maandag 21 december 2009

maandag 7 december 2009

Seks


Jullie blog-lezertjes zijn in de stellige overtuiging dat jullie mij aan het volgen zijn op mijn blog, nietwaar? Klopt! Maar weten jullie wel dat ik jullie net zo goed aan het volgen ben? Met veel plezier nog wel! Ik heb een bijna verslavende neiging om dagelijks even te kijken wat jullie nu weer hebben uitgespookt!

Stiekem heb ik namelijk ‘Google Analytics’ geïnstalleerd op mijn blog. Daarmee kan ik jullie goed in de gaten houden. Zo kan ik zien dat Menno weer eens in Bulgarije zit en Pascal zich heeft verplaatst van Zimbabwe naar Botswana en dat ik in België een kleine schare mij totaal onbekende fans heb. Er zijn namelijk een aantal vaste lezers in België en ik ken maar één Belg. Ook zie ik of mijn broer in Australië nog wel geïnteresseerd is in de verhalen van zijn zus (I watch my Big Brother, hope he's watching me) en wie van mijn vrienden ook op vakantie mijn blog bijhouden. Ik kan niet alleen zien uit welk land mijn ‘bezoekers’ komen, maar ook hoe lang ze op mijn site blijven (dat zijn deprimerende cijfers!) en welke stukjes ze lezen.

De laatste maanden verdubbelde ineens het aantal ‘unieke bezoekers’, mensen die, met alle dubbele bezoeken eraf getrokken, naar mijn site komen per maand. Van 45 naar 90 bezoekers! Aaah, dacht ik hoopvol, eindelijk begint de mondelinge reclame te werken en doen de lezers wat ze moeten doen; ze zeggen het voort!

Toen ik eens wat langer studeerde zag ik wat er echt aan de hand was. Het stukje over de naturistencamping ‘met de billen bloot’ trekt al maanden tientallen viespeuken die op Google zoektermen als ‘billen’, ‘bloot in het zwembad’, ‘sauna piemels’, ‘naakte vriendinnen in tent’ intypen!! Ik verzin dit niet, zegt Sylvia Witteman in zo’n geval. Hè jakkes! Het stukje is veruit het meest ‘gelezen’ stukje van mijn blog en dat komt vast niet door de literaire kwaliteiten ervan.

Mijn bezoekers bestaan nu dus voor de helft uit hoog intellectueel publiek zoals jullie en voor de andere helft uit smeerpijpen die te krenterig zijn om een fatsoenlijke pornofilm te huren! (Ik weet ook wel dat dat precies dezelfde groepen zijn, maar ik heb de wereld graag ordelijk!) Vervolgens blijft de laatste groep twee seconden op mijn site om dan waarschijnlijk bronstig op zoek te gaan naar geilere plaatjes dan die Mexicaan met die Sombrero over zijn klokkenspel.

Om de groep ‘nieuwe’ bezoekers toch ook structureel iets aan te kunnen bieden -en wederom mijn bezoekersaantallen te verhogen- heb ik dit stukje ‘Seks’ genoemd en er een mooi plaatje bijgeplakt. Ik wil hierbij dan ook waardig afsluiten met: Naakt! Poep! Piemel! Potlood! Neuken in een donker bos! Nee, ik heb geen schriftelijke ‘Gilles de la Tourette’, dames en heren, dit is puur voor de kijkcijfers, ik bedoel, bezoekersaantallen. Even heel efficiënt mijn ster (ojee, daar ga ik weer) laten stijgen op de Google-ladder! Hits! Hit me! Hit me!

Zo, ben benieuwd naar het resultaat. Morgen weer even op Analytics kijken.

zondag 22 november 2009

Held


Heb vandaag een held gezien. In de onwaarschijnlijke persoon van de zoon van Pablo Escobar, de grote drugsbaron die zijn tegenstanders in Colombia stuk voor stuk uitmoordde.

Vandaag, op de Vrij Nederland-dag van het IDFA, bekeek ik van tien uur ’s morgens tot tien uur ’s avonds documentaires. Topsport, dat kan ik je verzekeren. De tweede film ‘The Sins of my Father’ ging over de zoon van Escobar, die, op zijn 16e, na de moord op zijn vader, onder een nieuwe naam met zijn zus en moeder een nieuw leven begint in Argentinië. Je ziet in de film wat een belachelijke jeugd deze jongen heeft gehad, met jetski’s, ontelbaar veel speelgoed en een vader die als hobby de meest dure exotische beesten aanschaft voor een privédierentuin. Tachtig procent van de handel in cocaïne in Colombia loopt via Escobar, dus er zijn nogal wat biljetten om uit te geven. Escobar, de vader, ontpopt zich in de film steeds meer als een niets ontziende schurk, die de ene na de andere zachtaardige politicus overhoop laat schieten door zijn mensen.

En dan de zoon. In de film zie je hem worstelen met het verleden van zijn vader. Hij heeft er niets mee te maken, maar tegelijkertijd alles. Hij houdt van zijn vader als de persoon die hij privé was, maar zijn daden keurt hij af. In zijn pafferigheid lijkt hij op zijn vader, maar in zijn vastbeslotenheid om ‘goed’ te zijn allerminst. Hij vertelt hoe de drugskartels ook achter hem aanzitten na de dood van zijn vader, benieuwd of hij in zijn voetsporen zou treden en de spiraal van geweld in stand zal houden. Hij besluit echter tot een nieuw leven en wordt architect. In de film schrijft hij een brief aan de zonen van de politici die door zijn vader zijn vermoord. Het komt zelfs tot een ontmoeting. De zonen van de hoofdrolspelers van het politieke toneel van Colombia van toen bij elkaar in één hotelkamer. De zoon van een moordenaar en de zonen van zijn slachtoffers. Een nazaat van een schurk en de nazaten van helden. Met zijn zorgvuldig gekozen woorden en zijn moed om excuses te maken blijkt de nazaat van de schurk echter ook een echte held te zijn. Over een paar dagen zal deze film op de Colombiaanse televisie te zien zijn. Dat zal veel emoties doen oplaaien!

Na de film komt niet alleen de regisseur, maar als verrassing ook de zoon van Escobar, de zaal inlopen. Een daverend applaus valt hem ten deel. Ik hou het niet droog. Wat een impact als je een personage uit een film ook ineens echt voor het doek ziet staan! Dat kan de kracht zijn van een goeie documentaire en van het IDFA om de hoofdrolspelers er ook echt bij te halen.

Na afloop staat de zoon van Escobar er ineens helemaal verloren bij in de lobby van Pathé. De regisseur krijgt alle aandacht en de zoon kijkt onwennig om zich heen. Ik ben nooit zo aanschieterig, maar durf hem toch even aan te raken en zeg ‘thanks’. Dank voor de moed om te praten en mij vandaag te laten voelen dat er nog helden zijn.

maandag 16 november 2009

Geloven




Dit weekend werden we achtervolgd door Klazen.

Op zaterdag keken we geen intocht op TV, maar deden we een dagje Friesland. En daar, midden in het wonderschone dorpje Tzum, ontwaarde we ineens een kleine samenscholing van mensen met in het midden….verrek, het achterend van Americo, die vroeger nog gewoon Schimmel heette. Het kind achterin had ook een glimp van een mijter opgevangen, dus die maande de moeder tot stoppen. De moeder echter zag geen brood in deze mini-intocht en reed plankgas door naar de volgende plaats: Franeker. In het wonderschone Franeker ontwaarde we ineens een kleine samenscholing van mensen met in het midden….verrek, het achterend van Americo, die vroeger nog gewoon Schimmel heette. Het kind achterin had ook een glimp van een mijter opgevangen, dus die maande de moeder tot stoppen. De moeder echter zag geen brood in deze mini-intocht en reed plankgas door naar… de buitenwijken van Franeker.

Wat zijn die Friezen toch eigenwijs! De Sint heeft nog geen staf op Schiedamse bodem gezet, door iedereen te volgen op TV, of hij loopt tezelfdertijd rond te stappen in Tzum en in Franeker en wie weet in hoeveel plaatsen nog meer! Leg dat je kind maar eens uit!

Toch is de ‘omnipresence’ van de Sint van alle tijden. Ik weet nog goed hoe ik vroeger uit de plaatselijke bibliotheek kwam, de konen nog rood van de ontmoeting met De Sint. Tijdens het boodschappen doen met mijn moeder kwam ik vervolgens in het winkelcentrum alweer de volgende Klaas tegen, ijverig bij elkaar gesponsord door de winkeliersvereniging. Ik hoor nog haar binnensmondse verwensingen aan het adres van diezelfde vereniging en haar wanhopige poging om deze verschijning te verklaren met ‘hulp-Sinterklaas’.

Op zondag besloten WIJ dat het tijd was voor een ontmoeting met De Sint in onze eigen dorp; Amsterdam. Op het moment suprême, staande op de brug over de Amstel begon het keihard te regenen. Er moest heel wat gezongen worden om de sfeer erin te houden. Maar toch, wanneer ik de Pietenploeg op skates aan zie komen sjezen en De Sint vanaf zijn boot zie wuiven, met al die dansende pieten om hen heen,…. dan krijg ik het weer. De neiging tot huilerigheid. Ik kan er niets aan doen, maar het DOET me gewoon wat. Als je het perse zou willen verklaren denk ik dat het iets te maken heeft met de moeite die zoveel mensen doen om dit tamelijk absurde sprookje in leven te houden. Al die geschminkte koppen, glimmende pakken die door iemand zijn genaaid, politie te boot die voor de gelegenheid P(l)ietsie heten, de pepernotenband en niet te vergeten die immer zwaaiende hand van de Goedheilig Man zelf. Misschien is de onschuld van het tafereel in deze verharde wereld.

Dit jaar had ik dus mazzel met het weer en viel mijn huilerigheid minder op, maar moet ik volgend jaar weer een stukje pepernoot in mijn oog simuleren? Ik heb er geen zin meer in, ik draai er niet meer om heen. Hoog tijd voor mijn Klaas-coming-out: in de goede man zelf geloof ik al een tijdje niet meer, maar in het feest des te meer!

vrijdag 13 november 2009

Maarten


Het was weer tijd voor het feest van Maarten, die zo aardig was de helft van zijn mantel af te staan. Ik denk dat dit achtergrondverhaal voor de gemiddelde snoep-ophaler niet echt gesneden koek is, maar Vrije School kinderen ontkomen niet aan kennis over de historische wortels van de feesten.

Tegen het einde van de middag op de elfde van de elfde verzamelt de ganse Vrije School zich in het Beatrixpark, waar ieder kind zich, met papieren lampion EN uitgeholde pompoen, wortel of rettich zich achter zijn of haar juffie schaart. Ineens blijken al die kinderen wel twee ouders te hebben, die het zich ineens wel kunnen veroorloven om gezamenlijk het kind te begeleiden op deze novembermiddag. De Sint Maarten-nostalgie bij de ouders is duidelijk groot. Dat moet ook wel als je geacht wordt thuis met je kind ook nog eens een pompoen uit te lepelen en op zijn minst het verhaal van Maarten uit te gutsen in de schil, waardoor je kind uiterst feeëriek tevoorschijn komt, daar in het Beaxtrixpark.

Er volgt een tocht met lichtjes door het park, begeleid door de het ijle Sopraan gezang van vooral de juffen. De kinderen vergeten van schrik mee te zingen. De tocht gaat naar de plek waar de oudste leerlingen middels verkleedpartijen en een vertelstem bestaande uit drie synchroon pratende achtstegroepers het verhaal van Sint Maarten nog maar eens vertolken: "Hier heb je nou die Maarten. Die ongedoopte Romeinse soldaat. Hij heeft mij zien staan en mij gekleed!" Dan vervolgen de kinderen hun weg door het park om bij het ‘Appelvrouwtje’ een appeltje te krijgen en van ‘De Rijke Man’ een muntje. De ouders drinken na afloop glühwein bij de vuurkorven en de kinderen worden steeds drukker naarmate de hemel donkerder kleurt.

Dan is het natuurlijk tijd voor het afschuimen der straten. Als kind werkte ik ontelbaar veel huizen af, noest doorzingend van 17.30 tot 19.30 uur, waardoor ik met een niet te tillen lading snoep thuis kwam, waar ik zeker een maand misselijk van kon zijn. Het was ook angstig, want je liep het gevaar dat een ouder kind jouw zak op het laatste moment jatte. Veilig thuis was het meest magische moment het omkeren van de plastic zak en het verdelen van de snoep in categorieën. ‘Fruit, pepernoten/hondenbrokken, verpakte minireepjes, schuimpjes en verdorie, altijd weer dat morele minitubetje tandpasta van de tandarts, die een blok verder woonde.

De inzet van de drie Vrije School kinderen is minder ambitieus. Ze doen ‘een paar deuren’ en ze zingen hun eigen repertoire. Door de ouders wordt, voor de deur openzwaait, geëist dat er overeenstemming is over welk nummer ze gaan zingen en ook de eerste noot wordt nog door de ouders ingezet, om de kinderen op weg te helpen. De mensen achter de deur zijn blij verrast over zulke ‘aparte’ liedjes en vinden het soms helemaal niet erg dat de liedjes vier coupletten duren. En soms ook helemaal niet erg dat er vijf volwassenen horen bij deze drie zangtalenten. De kinderen graaien verlekkert in de manden met snoep, die er in de loop der jaren niet verantwoorder op geworden is. In mijn tijd waren er meer mandarijntjes.
Een expat strooit wanhopig alle minimarsjes en snickers uit over zijn bed, waarna hij de kinderen uitnodigt om in zijn bed te komen graaien. ‘Zoiets was het toch, die gekke Nederlandse traditie?’ zie je hem vertwijfelt afvragen.

Voor alle onwetende expats, mijzelf en alle overige Nederlanders vertelt een website van een Vrije School wat wij, als ‘modern mens’, uit dit feest hadden moeten halen:

Betekenis voor de moderne mens:
Het St. Maartensfeest dient ervoor om in onszelf ook een kiem voor een nieuw leven te laten ontstaan. Het gaat er daarbij niet om dat wij letterlijk de helft van onze bezittingen geven (zoals St. Maarten met zijn mantel), maar dat wij met een vraaghouding naar de ander luisteren wat de medemens nodig heeft. Hij gaat figuurlijk bij zichzelf naar binnen.


Juist ja. Zo had ik het nog niet bekeken. De minireepjes zijn in elk geval heerlijk en gaan moeiteloos en letterlijk bij mijzelf naar binnen.

woensdag 4 november 2009

Stadsgeluiden


Zit thuis achter mijn computer en mijn bureau trilt. Mijn beeldscherm en de muren ook. Het café naast mij is aan het verbouwen en natuurlijk is de gehele fundering verrot. Complete wagens op rupsbanden worden naar binnen gereden en de hele buurt kan meegenieten van deze, nu al weken durende, operatie.
Daarnaast zit de bakker; ook daar geklop en gehamer. Nu, na maanden, is eindelijk de opening in zicht met waarschijnlijk niet eens een gratis brood voor alle gedupeerde af-en-toe-thuiswerkers, zoals ik.

Soms lijkt het alsof er in heel Amsterdam verbouwd wordt. Nog geen straat verder hebben we natuurlijk het projectje Noord/Zuid. Bij S. tegenover zijn ze al een half jaar bezig met betonmolens en aanverwanten; als het maar veel lawaai maakt. Als je gelukt hebt krijg je een briefje in de bus, maar je moet er vooral niet over zaniken, want je woont in de stad en dan ‘heb je dat’.

Ooit waagde ik het in een vlaag van verstandsverbijstering binnen te stappen bij de vorige eigenaren van bovengenoemd café. Ik had ruggespraak gehad met de ‘illegale’ Franse onderhuursters van de 1e etage, die bekenden dat zij ’s nachts geen oog dicht deden. De café-eigenaren vonden het namelijk nodig om iedere nacht rond vier uur pal onder hun raam flesjes te sorteren. Ik werd inmiddels ook al zo’n jaar of tien wakker van hetzelfde geluid, dus dacht ik in een opwelling: misschien realiseren ze zich dat niet eens. In al mijn legaliteit wilde ik op de bres springen voor de Franse meisjes en stapte monter het café binnen. Zo ging de scène:

Een hele rij vaste klanten, veel marktkooplui en ander fijnbesnaard volk, zitten aan de bar en kijken mij aan. ‘Wat mot je’ geschreven op hun zwijgende voorhoofden. Ook aan de tafeltjes verstommen de gesprekken en alle ogen zijn op mij gericht. De eigenaar staat achter de bar en maakt een glas schoon met zijn theedoek. Hij heeft een wenkbrauw wantrouwend opgetrokken.

“Uh… hallo. Ik ben de buurvrouw dus, van twee hoog (toen nog) enne…het hele pand wordt ’s nachts altijd wakker van het sorteren van de flesjes enne… nou, dacht ik… eh… zou het misschien mogelijk zijn om dat sorteren ook op een ander tijdstip te doen?”
Stilte. ……………..
Cafébaas met stemverheffing: “Ja, daar kenne we natuurlijk allemaal geen rekening mee gaan houden, hè. Wij zijn hier gewoon aan het werk. Jullie hebben zulluke aparte tijden. Wij werken hier gewoon. Soort as jij moet gewoon in het Gooi gaan wonen….”

Niets vermoedend was ik in de val gelopen. De cafébaas leek het aan zijn clientèle verplicht om hard op te treden tegen ‘soort as ik’. Het is ineens ‘harde werkers’ versus ‘studenten’, ‘Amsterdammers’ versus ‘kakkers/provincialen’.

Het is nooit meer goed gekomen tussen mij en het café. Het contact bleef beperkt tot een ‘mevrouw, u mag uw fiets daar niet neerzetten!’ en andere gezellige buurpraatjes. Wel werden er ineens geen flesjes meer gesorteerd om vier uur ’s nachts.

Ik vind het dus helemaal niet erg dat er nieuwe eigenaren in het café komen. Ik kan alleen niet werken zo, te midden van dat gedril. De stad uit, vlug! Ik spring op de fiets en rij langs het IJsselmeer. Heerlijk; rust en ruimte. Uiteindelijk bereik ik het schilderachtige Broek in Waterland. Ik zit nog nauwelijks aan de koffie (met taart, ja!) op een terras of de betonmolen aan de overkant slaat aan. Weg plattelands idylle. Help! Zouden ze in ’t Gooi ook betonmolens hebben?

donderdag 22 oktober 2009

Appels plukken


Herfst betekent appeltjes, dacht S., die nog echt met de seizoenen leeft. Dat krijg je er nou van als je kind op de Vrije School zit. Appels, dus. Ze had een hele camper vol Vrije Schoolkindjes bij elkaar georganiseerd om gezamenlijk de bomen van een helemaal in Flevoland gelegen bio-appelgaard te gaan plunderen. En toen was ze ……ziek………help…….wat…..nu?

Ik was zo goed niet of nam, met de nodige aarzeling, het regisseursstokje van haar over. Alle kinderen stonden al zo ongeveer in de startblokken en ik zag in gedachten al hun verdrietige gezichtjes. The show must go on. Er was echter één probleempje. Wij mogen, geheel volgens de regels van het bouwjaar van onze camper, heel veel kindjes achterin rond het campertafeltje proppen. Echter, veilig is anders. Minstens één Groot Mens dient erop toe te zien dat de kindertjes op de A10 niet met zijn allen op de tafel gaan dansen. Voor je het weet breekt de tafel.

De oplossing kwam in de vorm van twee puberzussen van een van de weinige Surinaamse vriendinnetjes van Z. op de Vrije School. Op school zitten nauwelijks Surinamers. Ook bijna geen Turken of Marokkanen trouwens. Zouden die thuis al genoeg seizoensfeesten hebben?
De zussen kwamen gezellig mee, op hun zilverkleurige sneakers, om achter in de camper een oogje in het zeil te houden en mij verder bij te staan in dit zo onverwachte avontuur. Als kersverse regisseur had ik al wel de bestemming gewijzigd in de ons zo vertrouwde appelboomgaard in de nabijgelegen Bollenstreek. Een appel is een appel, zeker voor de jeugd. Die zaten zoet achterin te luisteren naar één der zussen, die op lijzige toon een sprookje voorlas. Ik begon er zowaar een beetje zin in te krijgen.

Op deze eerste plukdag van het jaar waren de eerste rijen met plukbare bomen afgezet met roodwitte linten. Ik en mijn ploeg begonnen onmiddellijk fanatiek aan de appels te trekken. Hoe voorkom je ook alweer dat je aan elke appel een hele tak heb zitten, moet je nou rechts of links draaien? De zussen ontpopten zich tot noeste pluksters van het type: ‘Gadver!!!….ik durf die appel echt niet te plukken. Straks zit er een spin in! Bah, die appels op de grond zijn echt goor! Ze stinken! Ik durf niet door deze bomen te lopen, want kijk, daar hangt een spinnenweb…’. Misschien leven in Suriname in de binnenlanden nog natuurvolken, de Nederlandse Surinamer lijkt zich hier nog steeds tegen af te zetten. De kleuters hadden wel snel hun decoratieve mandjes vol en zo waren we spoedig toe aan de lunch op een kleedje in het gras.

De zussen stortten zich op de gehele broodvoorraad en dronken, net voordat de kleuters konden toeslaan, de biologische sappen op. Na de lunch ging ons team voor de tweede appelsoort en daarna voor de peren. Alle tassen bij elkaar bleken opeens een heleboel tassen bij elkaar te zijn en ik verschoot van de prijs die ik moest betalen. Na wat bemiddeling mocht ik twee zakken teruggeven –voor de luie zelfplukker- en was de voorraad nog net door mij en de kleuters te tillen. De zussen vonden het veel te zwaar. Een jongetje, tenger gebouwd en met een engelengezichtje, wilde persé de zwaarste zak tillen. Hij hield het vol tot hij met zijn hele gewicht OVER de zak heen tuimelde. Daarna vond hij het goed dat ik hem hielp.

Na de pluk gingen de kinderen lekker spelen in de speeltuin. De zussen hadden zich neergevlijd op de door mij neergelegde jas. Zij hielden geen oogje meer in het zeil, maar gingen onder zeil. Bekaf waren ze. Zoveel natuur op één dag, daar moet je ook echt van bijkomen.

woensdag 30 september 2009

Devotie


Geheel indruisend tegen de steeds verder oprukkende ontkerkelijking, spreidt Zonne (5 ¾ jaar) een enorme aanleg en interesse voor het geloof en de kerk tentoon. Wonderlijk, want zo vaak hebben wij het nou ook weer niet over god…

Waar het gemiddelde aangekondigde bezoek aan een winkel of museum op vakantie goed is voor het commentaar ‘bah, ik heb geen zin…’ kan een bezoekje aan de dorpskerk altijd op enthousiasme rekenen. De Franse kerken worden met gepaste eerbied betreden, waarna Z. zich spoedt naar het wijwater en dit plechtig aanbrengt op voorhoofd, beide schouders en haar navel-chakra. Ik heb haar zelf eens verteld dat katholieken een beetje water op hun voorhoofd doen, maar waar ze die navel-chakra vandaan heeft, ik zou het bij god niet weten.

Vervolgens schrijdt Z. door de gewelven, hier en daar wijzend op een beeld van Maria en het kindje Jezus; voor haar toch wel de meeste aansprekende figuren uit de bijbel. Dan moet er een centje komen om door een gleufje te werpen, waarna er een kaarsje kan worden opgestoken voor ‘haar doden’. Dit zijn altijd opa Jan en poes Skander aan wie zij slechts een vage herinnering kan hebben, want ze zijn beide overleden toen zij nog maar een baby was. Maar nog altijd brandt haar lichtje voor hen. Hierna volgt het onderdeel ‘zingen’, als akoestiek en het aantal andere bezoekers in de kerk het toelaten. Het hele jaar door zingt Z. haar lievelingslied, met een zwerig stemmetje, zo dicht mogelijk bij het altaar: ‘Maria die zoude naar Bethlehem gaan, kerstavond voor de noene….’. Het maakt haar helemaal niets uit dat we het buiten dat liedje om opvallend weinig over de ‘noene’ hebben. Laat staan dat de meeste mensen dit nummer in de kersttijd zingen. Pas als we de hele ceremonie met het water weer hebben herhaald kunnen we weer naar buiten.

Op Monumentendag waren we in een prachtige Amsterdamse kerk, vlakbij de Westertoren. Het goud glom je tegemoet, iemand (vermoedelijk een engel) was boven ‘live’ aan het zingen en de kaarsjes waren aan; allemaal elementen om een 5¾-jarige te laten watertanden. De koster zag haar en herkende een mede-gelovige. Ook in zijn ogen lazen wij een kinderlijke blijdschap over zoveel moois om hem heen. Of we ook even –ja eigenlijk mocht het niet, hoor- in de sacristie wilden kijken? We liepen door een klein gangetje naar het heilige der heiligen, waar hij- ja eigenlijk mocht het niet, hoor- de deur openschoof van de kast waar alle priesterkleden hingen. Glimmende mantels, die de meeste mensen vooral met de Sint zullen associëren, maar dan geen rode. Veel lichtblauw, lichtgroen en wit. Wel 4000 euro per stuk en in Rome met de hand gemaakt, zo sprak de koster vertrouwelijk. Zonne trok steeds harder aan onze broekspijpen. Ze wilde weg, want ze had wel vier keer het zinnetje –ja, eigenlijk mag het niet, hoor- gehoord en met haar 5¾ jaar vindt ze het nog helemaal niet leuk om dingen te doen die eigenlijk niet mogen. Jammer koster, weer geen zieltje gewonnen.

Laatst vertelde ze me vol verontwaardiging dat een jongetje uit haar klas had gezegd dat Jezus helemaal niet bestaat (van de Sint is het nog niet uitgelekt, maar blijkbaar hebben sommige ouders al wel besloten het bestaan van Jezus te ontkennen). ‘Maar Chrissie, we zien Jezus toch elk jaar in de stal?’ Met dank aan de levende kerststal die mijn vader ieder jaar organiseert zit ik nu met een soort Sintdilemma opgescheept. Moeder Maria, hoe ga ik dit nu weer oplossen?

woensdag 23 september 2009

Herfst


Nog geen dag na het officiële begin van de herfst heb ik hem al te pakken; de herfstdepressie. Ik voel me allerbelabberdst als ik in het Vondelpark langs het bankje van een zwerver loop. Hij kijkt mij, met priemogen boven zijn lange baard, aandachtig aan en zegt rustig: ‘U ziet er vandaag wel zeer aangenaam uit!’

Mijn gebruikelijke reactie op commentaar van mannen die iets vinden over vrouwen is op zijn minst een vuile blik, maar nu moet ik glimlachen en stamel iets van: ‘nou, dank u wel…’. Als het commentaar zo mooi wordt geformuleerd en zo hoffelijk wordt gebracht, dan lust ik het blijkbaar wel. Al voel ik mij verre van aangenaam. Met een iets lichtere tred loop ik door. Wat een fijne knuffelzwerver.

maandag 21 september 2009

Kettinglied


Het is een warme septemberavond. Door de Helmersstraat fietst een man. Vanuit de tuin van S. kan ik hem niet zien, maar wel horen. Hij zingt uit volle borst: ‘Gitaarmuziek….” Het galmt prachtig, zo tussen de huizen en ik herken de melodie! Ik galm terug: ‘klinkt door de Mexicaanse nahacht’..
Jammer, hij antwoordt niet.

Ineens heb ik een visioen. Een ultieme verbroederingsactiviteit voor ons, Amsterdammers. Of wie weet ook voor Zutphenaren, Oenkerkers of Limmenezen:

HET KETTINGLIED!

Men neme een overbekende hit en iemand die plotsklaps luidkeels ontsteekt in een, ik noem maar wat, ‘Krijg toch allemaal de kolere....’.
En dat je dan ergens boven een dakraampje ziet opengaan en een lage bromstem hoort: ‘val van mijn part allemaal dood.....’. Precies op dat moment passeert er een islamitische dame en vanonder haar sluier klinkt een besmuikt: ‘...ik heb geen zin om braaf te leren...’… Vervolgens neemt een omaatje met een krakende stem en dito boodschappentas op wieltjes het over: ‘....ik eindig toch wel, in de goot’.

Een lied dat zich voortbeweegt door de stad, van keel naar keel de straten door. Dat zou toch mooi zijn! En een ontdekking, dat er in al die verschillende mensen zoveel dezelfde deuntjes en teksten verborgen liggen te wachten tot een toevallige passant het wakker komt zingen.

Ik wil de lezer hierbij uiteraard uitnodigen dit experiment aan te gaan.
Bij voorkeur natuurlijk in de Helmersstraat, want daar galmt het reuzegoed.
Begin eens voorzichtig met ‘Een eigen huis….’ . Of, in de buurt van dertigers, met ‘Ik heb zo wa, wa, wa, waanzinnig gedroomd’. Je kunt het natuurlijk aanpassen per wijk. Als je door Bos en Lommer fietst misschien: ‘Aisha, aisha’ en dan maar hopen dat de bakker ‘ecoutez-moi’ terugzingt en in de Bijlmer zou ik ‘Kleine wasjes..’ eens proberen. Of in het echte buitenland; in de stad iets als ‘Like a virgin..’ en op het platteland misschien toch gewoon ‘op safe’ met ‘When I find myself in times of trouble…’.

Veel succes in dit tijdperk van standaard met koptelefoon uitgeruste medeweggebruikers! Geheel tegen de tijdgeest in wordt ons kettinglied natuurlijk juist een doorslaand succes. Wanhoop niet, oefening baart kunst! Het zal voor iedereen in het begin een beetje wennen zijn. Misschien komen er op den duur wel competities in verschillende steden of een postbus 51 filmpje. Laten we niet al te zeer op de zaken vooruitlopen. Tot zings.

maandag 7 september 2009

Mijn ding


Sommige schrijvende vrouwen zijn echt grappig en daarom helemaal ‘mijn ding’. Eerst was ik volledig in de ban van Sylvia (Witteman, Volksrant Magazine), toen ondekte ik opeens Aaf (Brandt Corstius, Nrc Next) en nu is het weer Paulien! (Cornelisse, Nrc Next).

Paulien Cornelisse heeft een boek, of meer een bundel columns geschreven:‘Taal is zeg maar echt mijn ding’. Het lag op een grote stapel op een kraam op de Uitmarkt met een groot vel ernaast; ‘meer dan 100.000 exemplaren verkocht, u kent dit van Paul de Leeuw!’.
Ik kende het helemaal niet van Paul de Leeuw. Daarbij was het werkelijk het Enige, maar dan ook het Enige boek op de Uitmarkt dat niet in de aanbieding was en toch… heb ik het na lang aarzelen gekocht. Geen geaarzel vanwege de prijs, maar vanwege de foto op de achterkant waarmee ik Paulien herkende als het meisje dat jaaaren terug in hetzelfde kleinkunstgroepje (CREA) zat als mijn ex. En Paulien vond mijn ex destijds wel een lekker ding en moest dat geloof ik ook zonodig kenbaar maken aan mijn ex, die toen nog gewoon ‘mijn ding’ was, dus heb ik Paulien sindsdien altijd ‘stom’ gevonden.

Nou, dat is voorbij. Mijn ex is niet meer ‘mijn ding’ en Paulien vind ik tegenwoordig helemaal niet meer stom. Sterker nog, ik vind haar uiterst gevatte stukjes schrijven over ‘taal’, een onderwerp dat zich uitstekend blijkt te lenen voor kritische observaties. Maar ook melige uiteenzettingen over hoe woordgebruik is veranderd in de loop der jaren of hoe zinnig en vooral onzinnig bepaalde woorden heden ten dage worden gebruikt. Ik ga binnenkort naar het theater om te zien wat Paulien op het podium allemaal uitvreet.

Ik heb wel iets vreemds geconstateerd in mijn liefde voor deze schrijvende vrouwen. De appreciatie blijkt erg afhankelijk van het moment. Bij Sylvia was ik eerst betoverd en ben nu zo vertrouwd met de stijl en de kwaliteit dat het soms bijna gaat vervelen. Mijn moeder had mij een heuse roman van Aaf toegespeeld. Over Meneertje Knipperlicht, die in het echt die engerd van Grunberg blijkt te zijn. Ik moest bij het lezen op de bank zo verschrikkelijk irritant giegelen, dat S. in de keuken nauwelijks meer kon studeren. Midden in de roman werd er gebeld en daarna ging ik (zonder hond) een rondje buiten lopen en vervolgde daarna mijn lezen. Ik moest helemaal niet meer lachen. Ineens vond ik het ‘gewoon’ leuk. Zo ook met Paulien. Ik had haar (boek) meegenomen naar een terras in Berlijn waar ik helemaal alleen zat te eten. Ik moest zo vreselijk lachen dat mijn pasta bijna van mijn vork viel en ik echt het gezelligste tafeltje was van het hele terras. Een dag later waren de laatste bladzijdes ineens weer ‘aardig’, zonder dijengeklets en tranende wangen.

Waarschijnlijk lijd ik gewoon aan ernstige en acute stemmingswisselingen. Zo niet, dan is mijn zeer persoonlijk advies; geniet van deze vrouwen, maar doe het, zeg maar, wel op het juiste moment.

vrijdag 28 augustus 2009

Met de billen bloot




Het lijkt me echt verschrikkelijk: een blote billen camping. Een naturisten- of nudistencamping. Herinner mij nog levendig een aflevering van Theo & Thea:
‘Waar gaat het eigenlijk over, Thee?’
‘Deze week gaat het over nudisme’
'Nu…wat?’
‘Nudisme, da’s als de mensen geen kleren aan willen’.
Ik geloof dat Theo & Thea vervolgens met papiertjes met getekende geslachtdelen op hun kruis door een denkbeeldig campingwinkeltje gingen shoppen. En er waren volleyballende naakte mensen. Hondje Trudy trok destijds ook al haar wenkbrauwen op.

Toch stopt onze camper ineens bij de enige blote billen camping uit het Frankrijkgidsje waarvoor ik vroeger werkte. Dat komt door mijn vriendin. Ik heb namelijk een ontzettende pure vriendin. Als je mij meer met cultuur zou moeten associëren, is het bij haar onbetwist natuur. Ze eet onbespoten, draagt af en toe hennep en wast haar haren wel eens met klei. Krijg je een beeld?
En dat pure gaat zover dat ze ook liever niets aan heeft. De hele vakantie doet ze al stiekem bovenstukjes uit. Ze ervaart de bustehouder namelijk als een knellend keurslijf. Ik zie het meer als een godsgeschenk. Voor mij betekent niets dragen geen ultieme vrijheid, maar vooral veel zwaaiend vlees en een overbewustzijn van mijn – op zich toch prachtige- lichaam.

Met de belofte dat ik alles aan mag houden, gaan we het er toch een nachtje proberen.

Het is nog stommer dan ik dacht. Mensen komen net vers uit Nederland op de camping aan, rukken hun kleren van hun lijf om vervolgens NAAKT de tent te gaan opzetten. Ik zie naakte mensen op bergschoenen en naakte mannen met alleen een autosleutel in hun hand naast hun Volvo op de parkeerplaats. Ik kan er niks aan doen, maar dat ziet er gewoon allemaal heel gek uit! In plaats van hard te lachen word ik eerst heel opstandig boos. Wat is dat hier voor gekkenhuis! Ik ben in de verkeerde film beland!
De volgende dag besef ik dat ik volslagen voor gek loop in mijn vakantiebroek en zomerhemd. Als geoefend antropoloog weet ik dat er maar één ding op zit: participatie. Dus uit die kleren en even later zit ook ik NAAKT naast het zwembad; badkleding verboden!

Wederom als antropoloog sla ik het gade. Het fascineert me enorm; welk type mens houdt van vakanties zonder kleren? Ik stel vast dat het echt niet alleen Natuurwinkel-types zijn, maar ook gewoon stucadoors-gezinnen met dubieus platte Rotterdamse accenten. Het is dus ook gewoon ‘Jan-met-de-pet’, want die mag je gewoon ophouden. En dan die pubers, die gewoon onbevangen lekker in het zwembad plonzen. Waarom zetten zij zich niet af tegen hun blote ouders?
‘De nudist’, hoe verscheiden ook, is wel eenduidig in zijn/haar hardnekkige bloterigheid. Ook als de zon al lang naar bed is of als het regent dat het giet, loopt men NAAKT. ’s Avonds wast iedereen naakt de vaat af en gaat men douchen in de douches zonder deur. De schaamte voorbij.

Ons experiment duurt uiteindelijk twee dagen. Ik moet eerlijk bekennen dat het ook wel wat heeft om voor het eerst in 36 jaar niet te hoeven kiezen wat je aan zult trekken ’s morgens. Mijn anti-gevoelens zijn veranderd in een voorzichtige vorm van sympathie. Het went ook om je bij praatjes op de camping te richten op de ogen en niet op het kruis. Maar nog steeds ben ik op de blote billen camping geen echte; meer een toerist, dan een nudist.

dinsdag 25 augustus 2009

Monsieur Le Docteur


Iedere zomervakantie gaat bij mij gepaard met minimaal één fysieke ramp. Vorig jaar had ik spit, dit jaar had ik bedacht dat het wel geinig zou zijn om in een doorn te stappen. Als je bestemming Zuid-Frankrijk is, moet je toch proberen op een andere manier origineel te zijn.

En zo gebeurde het.

We moeten zeer ingewikkeld achteruit een heuvel afrijden met de camper, na een mislukte poging om de ultieme wildkampeerplek te vinden. Ik stap uit om de stuurvrouw aanwijzingen te geven teneinde niet in het ravijn te storten. Dat is het moment waarop ik in contact kom met de 5 cm lange doorn die daar blijkbaar midden op de weg op mij heeft liggen wachten. Hij boort zich moeiteloos door mijn plastic schoeisel. Veel tijd om te kermen heb ik niet, want liggend op de grond valt me op dat er groene vloeistof uit onze motorkap spuit. Met een oververhitte motor maken we rechtsomkeert naar het dal.

En zo gaat het verder.

De volgende dag heb ik een dikke, pijnlijke voet en heb ’s nachts stiekem liggen janken van de pijn. Op naar de dokter, dus. Om die te vinden blijkt in het weekend in dit Franse dorp nog geen sinecure. Na tien keer bellen met keuzemenu’s vanuit de Pharmacie, blijkt Dokteur Coromines in het dorp 25 km verderop weekenddienst te hebben en mij wel te willen ontvangen.

Een hele reis en een kwartier in de wachtkamer verder, komt de dokter voor de volgende patiënt. Het is een wat oudere man met een flinke buik en een niet al te snuggere uitstraling. Hij kijkt eerst ronduit verlekkerd naar mijn vriendin in haar jurkje met slangenprint en vervolgens heel teleurgesteld als er een andere dame, zonder jurkje met slangenprint, moeizaam opstaat om mee te gaan naar de spreekkamer.

Dan ben ik aan de beurt. De spreekkamer houdt het midden tussen een garage en een opslagplaats. Midden in de kamer staat een stalen kast, met de deuren open en allerlei rommeligheden erin. Het papier op de behandeltafel is gescheurd, er omheen liggen allemaal proppen op de grond. Op het bureau van Monsieur Coromines prijkt een computer uit het jaar nul. Een houten draak en andere speeltjes staan er stof te vangen. Je ziet het meteen; dit is de wanorde van een man alleen. Terwijl de dokter gaat zitten valt mijn oog op een scheef hangende foto van de dokter in vis-tenue, compleet met camouflage-vest en schepnet. Dezelfde sullige blik.

Hoe ik heet, wil hij weten. Hij typt langzaam ‘Gaoot, Christel’. Ik zeg ‘de tweede letter moet een ‘r’ zijn’. Hij verandert: ‘Garot’. ‘Nee, de tweede letter’, zeg ik. Ongelovig staart hij mij aan met een van de domste blikken van de wereld en na vijf minuten staat mijn naam in de computer. Wat er gebeurd is, wil hij weten. Ik begin in mijn beste Frans en met gevoel voor drama te vertellen. Nadat hij twee minuten onafgebroken naar zijn scherm heeft gestaard, zegt hij op het spannendste moment in mijn verhaal ‘Bon, wat is uw geboortedatum?’.

Het slangenjurkje en ik kijken elkaar aan. ‘Het komt volgens mij niet helemaal aan’, zegt zij.

Ineens staat Le Docteur op en blijft in onverstaanbaar Frans murmelen. Hij gebaart dat ik op de behandeltafel moet gaan liggen en trekt nog snel even aan het gescheurde papier. Hij lijkt erg teleurgesteld dat de doorn er al uit is, maar, zo meent hij vanachter zijn vergrootglas, er lijkt wel een stukje doorn te zijn achtergebleven. Terwijl ik zeker weet dat dat niet zo is, lijkt die gedachte hem weer een beetje op te peppen. Hij zoekt zich een ongeluk in al die rommelbakken naar een tangetje. Daarmee gaat hij eens flink lopen trekken in mijn ontstoken voet aan een niet bestaand achterblijfsel. Ik gil het uit: ‘Ca fait mal!!’. Dat weet ik, zegt hij droogjes.

De dokter mompelt tegen niemand in het bijzonder iets over voetenbadjes; dat is althans het enige dat ik ervan begrijp. Als ik vraag of hij ook Engels spreekt, knikt hij ja, maar snapt vervolgens niets van mijn vragen. Weer die blik.

Ik heb het opgegeven. We wachten nog geduldig tot hij letter voor letter zijn receptje heeft uitgetypt en weten niet hoe snel we (hoe snel ben je op één been?) de praktijk moeten verlaten. Met een opengemaakte wond, waar Le Docteur voor het gemak maar even geen pleister op heeft geplakt. Incroyable.

In de apotheek van het dorp 25 km verderop breng ik verslag uit van mijn bezoek. Ik probeer dat neutraal te doen en trek mijn wenkbrauw maar een klein beetje op. Genoeg voor de apothekersdame om mijn veelbetekenend aan te kijken, een hand voor haar ogen te slaan en te verzuchten: ‘Tsja, Monsieur Le Docteur is een geval apart’.

maandag 17 augustus 2009

Ecologisch poepen


In een vorig leven reed ik in de zomer in een camper een maand door Frankrijk voor mijn werk. Nu doe ik datzelfde, maar nu heet het vakantie. Ik onderzocht destijds of de campings en vakantiehuisjes die ik bezocht een beetje ecologisch, charmant, natuurlijk, milieuvriendelijk en kleinschalig waren; allemaal begrippen die tamelijk rekbaar bleken in de praktijk. Gelukkig had ik die maand minstens 7.000 kilometer te verrijden waarin ik kon beslissen of twijfelgevallen nou wel of niet in het gidsje mochten.

Over één camping had ik destijds geen twijfel. Op die camping kon je namelijk ecologisch poepen. De campingeigenaar, luisterend naar de super Franse naam Sjaak, had op deze camping, met de super Franse naam De Groene Uitleg, bij iedere kampeerplek een eigen plas- en poeplek gecreëerd te midden van wilde struiken. In het midden van de mooi rond geknipte struiken leidde een paadje naar het midden, waar Sjaak een rond gat in de grond had gegraven met een heel rustiek ‘bankje’ ervoor, gemaakt van sterke takken. Sjaak was namelijk in het echte leven (campingbaas zijn is toch geen leven..) houtkunstenaar. Het idee was nu dat je de billen lichtjes liet leunen op het takkenbankje, waarna je idealiter je uitwerpselen rechtstreeks in het gaatje deed ploffen. Van gat naar gat. Schep aarde erover, WC-papier in een plastic zakje en zo verder tot Sjaak na de mededeling ‘mijn gat is vol’ precies ernaast een nieuwe WC voor je kwam graven.

Omdat ik dat ecologisch poepen bij dat bewuste keuringsbezoek niet had kunnen uitproberen - ik was immers aan het werk- besloot ik deze zomer eens in mijn echte leven (het bezoeken van campings voor je werk is toch geen leven…) als toerist terug te keren.

Sjaak was er nog. Jeanette (Sjanet), de campingbazin en hun mini-pony met vlechtjes in zijn pony waren er ook nog. En de kuikentjes en de geiten en… ja, hoor, het eco-toilet. Iedere ‘oase’, zoals de vijf campingplekken hier heten, zijn eigen poepgat. En het blijkt dus in de praktijk nog verrekte moeilijk, dat eco poepen. Hoe ver moet je je billen naar achter doen om… Hoe zorg je dan dat tegelijkertijd je plas in hetzelfde…? Ik wil je de details niet onthouden. En steeds maar die angst dat je rustieke bankje zal breken.

We zijn er een week gebleven. Konden we een beetje oefenen. En wat een feest was het om Sjaak op zijn oude Zundapp-brommer in de late avondzon achter de bergen te zien opdoemen, op weg naar weer een nieuw te graven poepgat. Zijn vervoersmiddel dan wel niet al te milieuvriendelijk (erfenis), maar het gesprek tijdens het graven altijd wel over overconsumptie, de kracht van de natuur of zijn gebrek aan nationalistische gevoelens. Zingend, altijd zingend, vervolgde hij dan zijn weg naar de versgebakken broden van Jeanette, pasgeboren kuikentjes of naar lekker wroeten in zijn moestuin. Duidelijk in zijn element, die vent.

Dus nu wil ik ook een pony met vlechtjes op mijn etage in de Pijp! En een Zundapp brommer om mee naar het werk te gaan. Twijfel nog wel een beetje over een eco-toilet…

donderdag 16 juli 2009

Zoethoudertje




Ben de komende vier weken weg. Verdwenen,.... ergens vuurtje stoken in Zuid-Frankrijk. Camper, boek, koffie uit een zakje en hopelijk veel rust en ruimte. Even pauze. Maar ik laat de lieve bloglezertjes niet met lege handen achter. Nee, nee... Drie verse portretten van mij en mijn slimme vrienden in een bootje in de Biesbosch lijken me genoeg om je vier weken mee te vermaken..... We waren voor 1000 euro per persoon op bootcruise ter gelegenheid van het uitkomen van de nieuwste Harry Potter film. Ja, een mens wil ook wel eens wat beleven....

maandag 13 juli 2009

Duvel


Soms hebben ontmoetingen niets te maken met het land waar je in reist.

Ik stapte in Parijs op de trein. In de lege coupé was maar één stoel bezet. Op die stoel zat een grote donkere man met een grote donkere zonnebril. Het nummer op mijn kaartje correspondeerde met het nummer van de stoel naast de zijne. Grijnzend nam hij zijn spulletjes van mijn stoel en ik plofte neer.

Hij was opgelucht dat ik Engels tegen hem sprak. Dat Frans kreeg hij toch maar moeilijk onder de knie. Hij was een Nigeriaan uit Parijs. Morgen zou hij weer vanuit Parijs naar Nigeria vliegen. Omdat het vliegticket vanuit Brussel goedkoper was, verdiende hij nu 800 euro door heen en weer te reizen tussen Parijs en Brussel. De logica van de reiswereld.

Amsterdam kende hij wel. De Bijlmer ook. Of ik veel Nigerianen kende. Helaas, ik moest bekennen van niet. Ik vertelde dat Nigerianen vooral beroemd zijn in Amsterdam om hun criminele activiteiten; de smeek-mailtjes waarin om geld gebedeld wordt. Ja, hij lachte betrapt, dat trucje werkte toch niet echt meer. Ze moesten maar snel weer eens iets nieuws verzinnen.

Of ik van wijn hield. Nee, zei ik, als ik drink dan is het een Belgisch biertje. Of ik Afrika kende. Toen ik vertelde over mijn reis van Amsterdam naar Ghana, moest ik het drie keer vertellen totdat tot hem doordrong dat ik een reis over land met openbaar vervoer bedoelde. ‘Why did you do that?’ vroeg hij vol ongeloof. ‘Did you like it?’ Na mijn bevestiging was het lang stil en aarzelend sprak hij ‘Oh, I see, as some kind of adventure’.

Ineens stond ie op. 'We need to go to the bar together', zei hij, ‘and than we talk’. Ik zei dat ik het wel prima vond om even te blijven zitten. Lichtelijk teleurgesteld ging hij in zijn eentje naar de bar.

Pas een half uur later kwam hij terug. Met een flesje Duvel en een flesje Leffe. O jee. Of ik ook een biertje wilde. Ik bedankte beleefd. Het was wel bot, maar een beetje duidelijkheid leek me geen kwaad kunnen en ik stond ook niet echt te springen om een 8,5% flesje weg te tikken. Hij opende het flesje Leffe, nam een paar slokken en trok een moeizaam gezicht. ‘I’m not much of a beer drinker myself’, was zijn uitleg.

Brussel Zuid werd al omgeroepen. ‘Can I have your phonenumber?’ vroeg hij voor mij totaal onverwacht. O jee. Ik aarzelde en zei ‘To be frank…’. ‘Oh, I see’ zei hij ‘you have a partner, I understand’. Er volgde een beladen stilte. Toen stopte de trein uiteindelijk toch. Hij pakte het flesje Duvel -it was nice meeting you- en de rest van de reis zat ik naast een lege stoel en een leeg flesje Leffe.

donderdag 25 juni 2009

Doof, niet stom


De afgelopen weken wordt ik geleefd door mijn werk. Het zomerprogramma is weer bezig. Dat betekent voor mij de zorg over 22 studenten en heel veel sprekers. Het gaat deze weken veel over strippenkaarten, slapende studenten wakker maken tijdens lezingen, cadeautjes voor de sprekers en telefoons op trilfunctie. Gelukkig gaat het ook om inhoud. En om de ontmoeting met inspirerende mensen.

De jongen in pak met bril op de foto hierboven heet Gijs. Gijs hoort niets en ziet nog maar 10% van wat je hoort te zien. Gijs is dus doofblind. Kun je het je voorstellen? Oordoppen in en een te donkere bril opzetten op een donkere dag en dat is dan je wereld.

Door middel van een tolk die Gijs zijn gebaren voor ons vertaalt in het Engels worden we op de hoogte gesteld van zijn verhaal. Hieruit blijkt dat Nederland nog niet zo goed raad weet met doofblinde mensen. Aangezien er weinig faciliteiten zijn om naar een gewone school te kunnen, moest Gijs naar een van de vijf scholen voor doven in Nederland. Op deze scholen ligt het niveau een stuk lager dan op een ‘gewone’ school, terwijl er met Gijs’ zijn hersenen helemaal niets mis is.

Als later blijkt dat Gijs ook blind aan het worden is moet hij naar de enige school voor doofblinden in Nederland. Gebarentaal was daar verboden, nu gelukkig niet meer. Niet tevreden met het niveau –Gijs heeft zich met zijn 10% zicht inmiddels ontpopt tot een echte boekenwurm- gaat hij met een eigen gebarentolk naar een gewone school. Tot hij verder wil studeren, dan wordt het de Nederlandse scholen echt te ingewikkeld.

In Amerika valt Gijs van de ene in de andere verbazing. Hier hoeft hij zich niet aan te passen aan de norm, maar blijken de mensen zich aan te passen aan hem! Hij hoeft maar te knikken of er wordt ingegaan op zijn wensen en noden. Wat een luxe! Hij studeert probleemloos vijf jaar in Amerika en keert dan terug naar Nederland. Zo kan het dus ook! So much voor de Nederlandse welvaartsstaat.

Hij is vastberaden om iets te gaan doen aan de minderheidspositie van doven en doofblinden in Nederland, wiens problemen niet worden gezien en gehoord. Wij schamen ons als groep blind voor onze onwetendheid over dit onderwerp. We vinden Gijs’ allemaal helemaal geweldig met zijn missie en kijken ademloos toe hoe hij zijn verhaal met zijn handen vertelt. Hopelijk is Nederland in de toekomst minder doof voor de noden van alle ‘Gijzen’ in dit land. En zou het er niet heel vrolijk uitzien (en heerlijk rustig zijn in de cafés) als we allemaal af en toe gebarentaal zouden gebruiken?

zondag 14 juni 2009

Bulgaars haar


Ik heb eindelijk de oplossing voor een al lang bestaand probleem. Ik kan niet goed kletsen met mijn kapper. Hoewel ik best aardig kan kletsen, en ook kappers daar over het algemeen niet vies van zijn, wil het gesprek tussen mij en de kapper maar niet vlotten.

Ik heb al heel wat kappers versleten; iedere keer als het haar mij boven het hoofd groeit ga ik zuchtend weer op zoek naar een nieuwe. Ooit ging ik voor dure en hippe kappers. Daar bleek de voertaal Engels en mijn haar na afloop niet eens zo hip, dus daar ben ik mee gekapt. Ook liet ik mij een tijdje knippen door een coole gast in een surfshop, die met zijn junglebroek en blote bast in een onverstaanbaar Amsterdams met zijn maten zat te ouwehoeren terwijl hij mij knipte. Starend in de spiegel naar mijn bleke hoofd, mijn wallen en droevige natte haren voelde ik mij verre van cool en de communicatie tussen mij en de surfdude kwam niet op gang.

Na een tip kwam ik terecht op de Rozengracht, bij een zaakje die alle landen van het Midden Oosten met elkaar verenigt. Werelvrede begint op de Rozengracht. De eigenaar is, geloof ik, een Koerd en in de zaak werken Turken, Iraniërs, Irakezen en andere Baklava consumerende oorden. Ik word daar niet alleen blij van de prijs die ik moet betalen na afloop en de lolly die er wordt uitgedeeld, maar ook van de culturele mix. Het blijkt niet veel uit te maken door welk ‘land’ je wordt geknipt; je haar zit altijd wel okay en het gesprek met de kapper is een variatie op ‘Waar kom je oorspronkelijk vandaan?’ ‘Oh, leuk, daar ben ik wel eens/nog nooit geweest’. Punt.

In deze zaak is het mij wel overkomen dat een kapper zich met grootse gebaren enorm ging uitleven op mijn kapsel; hij deed een soort Hans Klok imitatie waarbij hij, soepel jonglerend met kammen en scharen een ware knipshow ten beste gaf, met opstuivend haar en wilde bewegingen. De klant wil toch waar voor zijn/haar 10 euro, moet hij gedacht hebben. Ook vragen ze hier na afloop standaard of ze je wenkbrauwen even zullen doen. Wanneer je niet begrijpend je wenkbrauwen optrekt, leggen ze geduldig uit dat ze ‘wilde’ wenkbrauwen graag even zouden fatsoeneren. Laat dat nou net het enige schoonheidsadvies zijn dat mijn moeder mij ooit meegaf - kind, laat nooit wat aan je wenkbrauwen doen- dus ferm schud ik van ‘nee’. Gelukkig hebben ze nog nooit gevraagd of ze mijn oorhaar mogen bijwerken.

Gister had ik haast en moest nodig geknipt. In paniek rende ik een zaak binnen op de Jan Pieter Heije. Ik kon meteen doorrennen naar de wasbak. De baas van de zaak kwam vragen hoe ik geknipt wilde worden en vertaalde dat naar het Turks voor degene die mij ging knippen. ‘Oh, leuk Turkije’, zei ik, ‘daar ben ik wel eens geweest’ en begon verschillende Turkse steden op te noemen. De kapper keek mij mij via de spiegel geïrriteerd aan en zei nors; ‘Bulgaria’. Er daalde een rust over ons neer. Ik spreek geen Turks, laat staan Bulgaars en hij geen Nederlands en ook geen Engels. Heerlijk. Alleen toen hij mij als toetje een kwartier Bulgaars ging föhnen vond ik het lastig om mijn protest over te brengen. Dus liep ik naar buiten met Bulgaars haar. Maar ach, even onder de kraan en je ziet er niets meer van.

donderdag 4 juni 2009

Ruigoord



Vlakbij de Grote Stad, waarvan de inwoners zichzelf heel vrijdenkend en ruig vinden, staat een kerkje met wat huizen er omheen. Hier zijn ze nog veel vrijer en ruiger. Het dorpje heet dan ook Ruigoord.

Afgelopen weekend werd hier het Vurige Tongen Festival gevierd; drie dagen in teken van het gesproken woord, muziek en kamperen. Wij kwamen op de laatste dag nog even sfeer proeven. Wel met een (hippie?) camper, maar zonder blijven slapen.

Het eerste half uur voel ik me hier altijd burgerlijk. De wietlucht komt je tegemoet, zodra je je camperdeur opendoet en ik weet nog niet eens hoe je een fatsoenlijke joint moet rollen! Mensen lopen rond in de wonderlijkste uitdossingen -ah, daar hebben we natuurlijk Fabiola- en daar loop ik dan. In de stad misschien nog een tikje retro of alto, hier toch echt zwaar burgerlijk met m’n lelijke crocs en m’n gladde zonnebrilletje in het haar.

Al snel dringt door dat je het hokjes denken gerust achter je kunt laten in Ruigoord. Iedereen is (hopelijk) zichzelf en daardoor reuze verschillend.
En een adem dat dat geeft! En een vrijheid! Blijkbaar is die ogenschijnlijk vrije stad waar ik in woon toch nog een bepaald soort keurslijf. Je zou dit een alternatief keurslijf kunnen noemen, maar als je goed kijkt, zie je ook oude mannetjes in driedelig grijs met wandelstok en al een dansje maken voor het podium. En niemand die het gek vindt! En er zijn hier ook andere mensen met lelijke crocs of te nette kleren of helemaal geen kleren. Niemand vindt hier iets te gek.

Verweerde bordjes wijzen je naar verborgen juweeltjes als Tejoos Theetuin, waar je heeeerlijk in de zon kunt zitten tussen het riet en aan een meertje, genietend van een kruidige soep uit eigen tuin. Een juweel, maar ongeslepen, en daarom des te paradijselijker - nee, ik heb niks gerookt, dat vind ik gewoon. En de huizen, van buiten zo rijtjeshuiserig en braaf, zijn hier helemaal versierd met spreuken, beelden en andere uitingen van de creatieve geest. De geest mag gewoon uit de fles komen, zonder restricties. Zo is het ook met de optredens. Soms van een droevig soort amateurisme en dan ineens weer een vleugje fantastisch. Men probeert wat en soms lukt het!

Vanuit een van die oude rijtjeshuizen, uit een donkere, met tapijten bedekte en naar wierook stinkende woonkamer wordt buiten in het gras een goddelijk vismaal voor 7 euro geserveerd. We smullen, leunend tegen een aangespoelde tank en met onze tenen in een visnet. Hier hoef je niet aan een tafel, niet aan de fooi, niet aan de servetten. Geen pretenties, alles nonchalant, maar stiekem helemaal goed.

Hier word ik nou blij van. Van een wereld waarin alle slechte dingen in het leven even lijken uitgebannen. Van een wereld waarin nog gespeeld wordt door Grote Mensen; met taal, muziek of met beelden. Een utopie die je ook echt kunt bezoeken; daar rond dat kerkje aan het water.

woensdag 27 mei 2009

Wild


Soms realiseer ik me maar half hoe wild ik eigenlijk ben.

Voor het Hemelvaartweekeinde reserveerde ik een camping in Zuid-Limburg. Een aardige camping, een familiecamping nog wel, niet te veel aangeharkt en gegarandeerd Conifeer-vrij. Geen zwembaden, geen animatie en zelfs geen verse broodjes in de ochtend. Maar wel met een echt NIVON-echtpaar als beheerders; hij op de kleine tractor om je je plaats te wijzen en zij met halve bril in de receptie achter het reserveringssysteem.

Op dag 1 beginnen we optimistisch, zo tussen twee niet al te lelijke campertjes ingeklemd.

Zo, nou heerlijk, mooi uitzicht hoor, daar achter het hek in de verte. Zo kind, ga maar fijn spelen, je mag hier overal zelf heen rennen. Fijn hè! Goh, het geeft wel rust, hè, dat je gewoon weet dat je hier de komende dagen zult staan. Ja, dit wordt dan gewoon je uitvalsbasis. Wist je dat ze bij de camping hiernaast pizza’s bakken die je kunt afhalen? Toch even kijken of we stroom hebben.

Volgende dag.

Nou, eigenlijk zijn we toch alleen maar op de camping om te slapen. Lekker de hele dag op pad! Ik pis effe in de struiken, hoor, geen zin om helemaal naar dat lelijke gebouw te lopen. Jemig, de buren zitten echt onafgebroken naar ons te staren, hebben ze niks beters te doen? Wil jij de plasemmer nu weer even legen? Ah, dag buurman, nee geen probleem, dan verschuiven we ons kleedje toch gewoon even als je hier wilt voetballen? He joh, volgens mij hebben de buren het over jouw hemdje; je hebt ook helemaal geen beha aan!

Volgende dag.

We rijden stilletjes weg van de camping, met nog een nacht tegoed in het reserveringssysteem. Nog geen kilometer verder rijden we een heuvel op en parkeren de camper in het boerenland. Pas als we uitstappen komt de twee dagen uitgestelde diepe ontspanning terug in onze lijven en geest. Het kind piept nog ‘Vindt de boer dit wel goed?’, maar wij horen het niet eens, rekken ons voldaan uit en zuigen onze longen vol verse lucht die ons frisser voorkomt dan zojuist op de camping.

Eindelijk wordt hier weer tegemoet gekomen aan vakantiewensen van grote mensen; rust, ruimte en vrijheid. Het betekent ook dat wij al die potentiële campingvriendjes van onze kleine mens moeten vervangen, maar dat hebben we er best voor over. Ervaring heeft ons weer moeten leren; we houden het meest van wild kamperen.

woensdag 20 mei 2009

Feestmuts



Wat valt er te feestmutsen? Dit weblog bestaat over een half uur precies een jaar! Vijftig stukjes in een jaar, da's eentje in de week en twee weblog-vrije weken. Eens kijken of ik die frequentie nog een jaartje vol kan houden. Of hebben jullie nu wel genoeg gelezen????

vrijdag 15 mei 2009

Concerteritus


Ik heb al twee weken last van de Concerteritus, overmatig concert-bezoek. Mijn vriendinnen noemen me rusteloos, maar ik maak gewoon graag wat mee. Beter rusteloos, dan een saaie doos. En okay, okay, ik vind het ook behoorlijk ondraaglijk om mijn favoriete artiesten zonder mij erbij te laten optreden, dat is toch ook naar hen toe niet erg aardig. Het staat ook zo slordig, zo’n lege plek in de zaal.

Vijf concerten; vijf compleet andere sferen. Twee keer exotisch met Ayo in Paradiso en met Sarah Tavares in het Muziekgebouw. Bij het laatste optreden bleef iedereen zo keurig op zijn stoeltje zitten, dat Sarah op een zeker moment bijna opdracht tot dansen gaf. Iedereen ging braaf staan en probeerde minimalistisch te dansen, zo tussen de eigen stoel en die van de rij voor ervoor. De muziek was ook een tikkeltje te zoetig, dus dat hielp om het minimalistisch te houden. Ik was geloof ik het meest onder de indruk van die reusachtige ramen van het Muziekgebouw na afloop; wat een uitzicht, wat een feest! Wist je dat er een verrekijker staat daarbuiten waar je geen muntje in hoeft te doen om toch te zien wat de gasten van Wilhelmina-Dok op hun bord hebben?

Dan Lucky Fonz III in Paradiso. Wat een held is die jongen! Hoe hij nonchalant zelf het voorprogramma komt afkondigen en daarbij nog rustig even de zaal doordrentelt voordat hij aan zijn eigen ‘show’ begint. Ah, daar is zijn tante Nel en zijn achternichtje Truitje en dan is ie ook nog zijn setlist vergeten. “Had ik een schriftje bij me toen ik opkwam?’ is zijn opening. In een afgeladen Paradiso! En dan gewoon de prachtigste liedjes eruit knallen; een gouden combi. Dat je in de wereld van de popmuziek die scheel ziet van de dikdoennerij je gewone zelf durft te zijn, vind ik ronduit ‘cool’. Ik heb dan ook juist van hem een poster gekocht, schaam ik me niks voor.

Ane Brun, Patronaat. Ane draagt een veel te kitscherig hesje met een vlinder in zwart en witte glimmende lovertjes. Ai, ai, dat doet pijn aan de ogen. Haar ‘band’ bestaat uit drie, minstens zo wanstaltig uitgedoste, dames die als engelenkoor fungeren. Ane noemt ze liever haar ‘diamonds’. En inderdaad, als je je ogen dicht doet is het prachtig. Ane is, ondanks hesje, gewoon een dijk van een muzikant die met haar Noordelijke klanken en ontwapende commentaar de zaal lekker warm speelt.

Voor PJ Harvey in Paradiso heb ik geen kaartje. Bij aankomst blijken er meer mensen te zijn met dit probleem. Ik stel mij centraal op met een bordje “Kaartje over?” en probeer er zo nonchalant mogelijk bij te kijken. Andere zoekenden knopen een gezellig mede-slachtoffer praatje met me aan en kopen vervolgens een ticket voor mijn neus weg. Gelukkig word ik snel assertiever en kom met veel ellebogen werk en voor een goeie prijs binnen in de kokende massa die geduldig wacht op Polly Jean.
Ze stelt niet teleur. De in driedelig gestoken en toch bijna bejaarde bandleden weten een prachtig Harvey decor te schilderen. Harvey zelf is best bizar, maar in haar eigenheid ook weer zo sterk. PJ Rocks. Dat wereldvreemde heeft ook een absolute aantrekkingskracht. Het keurige Britse accent tussen de nummers door blijft even wennen.

Ik ben voorlopig weer even uitgerockt. Hoewel, misschien kan ik een keer bij OOR solliciteren, dat levert het ook nog wat op. Over twee weken heb ik in elk geval weer een kaartje voor de kleine zaal Paradiso en verrek, wat zie ik nou, Rory Block speelt eind mei in P60…..

maandag 4 mei 2009

Op de koop toe


Geen ochtend sta ik uit vrije wil eerder op dan het licht. Kijk wel lekker uit. Ik beeld me graag in dat ik minstens negen slaapuren nodig heb om enigszins te functioneren. Natuurlijk is vroeg opstaan vooral een kwestie van gewenning, maar dat wil de schone slaapster in mij niet horen. Je kunt je dus voorstellen hoe Sig reageert als ik een keer per jaar uit vrije wil in het donker het bed uit sluip. Ze is verbijsterd. Vooral als je de reden kent; kraampjes en kleedjes vol met afgedankte rotzooi van anderen.

Koninginnedag is voor mij geen bier en vette hamburgers, maar tweedehands Cd’s, kleding en leuke-dingen-waarvan-ik-nog-niet-wist-dat-ik-ze-nog-niet-had. Dit jaar was ik zelfs te vroeg! Ik stond om half zes op de Apollolaan en het was nog te donker om te kunnen onderscheiden wat er op de kleedjes lag! Wel amuseerde ik me kostelijk met de talrijke scheldpartijen om mij heen tussen onuitgeslapen mensen die meenden met tape hun plekje te hebben gereserveerd en nu iemand anders serviezen en teenslippers op HUN plekje zagen uitpakken. De politie had het er maar druk mee. Gemoedelijk is anders. Het beschaafde van Zuid was natuurlijk altijd al een dun laagje vernis.

Toen het licht werd kwam iedereen tot bedaren en kon ik met een stevige tred en een geoefend oog de kraampjes langs. Heerlijk; struinen! Mensen om mij heen die niets vermoedend hadden geopperd mij te vergezellen had ik botweg afgewezen; deze dag ben ik gezellig alleen en laveer ik ongehinderd van kraam naar kraam. Ieder jaar denk ik ‘nou, dit jaar is het aanbod toch wel mager’ en ieder jaar sjouw ik rond het middaguur weer met drie volle tassen rond. Koninginnedag bestaat uit tradities.

Merkwaardig ook hoe al die uitgegeven eurootjes samen dan toch een astronomisch bedrag kunnen vormen. Zo sprak mijn vriend in designbloes altijd al; ik koop gewoon één bloes van 100 euro, waar jij 50 bloesjes van 2 euro koopt. Wie is hier nou goedkoop uit, wie is hier nou duurzaam? Om over gebrek aan kastruimte maar niet te spreken. Zuchtend constateerde ik dan ook aan het einde van de middag dat die geinige retro-tassen slechts 2 euro waren; daar kan je ze toch niet voor laten liggen. Uit de doos waar met grote letters GRATIS op stond stak ook nog een heel aanlokkelijke schoudertas, met alleen maar een kapotte rits. Mee naar huis dus.

Bij het uitstallen van de buit thuis op de tafel, een ritueel bijna net zo hemels als de strooptocht zelf, inspecteerde ik de kapotte rits van de gratis tas. In het vak zat 35 euro. Gratis tas met bonus op de koop toe! Vast een tegemoetkoming in mijn ongebreidelde spendeerdrang. Kwantumkorting van alle verkopers samen. Verkopers, langs deze weg, bedankt!

woensdag 22 april 2009

Lejo

Het hulpmoederschap kent vele verschrikkingen. Gewekt worden door een te wakkere kinderstem op een te vroeg uur, een permanent afgeleide partner en het uren en uren verplicht verpozen in een van de vele speeltuintjes die Amsterdam rijk is, vormen slechts een willekeurige greep uit het totaalpakket aan ontberingen.

Er zijn echter, toegegeven, ook heus wel zonnige kanten aan het hulpmoeder-bestaan. Naast het optimaal benutten van je dag (want toch vroeg gewekt), het ongemerkt doen van de raarste uitspraken (want je partner is toch afgeleid) en het uren en uren geoorloofd nutteloos niksen (zogenaamd druk met kijken of het kind niet van de schommel valt), is dat vooral het schaamteloos meegenieten van kinderboeken, -theater en films.

Heerlijk vind ik het om mijn overwerkte brein te ontspannen bij een DVD’tje van Molletje of Buurman & Buurman. Mijn eigen Tv-kijkend verleden blijkt achteraf gezien een goede voorbereiding op de universiteit, want zowel Paulus de Boskabouter, Meneer de Uil als Calimero blijken hoogst ingewikkelde taal uit te slaan, waar geen moderne kleuter een touw aan vast kan knopen. Ook zo fijn zijn de boekjes over hazen met liefde van hier tot naar de maan en van eendjes met brilletjes naar hun eerste schooldag of van Heksje Foeksia die rondvliegt op haar vliegende tandenborstel. En dan moeten we Pluk en de GVR nog allemaal krijgen!

Vanmiddag was ik weer blij met het excuus-kind waarmee ik mijzelf toegang verschaf tot de wonderlijkste theatervoorstellingen. Deze keer een van Lejo. Lejo doet de hele show alleen maar met zijn handen. En die handen veranderen van een loeiende stier in een clowntje in een wegvliegende vogel. Lejo is dus een behoorlijk handige jongen. Ik zat ademloos naar hem te kijken; naar zijn handen en naar zijn hoofd. Wat een vrolijk hoofd! Echt zo’n hoofd waarmee je wel theatermaker MOET worden. Hieronder volgt een korte impressie van Lejo’s handen. Voor zijn hoofd moet je zelf maar eens een voorstelling gaan bekijken.

woensdag 15 april 2009

Safari


Voor mensen die door de 100%Crisis geen geld meer hebben voor een verre vakantie (ik ken ze niet, jij?) heb ik een tip. Safari in Nederland. Nee, niet in een busje vol makke schapen door de Beekse Bergen, maar een heuse wild excursie. Net als in Kenia en Zuid-Afrika moet je wel vroeg op. Maar dat is dan ook een van de weinige nadelen.

Zo reden wij op een zaterdag om zeven uur ’s morgens de straat uit. Voor mij was het een verrassing waar ik zou belanden -ik had al flink gesputterd over de aanvangstijd van dit feestje- maar ik zou ‘er echt geen spijt van krijgen’, had mijn vriendin bezworen. En toegegeven, als je eenmaal uit bed bent, zijn die vroege ochtenden in de stad eigenlijk heel bijzonder. En niet alleen in de stad, zou later blijken. In de auto ontving ik, net als in een spelshow, een envelop met een aanwijzing; het uitgeknipte hoofd van een hertje landde op mijn schoot. Net iets te laat arriveerden we op de plaats van bestemming; een bos in ’s Gravenland (waar? Bij Hilversum in de buurt).

In de verte zagen we een groepje mensen staan, rondom een man die later bleek de boswachter te zijn. Wij voegden ons, excuses prevelend, bij het gezelschap wat later bleek een kudde mensen op reeënexcursie te zijn. Ik heb nooit zoveel met de natuur, tenminste niet in excursiezin. Ik vind het heerlijk om al pratend door de natuur te wandelen, maar ik ben niet zo’n verrekijkerig type. Dus de keuze voor dit verrassingsuitje van vriendin was uiterst gewaagd. We staken in onze stadse kledij ook vreemd af tegen de groene laarzen en de afritsbroeken. Maar toen de boswachter eenmaal de nog warme kuiltjes aanwees waar –waarschijnlijk vannacht nog!- de reeën in hadden geslapen kon ik toch niet anders dan met het mondje gesloten en de oogjes op scherp de groep volgen die van de gebaande paden het bos in trok.

Na een tijd zagen we in de bedauwde velden de witte kontjes van een vijftal reeën. Alle telescooplenzen werden in gereedheid gebracht en er werd driftig geklikt. Ik genoot van de aanblik, van de herten en van de mensen. En we hadden mooi wel wild gespot! Aan de andere kant van het bos waren wij het zelfs die de reeën als eerste zagen. Na één excursie al geoefende kijkers. Berefanantiek.

Om met Farce Majeur te spreken.. dat kan toch allemaal maar,….dat kan toch allemaal maar,….. dat kan toch allemaal maar in Nederland! Dus mocht je je na een feestje om zeven uur ’s morgens nog niet wild genoeg voelen; je weet waar je moet zijn.

zondag 5 april 2009

Babyfoon


Als het kind slaapt op de zolderkamer staat de babyfoon aan. Het is allang geen baby meer, maar je wilt haar toch horen roepen als haar bed weer eens vol zelfgefantaseerde spinnen zit of wanneer ze lijdt aan een acute dorstaanval.

Van de week kreeg ik een rolberoerte. Uit de babyfoon kwam ineens een snurkgeluid. Geen kleuter gesnurk, maar duidelijk de snurk van een man op leeftijd. Het was een hard en zagend geluid. Vol ongeloof ben ik gaan kijken bij de kleuter, die wel ademde (…oh, gelukkig) maar niet snurkte! Wie is dan in godsnaam die kerel die, snurkend en wel, mijn woonkamer binnendringt? Ik vind het wel erg intiem worden allemaal! Mijn buren zijn, voor zover ik weet, allemaal jong en niet zo diep snurkend.

Toch moet er ergens in De Pijp een man in bed liggen te snurken op tijden dat alleen kleuters in bed liggen. Heel fascinerend. En wat voor geluiden ga ik allemaal nog meer ontvangen op dat wonderdoosje dat babyfoon heet? Wel fijn om te weten dat ik met deze snurkende man blijkbaar precies op één golflengte zit.

woensdag 25 maart 2009

Nieuwe poes




Mijn vriendin wil een nieuwe poes. Daar ben ik mooi klaar mee. Nu moet ik mee naar een kattententoonstelling. Mijn nieuwsgierigheid naar de wereld achter de poezenliefhebber wint het van mijn afkeer van raskatten. Ik ga dus mee.

Twee hallen van een groot complex in Zwolle zijn gevuld met raskatten. De meneer achter het tafeltje van de entree begint maar eens met een foute grap over ‘een vrouw een glimmend poesje bezorgen’ tegen onze Zonne van 5! De sfeer zit er meteen goed in....

Daar liggen ze dan, in hun kooitjes bekleed met lichtblauwe stofjes, hangmatten, speelgoedmuizen; honderden aristocratische poezen. Elk met een nummer aan hun kooitje, die verwijst naar hun merknaam in de catalogus. Abessijnen, De Blauwe Rus, De Heilige Birmaan, Maine Coons; van de helft heb ik zelfs nog nooit gehoord.
En daar zitten ze dan, op hun klapstoeltjes achter de kooitjes, met hun thermoskannen en soms een meegebracht broodje of een ‘Margriet’; de baasjes van de poezen. Ik zie één baasje slapend achter zijn poes zitten, maar de meeste baasjes laten geen moment onbenut om uit te weiden over de liefde voor hun trouwe huisgenoot. Ik registreer een enkeling in een fleece-trui met poezenvoetafdrukken, maar gelukkig zijn er ook baasjes in motorpak.

Een mevrouw vertelt dat ze in huis elf kattenbakken heeft staan voor haar lieveling; dan krijgt het kattenbak verschonen toch een hele nieuwe dimensie! Een meneer tilt zijn ‘Somali’-poes voor ons uit het kooitje en vertelt dat hij zo heerlijk met deze poes kan kletsen. Dit is een poes die terugpraat. Nu word ik toch wat enthousiaster over raskatten -eindelijk iemand om mee te praten- alleen valt mijn vriendin op slank en ik op model theemuts. Wij vallen kortom op ons eigen postuur.

Een baasje, die niet kaal is, heeft toch een kale poes. Ik volg haar naar het show gedeelte van de tentoonstelling, waar zij mij toevertrouwd heel nerveus te zijn over de uitslag van de competitie, omdat de kale poes zijn titel ‘Champion’ in de categorie tot 10 maanden moet verdedigen. Ik knik begrijpend en staar vol ongeloof naar het haarloze beest. Champion? Het gaat er serieus aan toe bij de keuring; de keurmeesters dragen witte jassen en spreken soms Engels met een Duits accent; het is zowaar een internationaal gebeuren hier in Zwolle.

Ik kan mij maar met moeite losrukken van de kraampjes met speeltjes voor de kat, een elektrische speelpaal, een poezenfotostudio… Er gaat werkelijk een wereld voor je open. Mis hem niet, die volgende kattententoonstelling bij jou in de buurt!

woensdag 18 maart 2009

Silent disco


Het was vrouwendag. Akke en ik waren ‘s middags in De Balie om door Angela Groothuizen ‘herself’ geïnterviewd te worden over een etentje dat was georganiseerd bij Akke thuis. Dit alles in het kader van de Mama Cash-campagne ‘Cooking up a revolution for womens rights!’. Angela wilde weten of we lekker hadden gegeten en of het gezellig was; kortom, echte feministische thema’s. De hele zaal was afgeladen met vrouwen; het blijft bijzonder om je op basis van je sekse/gender te groeperen. Dan valt des te meer op hoe verschillend al die vrouwen zijn. Dat heb ik nou ook altijd in de sauna.

Misschien kwam het door het biertje na afloop. Misschien door al die verschillende vrouwen. Misschien door de lente die buiten De Balie voorzichtig de krokusjes uit de perkjes omhoog deed komen. Misschien ben ik wel teveel een huismus geworden of was het niet slim om weer geen Carnaval in het Zuiden te vieren. Inderdaad, waarschijnlijk was het een combi….maar ik kreeg toch zo’n VERSCHRIKKELIJKE zin om te dansen! En dat overkomt me, het moet gezegd, maar zelden. Nu nam zich echter een zinderend gevoel van mij meester, een broeierigheid die zich alleen maar wilde ontladen in een spetterende schreeuw van levensvreugde! Yeah! Let’s dance! Let’s party!

Ak was niet helemaal lekker en ging naar huis. Ik had mijn vriendin in mijn eigen huis besteld, dus nu zelf niet naar huis gaan, zou best onvriendelijk zijn. Bovendien, in mijn eentje uitgaan leek me dan weer minder gezellig. En wie kun je nou bellen met zo’n acute wens op een verlaten zondagmiddag? Alleen het nadenken daarover bekoelde mijn enthousiasme.

Braaf thuisgekomen was ik zo onrustig als een doorgedraaide tijger in Artis. Ik bleef maar rondjes lopen. Pakte een biertje uit de koelkast (doe ik nooit, dus mijn bier is altijd over de datum) en besloot; ‘ik niet naar de disco, dan de disco maar naar mij’. Vanwege de buren zette ik mijn koptelefoon op, geluid flink hard en…helemaal los ging ik op de dans CD’s die ik voor mijn laatste feestje maakte. Franz Ferdinand, The White Stripes…. bloesje uit…… Africando en Dusty Springfield…… was dat echt zweet op mijn rug?

Wat een uitkomst dit! Een erg sociale danser ben ik toch al nooit geweest en nu hoefde ik niet eens met iemand anders te dansen! Ondanks het redelijk korte draadje van mijn koptelefoon lukte het me om niet bij elke beweging tegen de bank te stoten. Sig hoorde in de keuken alleen mijn ingenieuze voetenwerk, veel gehijg en af en toe een valse flard poging tot meezingen. De gordijnen had ik dichtgedaan, want ik weet van De Parade hoe mensen er in de Silent Disco uitzien. Bizar.

Maar ik was gelukkig en voelde mij een vrije en onafhankelijke vrouw. Werd het toch nog een waardige vrouwendag.

donderdag 12 maart 2009

De Vooruitgang


De moderne mensch leeft in permanente angst. Voor als HET weer gebeurd. De Technische Tegenslag. Daar kun je tegenwoordig bijna niet meer omheen. Ben je lekker aan het surfen en dan moet je, shit…. inloggen. Weer een inlognaam bedenken en help, weer een wachtwoord dat sterk, zwak of misselijk is uit je duim zuigen. En natuurlijk doe je altijd dezelfde, want hoe kun je anders voorkomen verstrikt te raken in het wereldwijde web? Er is meer informatie te verkrijgen dan ooit, maar er zijn ook zoveel hindernissen bij gekomen. 'Woordverificatie' bestond nog niet in mijn gelukkige jeugd.

Fijn, een nieuw abonnement voor mijn mobieltje, maar waar ligt die nieuwe SIM-kaart ook alweer? En hoe wijzig ik ook alweer mijn pincode? Eerst weer inloggen op de site van de provider (wat is dan nu weer mijn inlognaam?) en dan naar ‘help’… ‘Uw vraag heeft 0 resultaten opgeleverd’. De gebruiksaanwijzing van de telefoon dan maar! Lekker ouderwets; een papieren boekje. Maar oh, wat zijn dat verschrikkelijke dingen; gebruiksaanwijzingen! Je vindt nooit wat je zoekt!
In godsnaam, de provider dan maar bellen. Help, een keuzemenu! Wat een verschrikkelijke dingen zijn dat toch, keuzemenu’s ..Oh, wacht eens even, toch een echte mevrouw aan de lijn? Ik kom geen stap verder met haar advies. Weet je wat? Ik loop gewoon even ouderwets naar de belwinkel, hier om de hoek. En ja hoor, in nog geen minuut heeft de Aziatisch ogende medewerker, zijn misprijzen voor weer zo’n onwetende klant knap onderdrukkend, mijn pincode gewijzigd.

Je ontwikkelt een gevoel voor waar de Technische Tegenslag zoal kan opduiken. Er ontstaat vermijdingsgedrag. Ik probeer zo min mogelijk keuzemenu’s te bellen. Zo min mogelijk wachtwoord-sites te raadplegen, laat staan gebruiksaanwijzingen. Geen foto’s per e-mail te versturen, NIETS te doen dat met UPC te maken heeft, niets te downloaden (dat loopt weer vasssssst!) en al helemaal niet te verhuizen (dan vraag je natuurlijk om massa’s Technische Tegenslagen). Blijf waar je bent en verroer je niet!

Op sombere dagen denk ik dat het aan mij ligt, maar Sig is nu ook al drie avonden bezig haar nieuwe digitale TV te installeren. En dan zijn wij nog jong van geest; denk eens aan al die arme bejaarden die verdwaasd om zich heen kijken in deze ontoegankelijk geworden wereld. De zogenaamde vooruitgang brengt veel stress met zich mee. De belofte van verbetering betekent in de praktijk vaak een verslechtering; dingen worden nodeloos ingewikkeld. En de beloofde tijdsbesparing neemt toch wel opvallend veel tijd in beslag. Nee, ik zie die loketbeamte en de SRV-wagen nog wel terugkeren! Of de typemachine. Okay vooruit dan, de elektrische variant met correctietoets.