesen Vette ScheiBe.

woensdag 13 januari 2010

Ingewikkeld



Is het leven ingewikkeld of maak ik het ingewikkeld? Ik geloof dat het allebei waar is. Ik doe moeilijk, maar het is soms ook allemaal niet zo makkelijk.
Een voorbeeld.

Na een maandenlang afwegingsproces besluit ik uiteindelijk toch tot aanschaf van een Nespresso koffieapparaat. Ik zal jullie de details van het afwegingsproces besparen, maar terugkerende begrippen in mijn geïnternaliseerde ‘ja’-kamp zijn: lekkere koffie, mooi apparaatje, makkelijk en snel. Veel gehoord in mijn ‘nee’-kamp zijn: dure koffie, weer een apparaat en milieuonvriendelijk. Aangezien dat laatste punt zwaarwegend is, onderzoek ik de mogelijkheden. Als blijkt dat de cupjes goed te recyclen zijn, ga ik voor de bijl. Ik fiets snel, voordat mijn ‘nee’-kamp weer van zich doet spreken, naar de Nespressowinkel, waar je zo vriendelijk wordt geholpen, dat het weer bijna verdacht wordt.

Als kersvers lid van de ‘Nespresso-club’, in het bezit van een leren labeltje waarop al mijn persoonlijke koffievoorkeuren in de toekomst zullen worden opgeslagen (‘Nee, mevrouw Groot, ons systeem zegt dat u helemaal niet van Abrikozenkoffie houdt!’), fiets ik met de glanzende verpakking door de glibberige sneeuw naar huis.
Als ik alles met gepaste eerbied heb uitgepakt zet ik vol trots mijn eerste cappuccino, met een laag schuimige melk, waar je inderdaad je lepeltje bovenop kan leggen, zonder dat het erin valt. Hebben ze daar in elk geval niet over gelogen!

Na de koffie ga ik een documentaire zien in Crea. De film heet ‘Iron Crows’ en gaat over mannen in Bangladesh die grote schepen ‘ontmantelen’. Met een lasapparaat lassen ze de schepen in stukken en tot op de laatste schroef wordt het schip hergebruikt. De mannen komen uit het noorden van Bangladesh. Ze zijn door honger verjaagd van vrouw en dorp om met blote voeten door de modder en met zware kettingen op hun schouder in het zuiden een schamel bordje rijst bij elkaar te werken. Met gevaar voor eigen leven, want als ze pech hebben krijgen ze ook nog een fataal stuk schip op hun hoofd. Een man vertelt dat als je een magneet bij zijn arm houdt, dat dan zijn arm omhoog komt, vanwege de staalsplinters. Een ander zie je tevergeefs een poging doen om de olie uit zijn nek te schrobben. Hij heeft net gehoord dat zijn dochtertje blind is geboren, omdat zijn vrouw tijdens de zwangerschap niet de noodzakelijke voeding heeft gekregen. Ondanks hun geploeter in de modder, wordt er nog toch nog veel naar de camera gelachen. Overlevers, dat zijn het.

Ik kan er niets aan doen, maar dwars door de beelden uit deze tragische documentaire dringen mijn eigen beelden van een lepeltje die ‘gewoon blijft liggen op een schuimkraag’ en flitsen van mijn blinkende 'retro' koffiemachine zich langzaam op. Op zich hebben film en koffieapparaat niet veel met elkaar te maken, maar voor mij vanavond wel! Ik vind het contrast ineens haast ondraaglijk en zit me toch een partij te schamen voor mijn aankoop! Dit is een duidelijke natrap van het ‘nee-kamp’. Hoezo zit ik bij de Nespresso-club en hebben zij niet eens een veiligheidshelm of vakbond? Waarom hebben wij zoiets als ‘peperkoek-koffie’ en zij niet eens groenten bij hun rijst? Hoezo staat het bedrag dat ik betaal voor mijn ene cupje gelijk aan een dagloon voor hen?

Die avond ben ik ervan overtuigd dat mijn koffie altijd bitter zal smaken. Inmiddels ben ik weer een paar cupjes verder en moet ik toegeven, schuldgevoel slijt. Net als bij de meeste mensen met vergelijkbare dilemma’s in deze complex geworden wereld. We willen het namelijk ook allemaal weer niet TE ingewikkeld maken.

Kom snel een keer een kopje koffie halen en dan hebben we het erover. Of zullen we het maar gewoon nergens over hebben?

donderdag 7 januari 2010

Volksverlakkerij


Voor oudjaar kocht ik een fles glühwein. Daar drink ik me deze koude dagen langzaam doorheen, want we zaten op oudejaarsavond natuurlijk gewoon aan de bubbels.

In de Tapas-bar van de week had ik zin in een passend Spaans drankje. Sangria, dus.

En....hee...hè?....HUHH???!!!! Het smaakte precies hetzelfde!!!! Wat ??!!!!

Het symbool van de winter blijkt precies hetzelfde te smaken als het symbool van de zomer! Doe snel de thuistest!

En waar het ‘Ijscuypje’ hier in de Pijp nog ‘een ingewikkelde business’ heeft van ijsjes in de zomer en stamppot in de winter, zie ik het al helemaal voor me… Het hele jaar door sta ik met hetzelfde kraampje en precies dezelfde flessen op de Albert Cuyp! Gouwe handel! Slechts een brandertje en een pannetje nodig voor de winter en hoogstens een zonnebril en wat ijsblokjes voor de zomer…‘Chrissies Wein, im schnee und sonnenschein!’

zaterdag 2 januari 2010

Handig


Waar mijn vader de eerste keer dat ik een liefje mee naar huis neem altijd wil weten of ze lekker kan koken – waarom is tot op heden onopgehelderd– vroeg mijn schoonmoeder mij in het begin “Ben jij eigenlijk handig, net als S.?”

Ik herinner mij iets gezegd te hebben als “Nwa, gaat wel…”. Ik bedoelde toen eigenlijk dat ik niet zo’n vrouw ben die geen fatsoenlijke gereedschapskist in huis heeft, zo eentje die gaat lopen afwachten tot vriendlief het wel komt opknappen. Al was het maar omdat vriendlief er bij mij niet in komt.
Ik realiseerde me vandaag echter dat ik eigenlijk gewoon eerlijk tegen mijn schoonmoeder had moeten zeggen; ‘nee, ik ben erg onhandig’. Deze kerstvakantie heb ik mijzelf namelijk weer eens gadegeslagen tijdens het decoreren van en klussen in mijn huis.

Het begon met het kopen van een kerstboom die veel groter was dan mijn woonkamer bleek te zijn. Ik kocht hem praktisch om de hoek, maar de boom was zo oncontroleerbaar kolossaal, dat ik diverse malen geholpen moest worden door omstanders om hem weer recht op de fiets te krijgen. Gelukkig prikken Nordmannen niet. Mijn laatste helper bood aan om hem mee naar boven te sjorren, hoewel zijn gezicht wel betrok toen het om drie hoog bleek te gaan. Ik sprak dus ferm ‘nee hoor, dat lukt wel, bedankt voor uw hulp’, sloot de deur en was alleen in mijn nauwe trappenhuis met een boom die op de Dam niet zou misstaan.
Wat volgde was een drie trappen durende martelgang, waarbij de stuclaag van de muren kwam, mijn dure Nordmann toch bleek uit kunnen te vallen en ikzelf bevestigd zag dat er aan mijn conditie in het nieuwe jaar weer gewerkt moet worden. Hoe ik de boom toch die krappe bochten om heb weten te vouwen, ik weet het niet, maar op een gegeven moment stond ie in de kamer. Daar bleek dat mijn plafond te laag was of mijn boom te hoog. Bij het verschuiven naar een hoger stuk trok het houten kruis onder de boom een diepe geul in mijn houten vloer. Nog voor het stalletje goed en wel stond dacht ik: ‘Waar ben ik nou in Jezusnaam mee bezig?’

Verder was ik vandaag bezig met wat reguliere klussen. Mijn poging om zelf een kapstok te maken heeft tot nu toe geresulteerd in witte verfvlekken op mijn nieuwe broek, terwijl het wit op de kapstok zelf maar niet wil dekken!
Ook zie je mijn vingerafdruk in de verf en klapte de kapstok op het laatst natuurlijk met de natte kant om op de krant, waardoor ik weer opnieuw kon beginnen. Het ophangen van bedlampjes boven ging al niet veel beter. Toen ik net had ontcijferd welke pluggen nou ook alweer voor gips zijn, had ik bij het indraaien een ‘lamme schroef’. Ik trok eraan en had de gipsplug met schroef in mijn hand en een behoorlijk gat in de muur! Na het lampje provisorisch over het gat te hebben geschoven ben ik het snoertje keurig gaan afwerken met van die witte haakjes. ‘Hoe doen andere mensen dit?’ vroeg ik mijzelf vertwijfeld af, toen ik weer met de hamer richting vinger ging in plaats van richting priegelig spijkertje.

Ik geef het toe: ik ben onhandig, heb geen geduld en ik wil geen vriend. Je zou zeggen dat ik zwaar in de problemen zit. Maar met de frisse moed die het begin van een nieuw jaar typeert lees ik vanavond lekker in bed bij een lampje en kan ik heus volgende week alweer mijn jas ophangen.